|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
|
#1
|
||||
|
||||
‘The New York Times’ in lastig parket
Artikel over seksueel geweld door Hamas brengt ‘The New York Times’ in lastig parket
Een invloedrijk verhaal van The New York Times over seksueel geweld door Hamas krijgt al maanden kritiek. Experts journalistiek riepen de krant al op om het stuk door te lichten, maar die denkt er niet aan. Toen The New York Times op 28 december zijn onderzoek naar seksueel geweld door Hamas verspreidde via een pushbericht, lichtten overal ter wereld miljoenen smartphones gelijktijdig op. Onder de titel “‘Schreeuwen zonder woorden’: hoe Hamas op 7 oktober van seksueel geweld een wapen maakte” bracht de krant een verhaal waar velen op zaten te wachten. Vlak na 7 oktober waren her en der al verhalen over verkrachtingen en ander seksueel geweld verschenen. Maar dat was bij media die minder invloedrijk zijn dan The New York Times, met zijn 1.700 journalisten in tientallen landen. In een artikel waarvoor drie reporters meer dan 150 mensen hadden gesproken, bracht een baken van de journalistiek zijn conclusies over dat seksueel geweld. “Ons onderzoek legt nieuwe details bloot die een patroon van verkrachting, verminking en extreme brutaliteit aantonen”, staat in de inleiding. Wat verderop schrijven de reporters: “De aanvallen tegen vrouwen waren geen geïsoleerde feiten, maar deel van een breder patroon van gendergerelateerd geweld.” Wat volgt, is een uitgebreide en bijzonder gedetailleerde beschrijving van gruwelijk geweld. Op het moment van publicatie voerde Israël al bijna twee maanden een meedogenloze vergeldingsoorlog tegen Gaza. Het doel ervan was, en is nog altijd, ‘Hamas uitroeien’. Seksueel geweld als oorlogswapen past in het Israëlische narratief om die doelstelling te legitimeren. Een groot artikel in The New York Times kwam daarbij van pas. Bewijsmateriaal verloren Sinds de publicatie van het artikel ligt de ‘newspaper of record’ onder vuur. De onderzoekssite The Intercept kwam na een dissectie van het stuk tot de vaststelling dat de beschrijvingen dikwijls teruggaan op onbetrouwbare of anonieme getuigen, zonder grondige verificatie of forensisch bewijs. Bewijs voor de claim van seksueel geweld als oorlogswapen ontbreekt, is de conclusie. Het lijdt geen twijfel dat aanhangers van Hamas op 7 oktober Israëlische vrouwen hebben gemarteld en verkracht. Begin maart kwam een VN-rapport tot die vaststelling. Maar de vraag of Hamas seksueel geweld ook bewust als wapen inzette, blijft onbeantwoord. Misschien zal dat zelfs altijd zo blijven. Door de ernst van de aanval en de paniek die erop volgde, is bij de berging van lichamen bewijsmateriaal verloren gegaan. Daardoor wordt het veel moeilijker om de schaal van het seksueel geweld te bepalen. Veel van de meer dan duizend lijken werden geborgen door de Zaka-beweging, een reddingsorganisatie die vooral bestaat uit ultraorthodoxe joden. Een van de gezichten van Zaka, Yossi Landau, zei na 7 oktober dat hij tijdens zijn werk een zwangere vrouw had gezien bij wie de foetus uit de buik was gesneden. Dat verhaal bleek helemaal niet te kloppen. Net die Landau is in het artikel van The New York Times een van de bronnen, zonder dat er vragen worden gesteld bij zijn betrouwbaarheid. Ook de freelance medewerkster die veel van de Israëlische bronnen sprak voor de krant, is een bron van kritiek. The New York Times deed een beroep op Anat Schwartz, een Israëlische filmmaakster en ex-medewerkster van de inlichtingendienst van de luchtmacht. Voordien had Schwartz een tweet geliket waarin stond dat Israël van Gaza een slachthuis moest maken. Ook andere activiteit op sociale media schetst een weinig genuanceerd profiel van de vrouw. Eind april riepen bijna zestig Amerikaanse professoren journalistiek de krant op om een “grondige en volledige onafhankelijke review” van het artikel op te starten. Dat zou voor The New York Times geen primeur zijn. Nadat de krant de mist was ingegaan met haar berichtgeving in de aanloop naar de Irakoorlog, kwam er een intern onderzoek. Dat is nu niet het geval. Wel werd er een interne audit opgestart naar welke reporters uit de biecht hadden geklapt tegenover The Intercept, maar die leidde tot niets – behalve dan dat redacteurs met roots in het Midden-Oosten zich geviseerd voelden. De krant De Morgen, die een overeenkomst heeft met The New York Times om stukken over te nemen, publiceerde het artikel in kwestie een week na de oorspronkelijke verschijning. Op zijn website heeft De Morgen het later weer weggehaald. “Sinds de publicatie van het artikel is een aantal nieuwe elementen opgedoken”, reageert adjunct-hoofdredacteur Sam Feys. “De getuigenis waarmee The New York Times zijn verhaal opent, wordt in vraag gesteld door enkele familieleden (van een slachtoffer, red.), blijkt uit een opvolgartikel van de krant zelf. Voor het overige blijft The New York Times achter zijn verslaggeving staan. Uit voorzorg hebben we bij De Morgen weken geleden, op 7 mei, beslist om het artikel uit ons archief te halen.” Verboden termen The New York Times blijft inderdaad achter het stuk staan, maar nam intussen wel afscheid van Anat Schwartz na een onderzoek van haar pro-Israëlische likes. “Die zijn een onaanvaardbare inbreuk op ons bedrijfsbeleid”, zei een woordvoerder tegen verschillende Amerikaanse media. Door haar nauwe betrokkenheid bij het artikel werd het beeld gevoed dat de krant een pro-Israëlische koers vaart. Een gelekt lijstje met woorden die journalisten niet mogen gebruiken wanneer ze schrijven over de oorlog in het Midden-Oosten, versterkte die indruk. Zij moeten de omschrijving “bezette gebieden” vermijden, net als “Palestina” en “vluchtelingen*kampen” in de context van Gaza. Een “standaardpraktijk”, aldus de krant. DS, 18-06-2024 (Nikolas Vanhecke) |