|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
|
#1
|
|||
|
|||
‘De natuur kan best wat soorten missen’: filosoof Bas Haring
Bas Haring is terug, want er zit hem iets dwars: het fanatisme waarmee ecologen zich vastklampen aan het behoud van biodiversiteit. Van álle biodiversiteit. Terwijl de natuur best wat soorten kan missen, vindt de Nederlandse ‘volksfilosoof’.
Bas Haring dacht altijd dat hij mooi natuurlijk woonde, daar op het platteland van Noord-Holland, tussen wuivend riet en scharrelende weidevogels. Tot die dag dat een bioloog hem bezocht. “Hem sprongen de tranen in de ogen bij het zien van de weilanden rondom mijn huis”, schrijft Haring in een opstel in Het Financieele Dagblad, dat nu al weken voor reuring zorgt bij onze noorderburen. “Dertig jaar geleden vlogen hier meer insecten, groeiden er nog verschillende kruiden tussen het gras en waren er meer grutto’s. Hier is een ramp gebeurd!” Een ramp? Haring waagt het te betwijfelen, schrijft hij. “We moeten niet zomaar geloven dat alle biodiversiteit nuttig is en niet zomaar meegaan met het idee dat alle verlies rampzalig is.” Bas Haring (51), daar is hij weer. Wat grijzer, en soms verschijnt er opeens een leesbril op zijn neus, maar de jongensachtige uitstraling heeft hij nog steeds. Modieus wit T-shirt, energieke tred, tribal armbandtatoeage rond de biceps. “Hartstikke links” naar eigen zeggen. Net vader geworden van dochter Guusje, zijn tweede. En nog altijd een watervlugge denker, die complexe onderwerpen vlotjes vertaalt in koekjes, cadeautjes of konijnen. Biologen denken slordig als het gaat om biodiversiteit, vindt hij. Ja: hoe meer soorten bijen, des te beter de bestuiving van fruit zoals appels en peren. Maar dat wil nog niet zeggen dat álle biodiversiteit goed is. “Je kunt het niet zomaar veralgemeniseren naar langpootmuggen of varens.” Want dat zit erachter, stelt hij. “Een waardeoordeel. Biologen vinden het heel erg als er soorten verdwijnen. Dat is natuurlijk prima. Alleen: in hoeverre beďnvloedt dat waardeoordeel wetenschappelijke studies?” Niet zomaar alles geloven. Kom niet bij hem aan met slordig denken of schijnargumenten. Experts die je iets op de mouw spelden, wetenschappers die hel en verdoemenis preken zonder verdere uitleg – het zit allemaal in de irritatiezone van de ‘volksfilosoof’, zoals hij zichzelf graag noemt. “Er is veel alarmisme als het gaat om biodiversiteit. De aarde wordt onleefbaar, alles verdwijnt, het verlies van biodiversiteit is het grootste probleem dat er is. Dat gevoel hebben veel mensen; wetenschappers zeggen het, dus het zal wel, het wordt een groot drama. Terwijl ik denk: jongens, wacht even, ik zie hier óók gewoon biologen met een waardeoordeel.” En nu, vijf jaar na het schrijven van Plastic panda's, over soortenrijkdom, is hij bezig zijn gedachten verder uit te werken tot een academischer werk. Het idee zette zich in hem vast toen hij een half jaar in Panama woonde wegens veldwerk van zijn vrouw, de wespenbioloog Aafke Oldenbeuving. Wat dat betreft was zijn stuk in het FD nog maar een voorafje. Het hoofdgerecht volgt als het goed is ergens eind dit jaar. Je pleidooi laat zich makkelijk opvatten als een pleidooi tegen soortenrijkdom. Wat is precies je voorstel? “Dat we verstandig over dit onderwerp gaan nadenken, in plaats van vanuit het dogma dat we per se alles moeten behouden wat er is. Er zijn rond 2050 naar verwachting 10 miljard mensen op aarde. Dat betekent dat het oppervlak van de wereld nog meer onder druk komt te staan. Ons huidige begrip van biodiversiteit is daarbij niet handig. Alle soorten tellen nu even zwaar mee. Ook bijvoorbeeld alle ongeveer 700 soorten vijgenwespen waarnaar mijn vrouw onderzoek doet. Maar je gaat mij niet vertellen dat de wereld zoveel slechter af is als de helft van die vijgenwespen zou verdwijnen.” Ecologen erkennen dat er een zekere redundantie in de natuur zit: sommige soorten zijn overtollig. Maar ze zeggen ook: je weet nooit welke soort belangrijk is. Alsof je steentjes uit een Jenga-blokkentoren trekt. Je weet vooraf niet bij welk steentje de toren omvalt. “In feite weet je dat best. Voor die vijgen wordt het lullig, want alle vijgensoorten hebben een eigen, gespecialiseerde wesp. 350 vijgenwespen minder betekent dus dat 350 bijbehorende vijgenbomen problemen krijgen. En vermoedelijk ook een aantal beesten die de wespen eten. Vleermuizen enzo. Maar ja, dan is het klaar. Dan zijn er nog andere vleermuizen. En dat is het dan.” Je kunt ook denken: het is onze morele plicht om 700 soorten vijgenwespen in stand te houden. “Dan krijg je een beetje het probleem dat het Nederlandse Rijksmuseum van Oudheden in Leiden heeft. Dat heeft een magazijn vol grote zakken met opgegraven scherven uit het verleden. Op een gegeven moment komt dat in de weg te staan van wat het museum wil: de ruimte die er is zo goed mogelijk gebruiken. “Natuurlijk is het leuker, of mooier, of moreel beter, of wat dan ook als alle soorten kunnen blijven. En ik zeg niet dat er per se 350 soorten vijgenwespen weg moeten. Maar als er ooit een keus gemaakt zou moeten worden tussen voedsel en vijgenwespen, kun je je afvragen of het adagium ‘we moeten alles koste wat het kost behouden’ wel zo verstandig is.” De schrijvende bioloog Tijs Goldschmidt zei eens toen ik hem interviewde: het besef dat er ergens op aarde walvissen rondzwemmen, voegt iets toe aan de menselijke ervaring, zelfs als je nog nooit een walvis hebt gezien. “Dat denk ik ook. En dat geldt ook voor gorilla’s, orang-oetans en tijgers. Maar je hoort het nooit over vijgenwespen. Mijn vrouw zal het niet leuk vinden dat ik het zeg, maar ik ken heel weinig mensen die ten diepste beweren dat een wereld waar 700 soorten vijgenwespen leven, mooier is dan een wereld waar 350 soorten vijgenwespen leven. Dan moet je met een goed verhaal komen.” Misschien kunnen die soorten veel voor ons betekenen. Voor nieuwe medicijnen bijvoorbeeld. Van alle geneesmiddelen die op plantaardige stoffen zijn gebaseerd, komt de helft uit het regenwoud: van kinine tot ginkgo. “Ook daarin zit een redeneerfout. Als je tante je in het verleden veel cadeautjes heeft gegeven, is dat helemaal geen reden om je tante te vriend te houden. Want je hebt de cadeautjes al. Met biodiversiteit is het net zo: het is niet zinvol biodiversiteit te behouden omdát je er cadeautjes van hebt gekregen, maar alleen als je er nog meer verwacht.” Maar die verwachting is toch reëel? “De praktijk is toch weerbarstiger. Als je gaat kijken welke medicijnen waarvandaan komen, blijkt dat 99 procent van de geneesmiddelen uit het regenwoud gewoon middeltjes zijn die natuurgenezers gebruiken. De top 10 van geneesmiddelen die worden voorgeschreven door reguliere dokters, komt allemaal van papavers, schapen en paarden. Eén geneesmiddel, een bloeddrukverlager, komt van een Braziliaanse adder; de rest komt gewoon uit de buurt. Ook ontwerpt men tegenwoordig steeds meer moleculen via de synthetische biologie: je laat een machine een jaar pruttelen en je hebt een nieuw medicijn. Het is niet voor niets dat farmaceuten nooit stukken regenwoud opkopen. De kans dat het regenwoud ons een geweldig nieuw geneesmiddel gaat geven, is helemaal niet zo groot.” Talloze onderzoeken wijzen uit dat natuur met meer biodiversiteit ook productiever is: er groeit meer biomassa, leeft meer, wordt meer geboren. (Veert op) “Nu ga ik even sputteren hoor. Dat is echt niet waar.” Vakblad Nature, een paar jaar geleden: wetenschappers bespraken 67 veldstudies in graslanden, bossen, oceanen en andere gebieden. Overal was het beeld hetzelfde: hoe meer verschillende soorten, des te productiever het ecosysteem. “Ja, maar daarachter zitten drie mechanismen. Ten eerste de statistiek. Als je meer soorten hebt, is de kans ook groter dat er toevallig een soort bij zit die extra productief is. Ten tweede: in de bodem zitten voedingsstoffen, en als je meer soorten hebt, heb je ook meer manieren om die nutriënten op te maken. En ten derde: als je een diverser veldje hebt, is de kans groter dat je daar ook stikstofbindende plantjes hebt, die als ze doodgaan een soort natuurlijke bemesting worden voor andere plantjes. “Er is dus wel een correlatie tussen biodiversiteit en productiviteit, maar nog geen causaliteit: het een leidt niet automatisch tot het andere. En zo’n correlatie betekent ook niet zo veel. Het betekent slechts dat een bos waar minder soorten zitten, iets minder goed aangroeit. Moet je je daar nou vreselijk zorgen om maken? Welnee. Wat ecologen beweren, is dat als de diversiteit afneemt, er op een gegeven moment opeens een instorting plaatsvindt. Dat zo’n heel bos instort. Maar die conclusie is gewoon incorrect. “Ik ratel nog even door, hoor. Want als het nu echt zo was dat een soortenrijk systeem altijd productiever is, waarom zaaien boeren dan niet een soortenrijk systeem uit op hun land? Precies: omdat het niet productiever is. Monocultuur is, als je de juiste gewassen hebt, altijd het productiefst. En de productiefste systemen op aarde zijn altijd monoculturen.” Je hebt je goed ingelezen. “Natuurlijk! Als je hierover wilt meepraten, moet je die hele berg onderzoeken lezen. Dat is heel veel. Maar het moet wel. Anders is het: daar heb je die filosoof.” Nog zo eentje dan. In Science bestudeerde een internationaal onderzoeksteam in tientallen ecosystemen wat er gebeurt als de toppredator verdwijnt. Steevast krijg je dan problemen. Ziekte, kaalslag, vervelende exoten overal. “Ja, dan krijg je verandering. In het gebied in Panama waar we woonden, zijn eilandjes waar de wilde katachtige ocelot is verdwenen. En dan zie je dat de boel verandert. De ocelot vrat namelijk de agoeti’s op, een soort knaagdier. Nu zitten er dus veel meer agoeti’s. En doordat agouti’s zorgen voor de verspreiding van een bepaald soort zaden, doen die planten het heel goed, ten koste van sommige andere. In de vakartikelen wordt dat vervolgens een ‘meltdown’ genoemd. Maar als ik er ben... sorry hoor, ik zie gewoon groen. Daar zie je weer het oordeel van de bioloog, die voor ons bepaalt wat een meltdown is. Ook in de studie die je noemt, is het: het is allemaal verschrikkelijk, alles gaat ten onder. Maar als je rondloopt in die gebieden, dan ziet het er voor jou gewoon uit als groen en weelderig terrein. De volksfilosoof vertelt over Alexander Pyron, een jonge Amerikaanse reptielensystematicus die in The Washington Post onder de kop ‘We don't need to save endangered species’ (we hoeven bedreigde diersoorten niet te redden) ongeveer hetzelfde balletje opwierp als hij. Prompt kwam er een handtekeningenactie tegen hem op gang – waarna Pyron, overdonderd en geďntimideerd, besloot zijn mond maar te houden. Kijk, dat kan Bas Haring dus slecht hebben. “Het is heus niet zo dat ik onderwerpen kies om mensen te pesten of om controversieel te doen. Maar ik ben hoogleraar publiek begrip van wetenschap. En als mensen allemaal op een bepaalde manier denken, raak ik geďnteresseerd. Hoe komt dat? Zijn daar geen vraagtekens bij te plaatsen? Dan kom ik in beweging. Ik kan niet anders, zo zit ik in elkaar.” bron: De morgen datum: 14/08/2019 |