|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
|
#1
|
||||
|
||||
Automatische loonindexering is schadelijk
Automatische loonindexering is schadelijk
Toen het monetair beleid nog bepaald werd door regeringen, was de automatische loonindexering nuttig, vindt GERT PEERSMAN. Maar in de huidige monetaire unie is ze niet alleen contraproductief, maar zelfs asociaal. Internationaal wordt ons systeem van automatische loonindexering steeds meer in vraag gesteld. Maar de afschaffing ervan blijft bij ons een taboe. Dat dit systeem blijft bestaan in een monetaire unie is nochtans een tijdbom en kan enkel maar leiden tot divergentie. Bovendien is het asociaal, schadelijk voor onze economie en zijn er nauwelijks baten. Ook vakbonden hebben veel (jobs) te winnen bij een andere aanpak. De rol van de ECB Automatische loonindexering had voordelen en was wereldwijd populair tijdens de jaren '70. Het monetaire beleid werd toen gevoerd door de regeringen. Deze hadden zelden de moed om de rente te verhogen, en met de eerstvolgende verkiezingen in het achterhoofd stond de geldkraan té vaak open. De daarmee gepaard gaande inflatieonzekerheid maakte het voor de sociale partners moeilijk om vooraf de vereiste loonstijging te bepalen om de koopkracht te behouden. Werknemers waren het slachtoffer bij een hogere feitelijke inflatie, en werkgevers waren in het omgekeerde geval. Beide partijen zagen er dan ook voordeel in om de lonen via indexering automatisch te koppelen aan de feitelijke inflatie. Sindsdien is er veel veranderd. Een onafhankelijke Europese Centrale Bank (ECB) voert nu het monetaire beleid met als voornaamste doelstelling een lage en stabiele inflatie. Doordat de onzekerheid en verschillende andere nadelen zijn verdwenen, hebben vele landen het systeem afgeschaft. België is een van de uitzonderingen in de Eurozone. Afschaffen van automatische loonindexering impliceert allerminst dat lonen niet meer aangepast worden om de koopkracht te behouden, of dat er geen rekening gehouden wordt met inflatie in het interprofessionele overleg. Het is een misverstand te denken dat dit de koopkracht zou uithollen. Dit is helemaal niet het geval in landen die het systeem afgeschaft hebben of zelfs nooit gekend hebben. Het grote probleem met het systeem zit in zijn automatische karakter. Het is cruciaal om te kijken naar de bron van prijsstijgingen. Als de oorzaak een toegenomen economische activiteit is, dan is een corresponderende loonstijging perfect en zelfs noodzakelijk. Is de oorzaak een stijging van energie- of importprijzen, dan is indexering bijzonder schadelijk, en dit zowel voor het land zelf als de rest van de monetaire unie. Zelfs het gebruik van de gezondheidsindex brengt geen soelaas. Vicieuze cirkel Neem een olieschok waardoor energieprijzen voor consumenten en producenten stijgen. Bij automatische indexering stijgen daardoor de lonen. Dit impliceert dat de kosten van producenten verder stijgen, wat op zijn beurt leidt tot bijkomende prijsstijgingen waardoor de lonen opnieuw geïndexeerd moeten worden, enzovoort. Dit noemt men 'tweede-ronde-effecten'. Het resultaat is een loon-prijsspiraal die de inflatie de hoogte injaagt. Uit onderzoek voor België blijkt dat, indien onze energieprijzen met 10 procent stijgen ingevolge een olieschok, het algemeen prijspeil uiteindelijk met bijna 2 procent stijgt, waarvan meer dan 1 procent het gevolg is van tweede-ronde-effecten via loonindexering (ondanks gebruik van de gezondheidsindex). Dit is niet het geval in landen zonder indexering, waardoor onze competitiviteit verslechtert. Een studie van de ECB heeft uitgewezen dat België in Europa het zwaarst getroffen wordt door olieprijsstijgingen. De energieprijzen zelf stijgen ook meer in landen met automatische loonindexering. Energieproducenten kunnen de olieprijsstijging immers makkelijker doorrekenen aan de consument, omdat die er toch voor wordt gecompenseerd via een loonstijging. Wat men te weinig beseft is dat het indexeringssysteem zeer asociaal is. Als land verliezen we bij een olieschok altijd aan de olie-exporterende landen. Ondernemingen zien een gedeelte van hun winstmarges wegsmelten, omdat zij de gestegen loon- en energiekosten niet volledig kunnen doorrekenen in hun prijzen. Door automatische loonindexering verliezen we ook meer dan 30.000 arbeidsplaatsen ingevolge bovenstaande olieschok. Voornamelijk gaat het om laaggeschoolden en oudere werknemers. Om de koopkracht van de werkenden te vrijwaren verliezen zij hun baan. Dit is een economische wetmatigheid waar men niet omheen kan. De hogere loonkost, in combinatie met een gedaalde productiviteit door de olieschok, leidt er immers toe dat deze groepen niet meer rendabel zijn. Indien een aantal landen van de Eurozone een systeem van automatische loonindexering heeft, worden ook de andere lidstaten hierdoor indirect en significant getroffen. Vandaar de internationale druk voor een afschaffing. De enige manier om de stijgende gemiddelde inflatie af te remmen is een restrictief monetair beleid van de ECB, waardoor de economische activiteit ook in lidstaten die geen tweede-ronde-effecten of hogere inflatie kennen daalt. Dit is een duidelijk voorbeeld van een gemeenschappelijk monetair beleid dat voor niemand optimaal is. Omwille van tweede-ronde-effecten in enkele lidstaten heeft de ECB onder meer moeten wachten tot oktober 2008 om de internationale financiële crisis te bestrijden met een expansief beleid, terwijl andere centrale banken daar al mee begonnen in augustus 2007. Gert Peersman, hoogleraar monetaire economie DS, 09-02-2011
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB Laatst aangepast door Barst : 10th February 2011 om 02:26. |