|
#1
|
||||
|
||||
Het Land Van Aankomst (4)
HET LAND VAN AANKOMST (4). Immigratie als spiegel
Waarin Paul Scheffer de arbeidsmigratie van vroeger en nu tegen het licht houdt. ,,De geschiedenis van de gastarbeid is onverwerkt. En de meerderheid zal onvermijdelijk een minderheid tussen andere minderheden worden.'' Alleen het noorden van Europa leeft nog met de onschuld van vroeger. Elders riskeren enkelingen letterlijk alles om deel te kunnen hebben aan de welvaart en vrijheid die Europa bieden. De drama's stapelen zich op aan onze grenzen. In het zuiden de aangespoelde lijken van illegale immigranten, van een afstand bekeken door badgasten die zich opmaken voor een dagje aan het stand. De schimmige gestaltes die zichtbaar zijn door de infraroodkijkers van de grenspatrouilles in de bossen van het oosten. En in het westen de vrachtauto bij Dover met daarin de verstikte verstekelingen die probeerden naar Engeland over te steken. Tegenover de wanhoop van degenen die hun geluk zoeken, staan de ontvangende samenlevingen, waar de weerstand tegen immigratie steeds luider klinkt. Volgens onderzoek is zo'n tweederde van de bevolking in de landen van de Europese Unie van mening dat de grens aan de opvang van immigranten is bereikt en die houding heeft bijgedragen tot de opkomst van een reeks populistische partijen, die hier en daar in de regering zijn gekomen en in ieder geval een forse invloed uitoefenen op het regeringsbeleid. Die verschijnselen zien we ook in de klassieke immigratielanden. Denk maar aan Australië waar de conservatieve regering van John Howard een hard beleid voert, mede geïnspireerd door de partij One Nation van Pauline Hanson. Dat dilemma houdt ons al veel langer bezig. De Nederlandse minister-president Lubbers sprak begin jaren negentig al over het gegeven dat we ,,de kritische grens dicht zijn genaderd'' waar het ging om de aantallen migranten. De sociaal-democraat Jan Pronk publiceerde in die jaren een boek met als titel De kritische grens en pleitte voor ,,een toelatingsbeleid plus een integratiebeleid plus een daarop afgestemde cultuurpolitiek''. Als ander element noemde hij: ontwikkelingsbeleid en mensenrechtenpolitiek om de migratiedruk te verminderen. Ziedaar de kernelementen van het debat dat we sindsdien met elkaar voeren, met uitzondering van dat laatste overigens: een echte betrokkenheid om de oorzaken van de migratie weg te nemen of althans tegen te gaan is er nog steeds niet, ook niet bij de partijen ter linkerzijde. Opvallend bij Lubbers en Pronk was hun geloof in sturing van de migratiestromen. Dat is belangrijk want het denken over immigratie en asiel is te zeer in het teken komen te staan van onbeheersbaarheid. Vaak is gezegd: mensen komen toch, is het niet legaal dan wel illegaal. Deze zelfverklaarde onmacht heeft vergaande gevolgen voor onze democratische cultuur. Wie op zo'n vitaal gebied zichzelf niet meer bevoegd verklaart raakt aan de wortels van het staatsburgerschap. Wanneer over zoiets wezenlijks als de vraag wie er in het land verblijft en wie niet, geen controle meer mogelijk wordt geacht, dan is de roep om grenzen dicht niet ver weg. Dat hebben we allemaal kunnen zien. De recente uitzetting van illegalen in steden als Amsterdam en Den Haag -- vooral gericht op diegenen die in de misdaad een emplooi vinden -- is daarom een stap vooruit. Zo wordt een duidelijke norm gesteld. De louter pragmatische omgang met het onderwerp is onderdeel geweest van een cultuur van gedogen die de grote steden onveiliger en dus onvrijer heeft gemaakt. Het uitzetten van illegalen is belangrijk als het onderdeel vormt van een consequent, dat wil zeggen niet louter symbolisch beleid. Wanneer we dat niet kunnen of willen opbrengen moeten we er niet aan beginnen, want dan wekken de uitzettingen verwachtingen, die niet worden nagekomen en het gevoel van machteloosheid bij de bevolking eerder versterken. Aan het denken over immigratie in Nederland en België ligt een geweldig legitimatieprobleem ten grondslag. Dat komt vooral door de ervaring met de gastarbeid. Een belangrijke adviesraad voor de regering schrijft in een recent rapport: ,,Het netto profijt van de totale immigratie voor een economie als de Nederlandse is onder de huidige omstandigheden klein, zo niet verwaarloosbaar.'' De conclusie die erop volgt laat goed de halfslachtigheid zien die uit deze vaststelling voortvloeit: ,,Bij de verwachting van blijvend immigratieland kan worden aangetekend dat dit op zichzelf een feitelijke uitspraak is, geen uitspraak over een wenselijke ontwikkeling.'' Maar politiek gaat natuurlijk bij uitstek wel over die vraag: is een bepaalde ontwikkeling een vooruitgang of juist niet? De wezenlijke kwestie is er niet één van statistiek (hebben we een migratieoverschot of niet?), het gaat om de fundamentele vraag of we ons willen ontwikkelen naar het evenbeeld van klassieke immigratielanden als de Verenigde Staten, Canada en Australië. Kiezen we daarvoor, zien we dat als een verbetering van de samenleving? En nemen we de immigratie van de afgelopen decennia daarbij tot uitgangspunt van het beleid in de toekomst? Daarover hoort het debat te gaan. Het immigratiebeleid van de vorige Nederlandse regering was volstrekt ondoorzichtig. Zo gebeurde het dat vorig jaar vlak voor de zomer premier Kok een wonderlijke bekering meemaakte: was hij twee maanden eerder van mening dat arbeidsmigratie van buiten de Europese Unie niet nodig was, nu verklaarde hij ineens dat we zulke immigratie wél nodig hebben. Een groot debat over 'Nederland immigratieland' werd aangekondigd. En toen weer een nieuwe bekering. Want na de zomer, zo moesten we opmaken uit berichten, was het kabinet opeens weer van mening dat Nederland geen immigratie van buiten de Unie nodig heeft. Hoe is het mogelijk dat zo'n fundamentele kwestie die de grondslagen van de samenleving raakt, zo geïmproviseerd aan de orde wordt gesteld? Het argument voor een nieuwe migratie is vaak de vergrijzing in onze samenlevingen waardoor het systeem van de sociale zekerheid in de toekomst onder toenemende druk zou komen te staan. Daar is wel iets op terug te zeggen. Demografie is een mooi, maar ook een onzeker vak. Kijk maar naar de prognoses in de jaren zestig, toen gesproken werd over 20 miljoen Nederlanders in 2000. Het waren er uiteindelijk maar liefst vier miljoen minder en wie zegt ons met zekerheid dat de prognoses over vijfentwintig jaar niet geheel anders zullen zijn? We zullen veel preciezer naar al die bevolkingsprognoses moeten kijken, voordat ineens op een late zomermiddag nogal lichtzinnig een geheel nieuw idee over de samenleving wordt gelanceerd. Bovendien maakt de Rotterdamse hoogleraar Han Entzinger in een recent artikel duidelijk dat, mochten deze prognoses wel uitkomen, er een zeer omvangrijke immigratie nodig zou zijn om de vergrijzing werkelijk tegen te gaan. Zou men de grijze druk tot 2050 op het huidige niveau willen houden dan zou het Europese migratiesaldo rond de vijfentwintig miljoen moeten bedragen, bijna vijftig maal zoveel als nu. Over een periode van vijftig jaar zouden zo'n 1,3 miljard migranten nodig zijn, het dubbele van de huidige Europese bevolking. Ook terughoudender ambities met betrekking tot de vergrijzing leiden tot enorme aantallen migranten, die de samenleving zouden ontwrichten. Het interessante is dat er zoveel andere vragen eerst moeten worden gesteld. Een regering die zich druk maakt over het arbeidspotentieel moet andere initiatieven voorrang geven: de krankzinnig hoge arbeidsongeschiktheid terugdringen, de toegang tot de arbeidsmarkt van werkeloze allochtonen bespoedigen, voorzieningen voor kinderopvang verbeteren zodat meer vrouwen betaalde arbeid kunnen verrichten, voorts een gerichte stimulering van gezinsvorming en ten slotte kan nagedacht worden over een veel flexibeler omgang met de pensioengerechtigde leeftijd. Zo houdt het debat over migratie de samenleving een spiegel voor waarin onze zwaktes duidelijk worden. Het is nog steeds zo dat de arbeidsparticipatie in Nederland en België vergeleken met bijvoorbeeld de Scandinavische landen laag is. Pas nadat dat allemaal is gebeurd kunnen we spreken over de noodzaak van arbeidsmigratie. De redenering omdraaien is een te gemakkelijke vluchtweg. Verbazingwekkend is het argument dat arbeidsmigratie de illegale migratie zal tegengaan. Wat heeft de werving van een Indiase computerdeskundige te maken met de beslissing van iemand in Marokko om op een gammel bootje de straat van Gibraltar over te steken? Wat heeft de werving van hoogopgeleide specialisten te maken met de mensensmokkel die tot de verstikkingsdood van Chinese illegalen in de laadruimte van een vrachtauto heeft geleid? Helemaal niets. Kent het immigratieland bij uitstek, Amerika, niet een omvangrijke illegale migratie vanuit Mexico? Kortom het zijn gescheiden circuits van migratie. Immigratiedenkers spreken voortdurend over vraag en aanbod, maar wie garandeert eigenlijk dat het één iets met het ander te maken heeft? De geschiedenis van de gastarbeid is onverwerkt. Onder druk van het bedrijfsleven, dat altijd een kortetermijnbelang najaagt en vervolgens de kosten op de samenleving afwentelt, hebben we destijds mensen hierheen gehaald. Entzinger laat in zijn beschouwing zien dat er ongeveer 600.000 mensen van Turkse en Marokkaanse herkomst in Nederland leven, dat wil zeggen 'het tienvoudige van het maximale aantal gastarbeiders dat destijds op enig moment in Nederland werkzaam was'. Nu opnieuw toegeven aan die druk van het bedrijfsleven is onverantwoord. Mocht straks de behoefte aan deze nieuwe arbeidskrachten afnemen, dan worden ze gedumpt, zoals destijds een hele generatie gastarbeiders is afgeschreven, waardoor de kansen van hun kinderen zwaar zijn benadeeld. Die ervaring herhalen zou tot een ontwrichting van de samenleving leiden. De voorstanders van het concept 'immigratieland' gebruiken tegenstrijdige argumenten. Enerzijds schermen ze met het argument van welvaartsegoïsme. We hebben arbeidskrachten nodig om de economische groei te kunnen voortzetten. Het is onze vraag, we hebben deze mensen nodig om onze levensstijl te kunnen voortzetten. Anderzijds hameren ze op de ongelijkheid in de wereld: de verschillen tussen arm en rijk in de wereld leidt tot een aanhoudende migratiedruk in het rijke Westen en daar kunnen we toch niets aan doen. Het is niet zozeer onze vraag als wel het aanbod dat voortkomt uit de verschillen tussen Noord en Zuid. Zo zien we hoe de vrije marktideologie en de multiculturele geloofsartikelen een monsterverbond aangaan. Zou het niet een idee kunnen zijn om uit de aanhoudende migratiedruk een heel andere conclusie te trekken, namelijk de dwingende noodzaak om handelsbelemmeringen af te bouwen, zodat de welvaart zich kan ontwikkelen in een sector als de landbouw? Nu houden we een in alle opzichten kunstmatige tuinbouwindustrie in stand met alle nadelige gevolgen voor het milieu, terwijl onder de Noord-Afrikaanse zon alles beter en natuurlijker zou kunnen gedijen. Zo zijn er wel meer voorbeelden. Waarom wordt er niet veel serieuzer nagedacht over herverdeling tussen Noord en Zuid? Waarom laten we niet de goederen komen, zodat de mensen niet komen? Veel van de voorstanders van arbeidsmigratie spreken over hoogopgeleide migranten, maar denken ook over laagopgeleide mensen. Daarmee zeggen ze dat de verzorgingsstaat met zijn bijzondere vorm van solidariteit niet langer houdbaar is. De betrekkelijke egalitaire samenleving die we nu kennen en die het resultaat is van een eeuw emancipatie, moet worden ingeruild van een nieuwe, veel venijniger klassenmaatschappij. De stilzwijgende gedachte is: we kunnen als hoogontwikkelde samenleving niet zonder onderklasse. En trouwens, voegen deze pleitbezorgers eraan toe, als we die nieuwe tweedeling zouden willen vermijden, mensen komen toch, of ze nu welkom zijn of niet. Wat ze zeggen is: de armoede bestaat in de wereld en zal zich ook hierheen verplaatsen. De derde wereld is op drift en zal zich in de eerste wereld nestelen. Eilanden van armoede en onwetendheid zijn niet te vermijden in een wereld die zo in beweging is. Maar op de wedervraag: ,,is dat eigenlijk een vooruitgang?'', volgt slechts besmuikt zwijgen, want iedereen weet dat het geen vooruitgang is. Er is niets tegen beperkte arbeidsmigratie voor hooggekwalificeerde functies. Dat doen we nu al in Nederland met de Wet Arbeid Vreemdelingen. Waarom zouden we niet mensen met specifieke kwaliteiten hierheen laten komen om een bijdrage aan de samenleving te leveren? Het argument van de braindrain is zeker serieus, maar daar staat tegenover dat er uit de migrantengemeenschappen weer geld terugvloeit naar de landen van herkomst. Toch blijft het een ongemakkelijk gevoel dat twaalfhonderd Zuid-Afrikaanse verpleegsters naar Nederland komen, omdat we zelf dat werk blijkbaar beneden onze stand achten, terwijl diezelfde verpleegsters in eigen land zoveel te doen zouden hebben. Arbeidsmigratie in nauw omschreven gevallen moet mogelijk zijn, maar er staat op termijn iets veel fundamentelers op het spel. Waar het om gaat is dat achter de leuze van het immigratieland een maatschappijbeeld schuil gaat, dat zeer omstreden is. De uiteindelijke keuze is of we in Nederland of België een situatie nastreven of voor onvermijdelijk houden die straks al in Amsterdam en Antwerpen geldt: de meerderheid zal een minderheid tussen andere minderheden worden. Dat is ook het argument van sommigen zoals de sociaal-democratische politicus Jacques Wallage die zegt: wie zijn wij om het eerstgeboorterecht uit te oefenen, hoezo is Nederland van zijn inwoners? Iedereen heeft recht op dit stukje aarde, waarom zouden zijn toevallige inwoners daar enig bijzonder recht op kunnen doen gelden? Deze erfenis van vier eeuwen staat ter beschikking van iedereen. Dat kan men voor wenselijk houden of men kan zeggen dat is het gevolg van een wereld zonder grenzen. Goed, maar wees dan eerlijk, zeg wat men voor ogen moet houden, wat de wereld van morgen zal zijn. Zeg dat zo n samenleving een veel hardere klassenmaatschappij zal zijn, dat we afscheid nemen van een eeuw sociale politiek, omdat we de verzorgingsstaat niet kunnen handhaven in een globaliserende wereld. Ik wil daar iets tegenover stellen: het idee van burgerschap, van het sociale contract. De aanwezigheid van migranten in onze samenlevingen dwingt tot een herwaardering van deze noties. Sommigen begrijpen dat niet en denken dat de vraag naar burgerschap voortvloeit uit een verkrampt idee over nationaliteit, terwijl het juist een uitnodiging zou kunnen zijn om te overdenken wat we te midden van alle verschillen gemeenschappelijk hebben. Anders gezegd: wat moeten we delen om hartstochtelijk met elkaar van mening te kunnen verschillen. Dat vraagt om betrokkenheid, om burgerschap en dat is wat anders dan meewiegen op de stroom van de globalisering. Waar zoveel in beweging is, moet eenieder zich zorgen maken over erosieverschijnselen. DS, 28-12-2002 (Paul Scheffer)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |