|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Als erfrecht de democratie verslindt
Als erfrecht de democratie verslindt
Paul Goossens Te explosief, te ongelijk verdeeld, te zeer in tegenspraak met het meritocratische ethos. Voor de politiek volstond dat ruimschoots om zich ver van erfenissen en successierechten te houden. Je weet maar nooit of de doos van Pandora open gaat. Zo was het tot 2021, toen sneuvelde ook dat taboe. Althans in Frankrijk, waar alle partijen en presidentskandidaten erfenissen en successierechten in de kiesstrijd hebben getild. Van uiterst rechts tot uiterst links willen ze de belasting op de ‘transmission populaire’ (lees: de kleine erfenissen) verminderen, zo niet compleet opdoeken. Over de grootte van die kleine erfenis woedt nog een stellingenoorlog. Zit een nalatenschap van 300.000 euro nog in het populaire segment, zoals Marine Le Pen beweert, of zitten we dan al in het salon van de bourgeoisie? Even omstreden is wat met de grote erfenissen moet gebeuren. Emmanuel Macron verkiest de status quo, terwijl de linkerzijde het fiscaal mes wil wetten. Blikvanger is hier Jean-Luc Mélenchon, die elke erfenis boven de 12 miljoen tegen 100 procent wil belasten, met andere woorden confisqueren. Voor Eric Zemmour is dat baarlijke nonsens. In het Frankrijk van zijn dromen is er geen plaats voor een beperking van ‘patrimonium, eigendom en overdracht’. Ook Valérie Pécresse van Les Républicains tapt uit dat vaatje. ‘Omdat het ouderlijk patrimonium’, zo vindt ze, ‘de vrucht van hard werken is dat al door de fiscus systematisch werd overbelast en afgeroomd, hebben de kinderen er recht op.’ Voor Radio France is de erfeniskwestie dé verrassing van deze kiescampagne. ‘Plotseling is een hypergevoelig dossier incontournable geworden.’ Met alle risico’s van dien. Nu al, zo blijkt uit steeds meer onderzoek, vormt de gestage groei van erfenissen een bedreiging voor de draagbalk van de liberale democratie, namelijk gelijke kansen. Terwijl de armste helft van de bevolking maar 7 procent van erfenissen en schenkingen krijgt, steekt de 10 procent rijksten meer dan de helft op zak. Om die reden bepleitte de Oeso vorig jaar in een onderbelicht rapport een ‘well-designed’ verhoging van de successierechten. Het is bekend dat de Oeso de markteconomie een warm hart toedraagt. Toch vindt ze het niet kunnen dat de erfbelasting in de Oeso-landen maar 0,5 procent van de fiscale inkomsten aanlevert en systematisch wordt gesloopt. ‘Het is een belangrijk instrument’, aldus de auteurs van Inheritance taxation in Oecd countries, ‘om de concentratie van rijkdom af te remmen en het gelijkheidsbeginsel te vrijwaren.’ In Frankrijk zou wel eens precies het tegendeel kunnen gebeuren. Minder taxatie en verdere contaminatie door geërfd vermogen van economie, samenleving en ethiek. Successierechten zijn nochtans een Franse uitvinding. Om de kosten van de nieuwe republiek te dekken, voerde de ‘revolutionaire’ Derde Stand in 1791 een vlaktaks van welgeteld 1 procent op de erfenissen in directe lijn door. Een droomtarief waar zelfs de conservatieve restauratie een eeuw lang niet aan raakte, want niet te ‘verbeteren’. Het legde de happy few geen windeieren. Op de vooravond van de Grote Oorlog bezat de 1 procent aan de top ruim 60 procent van alle privévermogen. Met hard werken werd je in de 19de eeuw niet rijk, alleen erfenissen kregen dat voor elkaar. De jaarlijkse overdracht van vermogen door erfenissen bedroeg toen 20 tot 25 procent van het nationaal inkomen en meer dan 80 procent van het totale privévermogen was geërfd kapitaal. Niet talent, inzet en verdienste beslisten toen over fortuin en welstand, wel stamboom en stand. De ‘belle époque’ dus, of de negatie van alles wat een meritocratische samenleving pretendeert te zijn. Al in 2013, in Kapitaal in de 21ste eeuw, signaleerde Thomas Piketty de ‘comeback van de erfenissen’. Het Oeso-rapport bevestigt dat onderzoek. Sinds 1990 is het aandeel van geërfd vermogen in het nationaal inkomen aan een opmars bezig en schommelt nu rond de 15 procent. Die score, zo merkt de Oeso op, is vergelijkbaar met die aan de vooravond van de Grote Oorlog. Nu al is het grootste deel van het privévermogen de eigenaars in de schoot geworpen. Niet omdat ze beter presteerden, wel omdat ze geluk hadden en hun wieg in een rijk nest stond. In Frankrijk, zo berekende de gerespecteerde Conseil d’analyse économique eind vorig jaar, is 60 procent van het totale privépatrimonium erfgoed. In 1970 was het maar 30 procent en dat versterkt het bange vermoeden dat ook de belle époque met haar privilegies en renteniers bijna terug is. Ook in België trouwens. Hoewel hier veel minder gegevens beschikbaar zijn dan in Frankrijk – we hebben wel een driekleur en een erfelijke monarchie, maar geen vermogenskadaster – zit België op dezelfde roetsjbaan. Het is alvast de overtuiging van de Oeso en de Luikse econoom Antoine Dedry. In een studie van 2014 raamde hij dat de jaarlijkse erfenisstroom in twintig jaar tijd verdubbelde en dat het geërfd vermogen zowat 80 procent van het totale patrimonium bedraagt. Het is een hallucinant cijfer, dat de Nationale Bank nooit corrigeerde, en dat in de standenmaatschappij van de 19de eeuw thuishoort. Voor een democratie die alleen overeind kan blijven als de schijn van gelijke kansen geloofwaardig blijft, is het een levensbedreigende ontsporing. Philippe Nys heeft het begrepen. ‘We moeten durven te zeggen’, zo vertelde hij gisteren in deze krant, ‘dat belastingen op erfenis de meest faire belastingen zijn. We streven naar gelijke startkansen.’ Nee, Nys is geen PVDA’er, wel voorzitter van Jong VLD. DS, 18-02-2022 (Paul Goossens) |