|
#1
|
||||
|
||||
Sociaal verkeer
Sociaal verkeer
'Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren en die des avonds komt, wanneer men gaat slapen.' Zo verwoordde Willem Elsschot in het gedicht 'Het Huwelijk' treffend de morele leidraad van het menselijk handelen. Voor Elsschots geplaagde echtgenoot zat er niets op dan te berusten in zijn getrouwde lot, en zich te beperken tot sadistische ontsnappingsfantasieën. Ook bij echtscheidingen staan wetten, praktische bezwaren en moraliteit in de weg. Het weekblad Story publiceerde vorige week stukken uit het echtscheidingsdossier van Ilse Demeulemeester, waarbij haar zoon, over wiens verblijfsregeling de procedure handelt, met naam werd vernoemd. Demeulemeester diende hierop een klacht in bij het gerecht en de Raad voor de Journalistiek. Het is aan hen om te oordelen of Story over de schreef ging. Deze rel illustreert ons moderne geloof dat wet en moraliteit samenvallen: als iets niet uitdrukkelijk bij wet verboden is, is het toegelaten. Als dan de vraag gesteld wordt of een wettelijk toegestane handeling wel sociaal aanvaardbaar was, moeten we het oordeel daarover aan een commissie van specialisten uitbesteden. Het is een opmerkelijke verschuiving, want eeuwenlang vertrouwden we op de Almachtige voor onze sociale normering, religie en moraliteit vielen nagenoeg samen. Na de godsdienstoorlogen van de 17de eeuw kwam er een barst tussen moraliteit en geloof, die zou uitgroeien tot een onoverbrugbare kloof. Staat, religie en moraliteit vielen niet langer samen, wat de vraag deed rijzen naar de juiste verhouding tussen moraliteit, recht en sociale orde. Over die vraag breken de grote Europese geesten sindsdien hun hoofd. Spinoza, Kant, Hegel, Schopenhauer, Bentham, Mill, Kierkegaard, Sartre, Camus: allemaal probeerden ze een autonome moraliteit op te bouwen, los van religie, door een rationele grond te zoeken voor het menselijk handelen. Hoe diepgaand deze filosofische ethica ook zijn, uit hun onvermogen om van praktisch nut te zijn in het dagelijkse leven blijkt hoe doeltreffend de angst voor een wrekende God was. Mensen kunnen hun handelen niet voortdurend rationaliseren. Het moreel vacuüm werd daarom niet ingevuld met een nieuw paradigma, maar doordat we als individu vanuit onze eigen levenservaring een praktische moraliteit ontwikkelen. Maar met het sociale verkeer is het zoals met het gewone verkeer: iemand moet het normeren. We hebben nood aan een instituut dat voldoende legitimiteit én autoriteit bezit om een norm als algemeen geldend te doen aanvaarden. Dat instituut werd gevonden in de politiek. De wet treedt in de plaats van de moraal, waarbij de joods-christelijke traditie wordt vervangen door abstract-juridische principes. Daardoor groeide de maatschappelijke fictie dat in principe alles is toegelaten tenzij de wet het verbiedt. Maar wie zegt dat wetten moreel zijn? Nazi-Duitsland bracht binnen de eigen interne staatkundige logica ook legitieme en legale wetten voort, zoals de rassenwetten van Nürnberg. De kwintessentiële ervaring voor het denken van Jürgen Habermas was de naoorlogse wetenschap dat hij al die tijd had geleefd onder een fundamenteel immoreel regime. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelden we wel het discours over de universele mensenrechten, dat ons in staat zou stellen om over de moraliteit van een regime te oordelen, maar als maatstaf voor het dagelijkse sociale verkeer zijn die te abstract. Het primaat van de juridische normen hakt daardoor steeds dieper in ons persoonlijk leven. Van de maximale geluidssterkte van grasmaaiers om burenruzies te vermijden, tot het beschermen van kinderen tegen de publieke fascinatie voor de echtscheidingsperikelen van hun ouders, alles kan maar beter in regeltjes worden gegoten. Om die regelmassa op te vangen, is een groeiend ambtelijk apparaat nodig, gesteund door een juridische macht die deze regels kan afdwingen. Het individu dat zich poogde te ontvoogden van een almachtige God, wordt zo onderworpen aan het zachte despotisme van een almachtige bureaucratie. En dan nog schieten de wet en de ratio per definitie hopeloos tekort om een publieke moraal te funderen. Om ons op het rechte pad te houden blijft er die weemoed, feitelijk de levenswijsheid opgebouwd door 2000 jaar joods-christelijke traditie, die moeilijk te verklaren is omdat ze normaal onuitgesproken blijft. Het is niet omdat moraliteit zich ontkoppelde van religie en de Kerk zelfs afstevent op sociale irrelevantie, dat deze wijsheid geen waarde meer heeft voor ons leven. 'God is dood', zei Nietzsche, en wij teren op Zijn geërfd moreel kapitaal. Zolang we geen beter alternatief hebben, moeten we misschien omzichtig omspringen met dat kapitaal. Bart De Wever is voorzitter van de N-VA DS, 08-03-2011
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |