|
#1
|
|||
|
|||
'Wij storen anderen mensen'.
'Wij storen andere mensen'
Kinderen met een gedragsstoornis zetten zich af tegen hun label 'abnormaal' donderdag 06 oktober 2011 BRUSSEL - Er zijn almaar meer kinderen en jongeren met een etiket 'gedragsgestoord'. Meestal hebben ze er zelf niet om gevraagd. En ze willen liever niet in aparte scholen terechtkomen. Wat is een gedragsstoornis? Wel, dat is een stoor-nis. Dat stoort andere mensen. En hoe gaat dat dan bij jou? Soms flip ik en soms niet. Iedereen doet dat wel een keer. Ik flip tegen u, gij flipt tegen mij, wel, ik flip nog harder tegen u, zo doe ik dat! Zijn er veel kinderen met een gedragsstoornis? Heel veel. Zeker de helft van de wereld! Wat is ADHD? Dat is in procenten. Mijn vriend heeft 15 procent ADHD. Dat is niet zoveel, maar hij heeft het toch. Als hij vecht, dat is niet normaal! Hij vliegt daar gewoon in! Ik heb ook ADHD, voor één procent. Er zijn er ook met 100procent niets. Aan het woord zijn jonge kinderen die les volgens in het type 3-onderwijs. Dat is bedoeld voor kinderen met een gedragsstoornis. Tien jaar geleden zaten er 1.300 kinderen en jongeren in dat onderwijstype, nu zijn het er al bijna dubbel zoveel. De vraag die zich opdringt is dan: zijn al die verwijzingen, en al die diagnoses terecht? Of worden we met zijn allen intoleranter ten aanzien van jeugdig gedrag dat 'anders' dan doorsnee is? En vooral: wat denken kinderen en jongeren daar zelf over? Het Vlaams kinderrechtencommissariaat wilde hun stem in dit debat horen en liet een onderzoek uitvoeren door de afdeling psychologie van de Universiteit Gent, onder leiding van professor Stijn Vanheule. Dertig kinderen en jongeren uit een school, een internaat en uit een instelling voor bijzondere jeugdzorg kregen de kans om te vertellen hoe zij het ervaren om 'in een hokje' te worden gestopt. 'Jonge kinderen identificeren zich haast met hun diagnose', zegt onderzoekster Nancy Vansieleghem. 'Ze zíjn hun ADHD. Ze zeggen niet: de ander heeft mij boos gemaakt. Ze zeggen: de ander heeft mij ADHD gemaakt. Zelfs wanneer ze creatief zijn, of goed kunnen sporten, zien ze dat als een uiting van hun ADHD. Adolescenten zijn kritischer en nemen meer afstand. Ze vragen, terecht, aandacht voor hun eigenheid.' Stigmatiserend Velen hebben de diagnose als kind gekregen, maar kinderen vragen daar zelf niet om. Het zijn de ouders of de leerkrachten die dat doen. Vansieleghem: 'In veel gevallen leidt zo'n etiket tot pedagogische interventies die goedbedoeld zijn, maar soms ook stigmatiseren. Een kind kan een aparte plaats in de klas krijgen. Dat wekt schaamte op.' Ze willen ook liever niet in aparte scholen terechtkomen: 'Wij doen soms abnormaal, maar we zijn het niet.' Een diagnose leidt meestal ook tot medicijnen, en slechts uitzonderlijk tot andere therapieën. Vooral jongeren verzetten zich tegen het feit dat ze pillen moeten slikken. Soms wordt hun onrust erdoor getemperd. Maar velen klagen over neveneffecten: hun levenslust verdwijnt, ze zijn zichzelf niet meer. Al zegt een enkeling ook: “Als ik die pillen niet zou nemen, zou ik al meer dan eens in Everberg (de jeugdgevangenis, red.) hebben gezeten.' Wat dan wel helpt? De een zegt: als ik kan tekenen. Een ander moet geregeld sporten, en kan dat zelfs beter zonder pillen. Of rappen. Er is dus niet één methode die bij iedere jongere past, concluderen de onderzoekers. Samen met het kinderrechtencommissariaat bepleiten ze een geïndividualiseerde aanpak: 'Leerkrachten, ouders en hulpverleners moeten meer in gesprek durven gaan met de jongeren'. Het kinderrechtencommissariaat gaat nu rondetafelgesprekken organiseren met de diverse beroepsgroepen, die volgend jaar tot beleidsaanbevelingen moeten leiden. Studenten pedagogie van de KU Leuven zullen met het onderzoeksmateriaal een lesmodule maken voor de opleidingen van leerkrachten, opvoeders, verplegend personeel,... Van de gesprekken met de kinderen en jongeren zijn twee korte docufilms gemaakt, Druk en Herdruk, en één publicatie: (In)druk. Bron: DS 06/10/2011 Reactie: Het zou een hele stap in de goede richting zijn, mochten opvoeders zich bewust zijn van het feit dat kinderen en leerlingen niet noodzakelijk een etiket MOETEN krijgen. Kinderen en leerlingen worden niet alleen maar gegroepeerd in klassen, maar worden vooral onderverdeeld in hun - laat ons zeggen - kenmerken. Gisteren hoorde ik terloops een moeder op de radio haar verhaal doen over haar dochtertje. Zij maakte zich zorgen. De juf op school had gezegd dat ze sterke vermoedens had dat het kind lijdt aan hoogsensitiviteit. De moeder in kwestie wou bijgevolg haar kind laten testen en wou nu weten waar ze zich hiervoor moest aanmelden: psycholoog of psychiater? In het radioprogramma werd nog gezegd dat zo goed als 1/5 van de bevolking aan hoogsensitiviteit zou lijden. Wordt dit de nieuwste klever naast ADHD, autisme, ...? Wanneer een kind tests moet ondergaan, dan begint het zich vragen te stellen in de aard van: 'Wat is er mis met mij'? Het begint zich al anders te voelen dan de anderen. Als het 'anders zijn' dan ook nog eens bevestigd wordt en daar een naam wordt opgekleefd, wanneer het kind dan op de koop toe in het bijzonder onderwijs wordt geduwd, dan denk ik dat de problemen hier nog maar beginnen i.p.v. te zijn opgelost. Ik denk dat opvoeders, leerkrachten, clb's en schooldirecties zich eerst en vooral moeten realiseren dat elk kind uniek is. Als een leerling niet binnen hun vooropgestelde lijnen loopt, moeten ze zich afvragen of het gedrag ABNORMAAL storend is (met de nadruk op abnormaal) voor anderen of dat er binnen de school toch geen mogelijkheid bestaat om hiermee te leren omgaan. Om te eindigen, wil ik hierna nog een recent gebeurde situatie schetsen, waarbij je jezelf de vraag gaat stellen of alle scholen wel altijd het beste voor hebben met leerlingen. Concreet: Mathias (fictieve naam) is een jongen die net gestart is in het eerste jaar secundair onderwijs, richting handel. De derde week van het schooljaar is nog maar net begonnen of de moeder krijgt van de directie een telefoontje met de vraag dringend naar school te komen om de situatie (lees: problemen) met Mathias te bespreken. Men maakt zich ernstig zorgen. Wanneer de moeder op school arriveert, is niet alleen de directie aanwezig, maar ook de leerkracht Nederlands, de leraar TO en iemand van het clb. Wat blijkt? Mathias is traag. Het kind wordt door de leerkracht Nederlands als het ware met de grond gelijk gemaakt. Nochtans behaalt het kind voor alle vakken zeer mooie resultaten, hij voelt zich goed in de klas, gaat graag naar school en is opgewekt. De leerkracht Nederlands weerlegt alle argumenten van de moeder en zegt dat Mathias teveel lacht (?) en de klas stoort door zijn traagheid. Hij vraagt teveel aandacht van de leerkrachten. De moeder van Mathias zegt nog dat zij vindt dat het nog te vroeg is om al conclusies te trekken. Het schooljaar is nog maar net begonnen! Daarop antwoordt de leerkracht Nederlands dat zij vreest dat Mathias in het eerste jaar handel niet zal slagen. Zij stelt voor dat hij naar de brugklas verhuist. (De moeder heeft dit geweigerd) |