|
#1
|
||||
|
||||
Zeven klimaatmythes ontkracht
Zeven klimaatmythes ontkracht
Nu klimaat beleid begint te worden, slaat bij sommigen de twijfel toe. Zijn die maatregelen wel nodig? In dat debat hangt veel mist. Zeven misverstanden op een rij. 1. Klimaatverandering is van alle tijden Het heeft iets ironisch. We weten dat het klimaat veranderlijk is. IJstijden kwamen en gingen. Het was 700 miljoen jaar geleden vermoedelijk zo koud dat de aarde één grote ijsbal leek. Terwijl tijdens het Eoceen, 50 miljoen jaar geleden, de temperatuur zo hoog opliep dat zelfs de polen een subtropisch klimaat hadden. Hoe weten we dat? Dankzij klimaatonderzoek. En nu worden wetenschappers die waarschuwen voor de gevolgen van de ophoping van broeikasgassen in de atmosfeer – en zij waarschuwen omdat zij in hun onderzoek hebben gezien wat die gevolgen in het verleden waren – met hun eigen onderzoek om de oren geslagen. Niks nieuws onder de zon! Door die vreemde tegenwerping verdwijnt de inhoud van dit zogeheten paleoklimaatonderzoek vaak uit beeld. Bijvoorbeeld, dat bij periodes van opwarming in het verleden CO2 altijd een beslissende rol speelde. Het begint soms met een externe factor - een reeks vulkaanuitbarstingen of een schommeling in de aardbaan – maar daardoor komt er CO2 vrij, en pas dan gaat het hard met de temperatuur. Hoewel, hard? Neem het begin van het Eoceen. De aarde was al aan het opwarmen toen grote hoeveelheden methaan, dat in bevroren toestand op de oceaanbodem lag, vrijkwamen. In 20.000 jaar tijd steeg de wereldtemperatuur zo’n 6 graden. In geologische termen is dat een thermische explosie. Maar de hoeveelheid broeikasgassen die jaarlijks aan de atmosfeer werd toegevoegd, was slechts een procent of tien van de huidige uitstoot. Sceptici wijzen ook graag op andere warme periodes, zoals in de Middeleeuwen tussen 950 en 1250, toen in deze contreien wijn werd verbouwd en de Vikingen zich op Groenland vestigden, dat toch niet voor niets deze ijsvrije naam kreeg. En dat in een tijd zonder extra CO2 in de lucht. Maar zo veel warmer was het duizend jaar geleden helemaal niet, de opwarming beperkte zich bovendien tot het noordelijk halfrond en de zuidkust van Groenland was juist het meest opgewarmde stuk op aarde. De twijfelaars hebben nog een ijzer in het vuur: het broeikaseffect is een natuurlijk proces en de natuur stoot veel meer CO2 uit dan de mens. Die is dus, in hun ogen, nauwelijks verantwoordelijk voor de veranderingen. Het is waar: zonder broeikaseffect was de gemiddelde wereldtemperatuur 18 graden onder nul, in plaats van de huidige plus 15. Het is ook waar dat het in de natuurlijke kringloop van CO2 om veel grotere hoeveelheden gaat dan de toevoeging door de mens. Maar dat is het juist, een toevoeging. Er is fossiel CO2 bijgekomen, koolstof afkomstig uit olie, kolen of gas, dat miljoenen jaren onder de grond heeft gezeten. De bewijzen dat de menselijke bijdrage aan de CO2-concentratie het broeikaseffect versterkt en de aarde opwarmt, stapelen zich op. Sprak het IPCC, het klimaatbureau van de VN, in zijn eerste rapporten nog van een menselijke vingerafdruk in de opwarming, nu is de boodschap veel stelliger: de mens is de dominante factor, en waarschijnlijk zelfs de enige factor. In het argument dat klimaatverandering van alle tijden is, speelt ook de gedachte dat de aarde al die schommelingen heeft overleefd. En dat het ook dit keer zo’n vaart niet zal lopen. Natuurlijk, de wereld vergaat niet. Maar vele soorten, dieren en planten, zullen de veranderingen niet kunnen bijbenen en dus uitsterven, net als bij eerdere grote klimaatveranderingen. En de mens zelf is een kwetsbare soort. 2. De klimaatwetenschap laat geen kritiek toe Het is een percentage dat telkens terugkeert: 97 procent van de klimaatwetenschappers is het eens. Voor sceptici biedt het een kans voor open doel. Was het niet Einstein die gezegd had dat het in de wetenschap niet gaat om de meerderheid van stemmen? Het percentage komt uit een studie uit 2013 van de Australiër John Cook, die in een hele reeks wetenschappelijke artikelen over klimaatverandering had geturfd of de auteur wel of niet dacht dat de opwarming door de mens werd veroorzaakt. Een wat onzinnige exercitie, het staat er immers zelden bij. Een onderzoeker die meet hoeveel ijs Groenland jaarlijks verliest, meldt in zijn artikel soms dat het smelten door de opwarming is versneld, maar niet wat de oorzaak van die opwarming is. Cook moest zijn conclusie dan ook baseren op een kleine selectie. Het is ook niet nodig om die consensus te turven. De wetenschappelijke opvattingen over het klimaat staan, samen met kritische noten, sinds dertig jaar in de rapporten van het IPCC, het Intergovernmental Panel on Climate Change. Dat is geen rabiate milieuclub van de Verenigde Naties, het IPCC zelf is niet meer dan een kantoor met wat medewerkers. Het IPCC voert zelf ook geen klimaatonderzoek uit. De rapporten worden geschreven door honderden klimaatwetenschappers die worden gevraagd recent verschenen studies te verzamelen, te wegen en samen te voegen. Iedereen is gerechtigd op die bundeling commentaar te leveren. Sommigen worden daar zelfs expliciet toe uitgenodigd. Ook erkende klimaatsceptici. De auteurs zijn verplicht alle commentaren te verwerken, of te vermelden waarom ze dat niet hebben gedaan. Maar misschien houdt de gevestigde wetenschap kritiek buiten de deur. Dat kan natuurlijk, niets menselijks is de klimaatwetenschapper vreemd. En in de wetenschap is het soms lastig gevestigde theorieën omver te werpen. Daar kan een generatie overheen gaan. Anderzijds, wie nu met een overtuigend experiment of nieuwe theorie een bres slaat in het bestaande gedachtegoed en aantoont dat de opwarming niet door de mens wordt veroorzaakt, is bijna zeker van een Nobelprijs. Er zijn genoeg (jonge) wetenschappers die zich zo’n kans niet laten ontnemen. Toch nog even over die 97 procent. Wat schrijft die 3 procent dan? Een paar jaar geleden nam een groep wetenschappers onder leiding van eerder genoemde Cook 48 van dergelijke studies onder de loep. Wat bleek? Elk artikel bevatte fouten, de resultaten waren niet reproduceerbaar en in sommige gevallen deugde de fysica niet. 3. Ze overschatten de opwarming De zon voorziet de aarde met zijn licht van een constante stroom energie. Die energie verlaat de aarde ook weer, maar dan in de vorm van warmtestraling. Het molecuul CO2 vangt die straling op en zendt haar ook meteen weer uit, maar dan in alle richtingen. Daardoor blijft de warmte langer hangen op aarde, alsof er een deken over ligt. Het is eenvoudig uit te rekenen wat het opwarmende effect is van een bepaalde concentratie CO2. Tenminste, als het hierbij bleef. Maar als de aarde opwarmt, verdampt er meer water uit de oceanen. En waterdamp is ook een broeikasgas. Bovendien ontstaan er dan wolken die het zonlicht reflecteren en juist voor afkoeling zorgen. Zo zijn er nog veel meer zogeheten terugkoppelingen. Daarnaast verdwijnt verreweg het grootste deel (meer dan 95 procent) van de extra warmte in de oceanen en gaat er ook nog de nodige warmte op aan het smelten van het poolijs en verwarmen van het land. Een fractie (1 procent) gaat zitten in het opwarmen van de atmosfeer. De oceanen hoeven dus maar iets van hun warmte af te staan – tijdens een zogeheten El Niño bijvoorbeeld, een periodieke stroming in de Stille Oceaan – en de gevolgen voor de atmosfeer zijn groot. De vraag hoeveel de aarde opwarmt als de CO2-concentratie stijgt, is dan ook niet zo eenvoudig te beantwoorden. Gelukkig hoeven klimaatwetenschappers niet alleen op modellen en computerberekeningen te varen. Metingen aan de huidige klimaatverandering en reconstructies van warme periodes in een ver verleden dragen bij aan de schattingen. Volgens het laatste IPCC-rapport (uit 2013) stijgt de wereldtemperatuur 3 graden als de CO2-concentratie verdubbelt; uiteindelijk, het duurt zeker enkele decennia voordat een nieuw evenwicht is bereikt. Die schatting is veel te hoog, is een vaak gehoord argument, waardoor de klimaatmodellen de opwarming overschatten. Volgens sceptici is de klimaatgevoeligheid geen 3 graden, maar 1,5 graad. Ze staven hun beweringen met grafieken waarin zowel de computerberekeningen als de observaties zijn uitgezet. En waarin de vooraf berekende waarden dus hoger uitvallen dan de gemeten temperaturen. Het debat heeft een hoog welles-nietesgehalte en de onzekerheden zijn nog te groot om ze te kunnen wegcijferen. Maar veel verschillen hebben te maken met natuurlijke processen die door de modellen niet waren te voorzien. Zoals een vulkaanuitbarsting waardoor het tijdelijk afkoelde of een El Niño die extra opwarming gaf. Als je daar achteraf voor corrigeert, blijft er nog steeds een verschil over. Dat ligt aan onnauwkeurigheden in de metingen, werpen klimaatwetenschappers tegen. En soms ligt het aan het tijdvak dat de sceptici in ogenschouw nemen. 1998 was, mede door een El Niño, een record warm jaar, waardoor in de jaren daarna de opwarming leek stil te vallen. Inmiddels heeft Moeder Natuur de draad weer opgepakt. Wie over een lange periode kijkt, ziet nauwelijks meer iets van deze ‘pauze’ in de opwarming. Nu is het vizier gericht op de huidige tijd. ‘Na 2016 is de afkoeling begonnen’, heet het in sommige kringen. Sinds februari van dat jaar zou de temperatuur alleen maar zijn gedaald. Dat is nog waar ook, maar niet meer dan logisch. 2015 en 2016 zijn, wederom door een El Niño, de nieuwe recordhouders. Met het einde van deze El Niño zakte de temperatuur enigszins. Niettemin, vorige maand meldde de Amerikaanse onderzoeksorganisatie Nasa dat 2018 vierde staat (na 2015, 2016 en 2017) op de lijst van warmste jaren sinds 1880. 4. CO2 is juist goed voor de natuur De aarde is de afgelopen dertig jaar groener geworden. Uit een grote studie uit 2016 in vakblad Nature bleek dat op zeker een kwart van het aardoppervlak de vegetatie is toegenomen. Bijna overal in de tropen, maar ook in Europa of op de toendra’s van Siberië kleurde de kaart die de onderzoekers met hulp van satellietbeelden hadden getekend, groen. Slechts een paar procent van het land is bruin gekleurd. De onderzoekers hadden er ook een verklaring voor. Ruim twee derde van de vergroening was volgens hen het gevolg van de toegenomen CO2. Een boodschap die niet aan dovemansoren was gericht. Logisch, reageerden sceptici. CO2 is de natuurlijke voedingsbron voor planten. Sommige gingen nog een stapje verder: er is geen CO2-probleem. Moeder Natuur neemt onze uitstoot op, ze profiteert er zelfs van. Zo eenvoudig ligt het niet. In november verscheen, eveneens in Nature, een vergelijkbare studie met een vergelijkbare kaart, maar andere oorzaken. Er zijn drie hoofdfactoren, zeiden deze onderzoekers, die elk voor 20 procent de vergroening verklaren. Behalve de extra CO2 is dat de toegenomen verspreiding van stikstof, meststoffen die vanuit de landbouw overwaaien naar de natuur. En de toename van de landbouw zelf. Andere factoren zoals de opgelopen temperatuur, de toegenomen neerslag of extra zonlicht nemen de overige 40 procent voor hun rekening. Het verschil tussen beide studies heeft met hun opzet te maken. De satellietstudie uit 2016 mat hoe veel zonlicht werd opgenomen dan wel weerkaatst, en gaf een maat voor het bladoppervlak. Het onderzoek van vorig jaar combineerde dergelijke data met veldstudies en modelberekeningen, waardoor het beeld gedetailleerder werd maar ook meer een momentopname. De details zijn niet zo belangrijk, het gaat nu meer om de vraag of de vergroening een gunstige ontwikkeling is. Planten nemen ongeveer 30 procent van de CO2 op die door de mens in de atmosfeer is gebracht. Ze dempen de klimaatverandering dus ten dele. Bovendien zit aan die compensatie een grens. Nu groeien de bomen en planten even sneller, maar over een tijdje gaan ook die grote bomen dood en komt de opgeslagen CO2 door verrotting weer vrij. En de landbouw dan? Boeren weten het wel, tuinders gebruiken sinds jaar en dag CO2 in hun kassen om de oogsten te verbeteren. Ook het IPCC noemt al in zijn eerste rapporten de voordelen van extra CO2 voor de landbouw. Zeker in gematigde streken zullen boeren kunnen profiteren van het veranderende klimaat, al is een goede oogst ook afhankelijk van voldoende neerslag of (het uitblijven van) extreem weer. Maar, schrijft het IPCC in zijn laatste rapport, op de lange termijn zullen de negatieve effecten overheersen. CO2 voedt niet alleen de planten, ook de oceanen nemen het broeikasgas op, zo’n 30 procent van de totale CO2-emissie. Dat wordt minder naarmate het oceaanwater zelf opwarmt. En belangrijker: CO2 lost op in water tot koolzuur, en de verzuring van het water is een bedreiging voor het leven. Het meeste koraal is al op sterven na dood, maar ook voor schelpdieren zoals mosselen of slakken ziet de toekomst er somber uit. Moeder Natuur heeft er geen mening over, maar het is moeilijk vol te houden dat ze bij al die extra CO2 wel vaart. 5. Maatregelen hebben geen effect Het getal is een eigen leven gaan leiden. Het zwierf over het internet, dook op in de Tweede Kamer en belandde zelfs in een column van Ephimenco. De Nederlandse inspanningen op klimaatgebied zouden zinloos zijn: ze dempen de opwarming met zegge en schrijve 0,0003 graden Celsius. Het getal komt uit een artikel in Elsevier van Marcel Crok. De wetenschapsjournalist had de landsadvocaat tijdens de Urgenda-zaak horen zeggen dat de geëiste ‘8 procent extra CO2 -reductie in 2020 slechts 0,000045 graad minder gemiddelde wereldwijde opwarming tot 2100 tot gevolg zou hebben’. En toen hij daarop doorrekende, concludeerde Crok dat ‘het ambitieuze regeerakkoord van het kabinet Rutte III – 49 procent CO2 -reductie in 2030 - neerkomt op ongeveer 0,0003 graad Celsius minder opwarming in 2100. Ofwel: onmeetbaar.’ Tja. De wereld heeft in 2015 in Parijs afgesproken ernaar te streven de opwarming tot ruim onder de 2 graden te beperken, en liefst onder de 1,5 graad. En de landen hebben afgesproken regelmatig bijeen te komen om vast te stellen hoe iedereen vordert, hoe het met de opwarming gaat, en of de doelen moeten worden bijgesteld. Om het probleem behapbaar te maken is het begrip ‘koolstofbudget’ geïntroduceerd. Dat begint bij de vraag: welke CO2 -concentratie hoort bij een opwarming van 2 graden? Vervolgens: hoe veel CO2 mag de wereld dan nog aan de atmosfeer toevoegen? Dat is het koolstofbudget. En: als we vanaf nu de CO2 -uitstoot geleidelijk afbouwen, wanneer moet die dan (zo goed als) nul zijn? Als je zo rekent, resten er voor het doel van 2 graden nog vijftig jaar, en voor 1,5 graad nog 25 jaar. Als je negatieve emissies toelaat – CO2 uit de lucht halen met moderne technieken, door bomen planten, of die CO2 ondergronds opslaan – zit er nog wat rek in die termijn. Om arme landen nog enige ruimte voor ontwikkeling te bieden hebben rijke landen afgesproken dat ze in 2050 al nagenoeg op nul willen zitten (95 procent reductie). Het hangt er een beetje van af waar je begint, maar als je de dalende lijn vanaf nu doortrekt naar 95 procent in 2050, passeer je in 2030 die 49 procent. Overigens koerst de wereld nu nog af op een opwarming van 4 à 5 graden, en is het, als ieder land doet wat het beloofd heeft, in 2100 ruim 3 graden warmer dan het zonder menselijke inbreng zou zijn geworden. Welnu, terug naar die 0,0003 graden. Het is een beetje flauw om bij 2030 stil te staan, alsof er na die datum geen windmolen meer wordt geplaatst of woning geïsoleerd. Maar zelfs als het gaat om het ultieme doel, 95 procent minder uitstoot in 2050, is de Nederlandse inbreng gering. De nationale uitstoot is nu 0,5 procent van het wereldtotaal. Als iedereen zich aan de afspraken houdt, terwijl Nederland op zijn huidige peil blijft, komt de wereld uit op 94,5 procent reductie. Binnen de onzekerheidsmarge valt de Nederlandse inbreng dus nauwelijks op. Maar als iedereen zo zou denken. Met deze afspraken levert Nederland gewoon zijn deel. We moeten ook niet voor de troepen uitlopen, klinkt het in Den Haag. We zijn groene henkie niet. Maar gemeten in CO2-uitstoot per inwoner is Nederland is in Europa ongeveer het slechtste jongetje van de klas. Het klimaatdoel uit de Urgenda-zaak, 25 procent minder CO2-uitstoot in 2020, wordt niet gehaald. Ook het EU-doel, 20 procent minder in 2020, wordt moeilijk. Als Nederland zich aan zijn eigen klimaatafspraken gaat houden – 49 procent in 2030 – vestigt het zich vermoedelijk ergens in de Europese middenmoot. Het heeft niet veel zin om nu te wijzen naar andere landen. Sommige zijn verder, het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld, andere zitten in een vergelijkbare positie. Zoals Detlef van Vuuren, hoogleraar mondiale milieuproblemen aan de Universiteit Utrecht, eind vorig jaar in deze krant zei: “Het gaat voorlopig om de landen met een hoge uitstoot, dat zijn er een stuk of 25. Die landen zitten in dezelfde situatie als Nederland. Plannen zijn in de maak en de implementatie begint. Maar het is bij elkaar nog lang niet genoeg.” 6. De techniek gaat ons redden De eerste windmolens, waarmee in de jaren tachtig elektriciteit werd opgewekt, hadden een vermogen van een kleine 100 kilowatt. Daarmee kon je nog geen honderd huishoudens van stroom voorzien. Tegenwoordig halen de molens gemakkelijk 1000 kilowatt (1 MW), de meeste zelfs 2 of 3 MW. Er zijn er die hun top bij 10 MW hebben liggen. Intussen is de kostprijs gezakt, zodat windenergie ook zonder subsidie goedkoper is dan kolen. Hetzelfde geldt voor zonne-energie. Het rendement van de panelen stijgt, de kostprijs daalt. Er is geen reden om aan te nemen dat aan deze trend spoedig een einde komt. De techniek gaat ons redden, is dan ook een veelgehoord argument. ‘Ze vinden er wel wat op.’ Dat is geen argument om nu niets te doen. De tijd dringt. Bovendien is het een blinde gok op de toekomst. Techniek vermag niet alles. Neem het vliegen. Nu draagt de luchtvaart voor ruim 2 procent bij aan de mondiale CO2-emissie. Bij ongewijzigd beleid stoot het vliegen over vijftig jaar echter net zo veel broeikasgassen uit als alle andere sectoren samen. Maar vliegtuigen gaan steeds efficiënter om met hun brandstof, heet het dan. Alleen weegt die winst, een verbetering van 1 à 2 procent per jaar, niet op tegen de groei van het luchtverkeer: jaarlijks 4 à 5 procent. Biobrandstoffen dan? Het kan, maar het potentieel is een reductie van hooguit 8 procent, schreef Technisch Weekblad afgelopen zomer, omdat de teelt van bijvoorbeeld algen veel ruimte in beslag neemt. Die winst is dus na twee jaar groei al opgesoupeerd. Voor elektrisch vliegen ten slotte is een ongekende technologische sprong voorwaarts nodig. Zonnepanelen leveren lang niet genoeg vermogen terwijl batterijen veel te zwaar zijn, in verhouding tot hun energie-inhoud. Iets vergelijkbaars geldt voor het verwijderen van CO2 uit de atmosfeer. Vrijwel alle toekomstscenario’s van het IPCC rekenen daarmee. Niet alleen met de ondergrondse opslag van de CO2 die vrijkomt bij het verstoken van fossiele brandstoffen. Maar ook met de opslag van CO2 die uit de lucht is gehaald. De zogeheten negatieve emissies. Dat kan met technische middelen. Of met bomen. Die gebruiken CO2 om te groeien. Als je het hout daarna verbrandt in een elektriciteitscentrale en de vrijkomende CO2 opbergt, sla je twee vliegen in één klap. Je hebt elektriciteit verkregen én CO2 verwijderd. De praktijk is weerbarstig, schrijft EASAC, een wetenschappelijk adviesorgaan van de EU. In die keten lekt CO2 weg. Bij de aanleg en het onderhoud van het bos, bij het transport van het hout, bij het afvangen van de CO2. De efficiëntie van deze negatieve emissie is minder dan 50 procent, aldus EASAC. Bovendien is de potentie van deze aanpak beperkt. De aanleg van bossen of velden met het snelgroeiende olifantsgras vergt veel ruimte. Als de negatieve emissies een redelijke bijdrage moeten leveren in het klimaatbeleid, gaat het al gauw over 10 tot 15 procent van het landbouwareaal. Het is gevaarlijk om je hoop te vestigen op onbewezen technologieën, aldus EASAC. “Het is een gok, en als het misgaat, worden toekomstige generaties met de gevolgen opgezadeld.” 7. Brr... wat is het koud Klimaatwetenschappers en milieugroepen grepen de hitte en droogte van de afgelopen zomer aan om het publiek te doordringen van de gevolgen van klimaatverandering. Dit zou over vijftig jaar weleens het nieuwe normaal kunnen worden, zei het KNMI. En toen werd het winter. Terwijl het weer in Nederland zich aan de voorspelde trends hield en de winter zelfs extreem zacht eindigde, sloeg het seizoen elders ouderwets toe. In de Alpen viel de sneeuw metersdik, terwijl de klimaatmodellen juist hadden voorspeld dat het witte goud er schaars zou worden. En in de Verenigde Staten en Canada, die ook een uitzonderlijk hete zomer hadden gekend, vroor het ongekend hard, tot -40 toe. Nu was het de beurt aan president Trump om in een tweet te vragen waar die good old global warming was gebleven. Welkom in de weeroorlogen, schreef The New York Times vorige week. Extreem weer wordt volgens de krant steeds vaker ingezet voor het eigen gelijk. “En dat is niet zonder risico. Juist voor de wetenschap, omdat die altijd heeft benadrukt dat er een verschil is tussen de wisselingen in het alledaagse weer en het trage proces van klimaatverandering.” Maar ja, mensen ervaren het extreme weer aan den lijve en zo’n hittegolf of plensbui maakt meer indruk dan de trage verandering van de gemiddelde temperatuur. Dertig jaar geleden sprak James Hansen voor het eerst tegenover de Amerikaanse Senaat over de opwarming. Het was in die dagen bloedheet in Washington, waardoor Hansens boodschap goed overkwam. Het weer is grillig. Door een toevalligheid kan de zogeheten polaire vortex uit koers raken en Noord-Amerika trakteren op arctische vrieskou, zoals begin dit jaar gebeurde. Het klimaat is een gemiddelde van het weer van de afgelopen dertig jaar. Zo’n extreme winterperiode komt daarin voor als een kans, en door klimaatverandering wordt zo’n kans groter of kleiner. Ze kunnen het weer van volgende week niet eens voorspellen, heet het vaak. Wat zegt dat over de klimaatmodellen die een eeuw vooruit kijken? Niet veel. De weersverwachting is iets heel anders dan een klimaatscenario. Wat niet wil zeggen dat zo’n scenario geen onzekerheden kent. Maar die worden vooral bepaald door de vraag wat de mens gaat doen. Blog Trouw, 10-03-2019 (Joep Engels) |