actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > NASLAG > Boeken, Artikels, Muziek & Films > Artikels & Boeken
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 16th May 2020, 18:54
bijlinda's Avatar
bijlinda bijlinda is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Nov 2004
Locatie: Hasselt
Posts: 1,815
Lightbulb Arm Amerika

Arm Amerika

Steven De Foer, ‘Amerikanen. Het had zo mooi kunnen zijn’, Polis, 2020.


Patiënt Amerika is ziek en een vaccin is nog niet gevonden. Witte Amerikanen verdienen gemiddeld dertien keer zoveel als zwarte. De levensverwachting daalt. Luchthavens en het wegennet zijn in verval. Hoe is het zover kunnen komen? De Standaard-journalist Steven De Foer schreef een boek over de American dream die altijd een mythe is gebleven. Een voorpublicatie.


De levensverwachting in de VS daalt, en dat heeft nu eens niets met het coronavirus te maken (al zat dat ook zeker niet helpen de trend te keren). Een Amerikaanse man wordt gemiddeld 78 jaar, een vrouw 81. Dat is twee à drie jaar minder dan in België en Nederland, en zelfs zes jaar minder dan in Japan en Zwitserland. Het wordt pas echt alarmerend als je weet dat die trend al sinds het begin van deze eeuw aanhoudt. De daling is niet meer zo groot geweest sinds de periode 1914-1919, de jaren van WO I en de Spaanse griep.

Oorzaken zijn het voedingspatroon, maar ook drugs en zelfmoord. Het vermijdbare verlies aan levens concentreert zich hoofdzakelijk in staten als Ohio, Pennsylvania, Indiana en Kentucky, waar door de sluiting van de auto- en staalfabrieken de laatste decennia de werkgelegenheid het hardst getroffen werd.

The American Century, die 20ste eeuw waarin de VS de wereld naar hun hand zetten, is voorbij. Een minderheid van de Amerikanen floreert financieel, maar velen hebben het moeilijk. Sinds het einde van WO II hebben de Amerikanen, die eeuwige optimisten, zich nooit zo weinig gelukkig gevoeld. In 1957, in die Eisenhowerjaren toen jonge gezinnen zich massaal vestigden in een eigen huis in de suburbs met een *gechroomde Chevrolet voor de deur, toen de vrouwen oogden als Doris Day en de mannen als Jack Lemmon en er geen enkele reden tot klagen was tenzij je niet blank was, of homoseksueel of op een andere manier afweek van de norm … In 1957 dus noemde meer dan de helft van de Amerikanen zich ‘zeer gelukkig.’ De meest tevreden natie op de planeet. Vorig jaar waren de VS gezakt naar de negentiende plaats op de lijst van gelukkigste landen ter wereld. ‘De Belgen zijn gelukkiger dan wij’, reageerde Jimmy Kimmel in zijn latenightshow. ‘Mensen die mayonaise op hun frieten doen. Gelukkiger dan wij.’


Onverantwoord rijk

Twee op de drie Amerikanen vinden dat het de verkeerde kant opgaat met de VS. Dat percentage ligt al sinds de eeuwwisseling vrij hoog, maar is onder Donald Trump nog aanzienlijk toegenomen. Nochtans liepen de economie en de beurs sinds de banken- en huizencrisis van 2008-2009 alweer haast een decennium als een tierelier, tot aan de uitbraak van het coronavirus, en was de officiële werkloosheidsgraad historisch laag. Alleen ervaarden veel mensen dat blijkbaar niet zo, dat het goed ging.

De inkomensongelijkheid in de VS is dan ook gigantisch. In de recentste grote peiling was het mediaaninkomen 11.000 dollar voor zwarten, 13.000 dollar voor latino’s en 142.000 dollar voor blanken. U leest dit goed: het inkomen van een witte Amerikaan is dertienmaal groter dan dat van een zwarte, en elfmaal groter dan dat van een hispanic.

Geen wonder dat de rassen ook in 2020 nog steeds in grote mate gescheiden wonen. 8 Mile in Detroit en Delmar Boulevard in St. Louis zijn de beruchtste, maar ook in andere grote steden zijn er straten die als regelrechte demarcatielijnen bekendstaan tussen blank en zwart, rijk en arm, veilig en gevaarlijk. Het verschil in leeftijdsverwachting tussen twee aangrenzende wijken loopt er soms op tot achttien jaar.

Maar de ongelijkheid treft ook blanken. De rijkste 0,1 procent – een op de duizend Amerikanen dus – bezit evenveel als de 80 procent armste Amerikanen samen. Inkomensverschillen horen bij een vrijemarkteconomie, maar Michael Bloomberg bezit evenveel geld als de armste 150 miljoen Amerikanen. Hoe valt dat nog uit te leggen?

Dat the one percent (en nog meer de 0,1 percent) in de VS zo wanstaltig rijk is, heeft niet alleen te maken met economisch succes, vaak overgeërfd van de vorige generaties. Hun rijkdom is de laatste decennia nog met reuzensprongen gegroeid doordat het systeem van progressieve belastingen in de VS de facto afgeschaft is. De tarieven bleven in principe wel progressief, maar de vrijstellingen en achterpoortjes zijn zo talrijk dat de reële belastingdruk op de superrijken belachelijk laag is.

Gewone mensen stagneerden ondertussen of verarmden zelfs. Automatisering en uitbesteding van de productie aan lagelonenlanden hebben de werkgelegenheid in de industrie zwaar aangetast. In de meeste grote steden is er een florerende dienstensector voor in de plaats gekomen, die echter minder veilige en blijvende banen oplevert.


Walmartjobs

40 procent van de Amerikaanse gezinnen met minstens één werkende volwassene had op een of ander moment in 2018 geen geld om eten te kopen of een doktersrekening te betalen. Nog meer Amerikanen zijn niet in staat om een onverwachte tegenslag zoals ziekte of ontslag te overbruggen. Bedrijven als General Motors zorgden vroeger voor hun personeel met een pensioen- en ziekteverzekeringsplan. Vandaag is de supermarktketen Walmart de grootste werkgever in de VS, met 1,5 miljoen werknemers. Walmart heeft weinig voltijdse jobs in de aanbieding, en betaalt zijn hoofdzakelijk vrouwelijke werknemers net iets meer dan het federale minimumloon. Rekening houdend met inflatie verdienen de werknemers er zowat een derde van wat een goed opgeleide arbeider bij GM in de jaren 60 verdiende, en dat pensioen- en ziekteverzekeringsplan van toen is ook verdwenen. Veel Amerikanen moeten meerdere jobs combineren om het hoofd boven water te houden.

De drang om te consumeren als gekken blijft bestaan, maar de buffer van een degelijk vast inkomen en een sociale parachute voor noodgevallen is verdwenen. Een gigantische klap voor de middenklasse was de hypotheekcrisis van ruim tien jaar geleden, toen massa’s Amerikanen zich lieten vangen in een zeepbel op de huizenmarkt. Je ziet vandaag nog steeds de gevolgen. De troosteloze trailerparken met stacaravans aan de *interstate highways zijn kleine stadjes geworden. ‘Trailer trash’ worden de bewoners vaak genoemd.

Enigszins vergelijkbaar is de situatie bij de goedkopere motelketens. Wie The Florida project (2017) van Sean Baker heeft gezien, over een meisje van zes dat met haar alleenstaande moeder in een goedkoop motel aan de achterkant van Disney World woont, kan het zich voorstellen. Doordat ik op reportagereis graag flexibel blijf en niet graag vooraf een slaapplek boek, kom ik geregeld op zulke plekken terecht. Nachtelijke scènes van dronken huiselijk geweld moet je erbij nemen. Op een dag mocht ik in North Carolina niet naar mijn motelkamer omdat de politie bezig was met het wegspuiten van het bloed van de man die twee uur eerder voor mijn deur was neergestoken. ‘U kunt rustig slapen, meneer,’ zei een agente, ‘daders keren zelden meteen terug naar de plaats van de misdaad.’

De VS hebben altijd al de roep gehad een land te zijn van grote mogelijkheden, maar ook van grote risico’s. Een land waar je vrij kunt zijn, maar waar je ook moet accepteren dat het soms lelijk kan tegenzitten. Amerikanen zijn veerkrachtige mensen. Zo hebben ze de huizen- en financiële crisis overleefd. Ze hebben toen alleen hun appeltje voor de dorst verloren. De voormalige balletdanser bij een groot gezelschap die nu aan de kassa zit van een parkeergarage, de oma van 78 die nachtreceptioniste is in een klein hotel, de alleenstaande moeder met drie baantjes: ze hebben allemaal hun trieste verhaal.


Great Society

Amerikanen zijn altijd harde werkers geweest. Hun arbeidsethos is historisch te verklaren vanuit het puritanisme van de eerste blanke Amerikanen. De puriteinen zagen in de Nieuwe Wereld hun eigen nieuwe Israël, een beloofd land met gigantische mogelijkheden, waarvoor God bedankt moest worden met hard werken. Geert Mak vertelt in Reizen zonder John dat in Massachusetts in 1663 zelfs een wet bestond die tijdverspilling strafbaar maakte met tuchtmaatregelen.

Vandaag is het echter al lang geen goddelijke plicht meer die Amerikanen zo ijverig maakt, maar in vele gevallen pure noodzaak. Amerikaanse werknemers werken gemiddeld 1.800 uur per jaar, terwijl dat in West-Europese landen tussen 1.400 en 1.600 ligt. Tussen 1950 en 2012 daalde het aantal gewerkte uren in onze contreien met 40 procent, een gevolg van automatisering, algemene stijging van de welvaart en betere *sociale bescherming. In de VS bedroeg die daling in diezelfde periode van 60 jaar slechts 10 procent. Ze leven met het rotte gevoel dat ze het (veel) slechter hebben dan de generaties van hun ouders en voorouders. Ze herinneren zich een tijd dat één goede vaste baan bij een stevig bedrijf volstond om een heel gezin te onderhouden, pensioen en ziekteverzekering en jaarlijkse vakantie inbegrepen.

Europeanen denken te makkelijk dat Amerikanen onze verzorgingsstaat nooit gekend hebben. Dat is niet helemaal waar. Met de hervormingen van Franklin Roosevelt begon de strijd tegen de armoede. De economische boom onder Eisenhower liet zo veel gewone burgers meeprofiteren dat de algemene welvaart zienderogen steeg, al bleven sommige bevolkingsgroepen in de kou staan. In zijn eerste State of the Union in 1964 kondigde Lyndon B. Johnson ‘een onvoorwaardelijke oorlog tegen de armoede’ aan. ‘Het wordt geen gemakkelijke strijd,’ zei LBJ, ‘maar we zullen niet rusten voor we gewonnen hebben. Het rijkste land ter wereld kan zich dat veroorloven.’ Er leefde toen een heilig geloof dat (kans)armoede niet compatibel was met Amerikaanse waarden. Johnsons Great Society-programma trok federaal geld uit voor beter en socialer onderwijs en medische zorg, en maakte een eeuw na het verbod op slavernij eindelijk een eind aan de onderdrukking van de zwarte Amerikanen. Amerikanen hebben van nature een hekel aan afhankelijkheid en aalmoezen. Werkloosheidsuitkeringen, bijvoorbeeld, zijn vandaag meestal beperkt tot enkele maanden. Iets voor niets krijgen geldt als gênant. Niettemin betekende Johnsons Great Society een belangrijke mentaliteitsverandering.


Reaganomics

Dat wat warmere en socialere Amerika duurde echter niet zo lang. In de jaren 70 begon geleidelijk de afkalving, met de olietekorten en een economische wereldcrisis waarop de Democraat Jimmy Carter geen antwoord had. Vanaf de jaren 80 ging het voor veel mensen pas echt bergaf. Onder Republikeinen geldt Ronald Reagan (1981-88) vandaag nochtans als een held, de grootste president sinds Lincoln. Hij was voor de hardwerkende en godvrezende Amerikaan de man die conservatieve waarden in eer herstelde, die het Boosaardige Sovjetrijk op de knieën duwde, en die de VS uit de economische crisis haalde met zijn Reaganomics: een drastische keuze voor besparingen, sterke belastingverlagingen en deregulering om ondernemers de vrije teugel te geven. Dat vooral de bedrijven en de hoogste inkomens profiteerden, werd aan de bevolking verkocht met de trickledowntheorie: lagere lasten voor de rijken zouden tot gevolg hebben dat die meer investeren, en werkgelegenheid creëren die ook de *lagere bevolkingslagen ten goede komt.

Reagans beleid betekende echter ook het startschot voor wat sindsdien – zelfs onder de Democraat Bill Clinton – een regelrechte obsessie is geworden: een diepe aversie tegen regelgeving en tegen belastingen. In 2011 stelde Warren Buffett, een van de rijkste mannen ter wereld, aan de kaak dat hij dankzij alle kortingen en wettelijke achterpoortjes procentueel minder belastingen betaalde dan zijn secretaresse.

Sinds Trumps Tax Cuts and Jobs Act uit 2017 geldt de anomalie die Buffett aankaartte voor de gehele elite van superrijken. De Berkeley-economen Emmanuel Saez en Gabriel Zucman berekenden dat de totale fiscale druk op de 400 rijkste families van de VS in 2018 nog 23 procent bedroeg. Dat is minder dan de gemiddeld 24,2 procent die de armste helft van de Amerikaanse belastingbetalers betaalt. Dat ‘dat nu eenmaal the American way’ is, is onzin. Onder de Republikeinse president Eisenhower in de jaren 50 – die gelukkige jaren – leken de belastingtarieven nog aardig op wat wij in Europa kennen. In de hoogste schijven liepen de belastingen zelfs op tot 90 procent. Dat was nodig ook, om onder meer het beroemde rastervormige Interstate Highway System aan te leggen. Nee, de drastische groei van de inkomenskloof in de VS is een fenomeen van de laatste veertig jaar. ‘Wij hebben een superklasse gecreëerd die zo rijk is dat ze niet meer op dezelfde planeet woont als de anderen’, zei Abigail Disney, erfgename van het Disneyfortuin, vorig jaar. Het lijkt wel alsof de VS stilaan terugkeren naar het ancien régime waartegen de revolutionairen zich in 1776 afzetten.


Scheurende wegen

Dat dat kan gebeuren zonder zware electorale afstraffing zou zo al moeilijk te begrijpen zijn, maar de gigantische put die inmiddels is ontstaan (de staatsschuld ging van 1 biljoen dollar in 1980 naar 22,5 biljoen dollar vandaag) leidt er bovendien toe dat de armlastige overheid zowat op ieder terrein – behalve ordehandhaving en defensie – tekortschiet. Het ooit zo benijdenswaardige Amerikaanse onderwijs is gezakt tot een van de zwakste broertjes binnen de Oeso, met hun peperdure Ivy League-universiteiten als uitzondering op de regel. Het ooit zo benijdenswaardige Amerikaanse transport doet in veel staten stilaan aan de derde wereld denken. Passagierstreinen bestaan er haast niet meer door druk van de luchtvaartlobby (laat staan dat er in hogesnelheidslijnen zou worden geïnvesteerd), de vlieghavens zijn aftands, en op de stiptheid van binnenlandse vluchten valt nog een stuk minder te rekenen dan op die van de treinen in de Lage Landen.

In de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2012 moest ik erg veel binnenlandse vluchten nemen. Tien van de achttien hadden een uur of meer vertraging, twee werden zonder opgave van reden op het laatste nippertje geschrapt. Ik ben ook al een paar keer bijna verongelukt op hun wegen. De Belgische snelwegen hebben in onze buurlanden terecht geen al te beste reputatie, maar highways in armlastige Amerikaanse staten zoals Mississippi vertonen putten en scheuren die ik verder alleen nog maar in Afrika en Zuid-Amerika heb gezien. Het is onverantwoord om er na het invallen van de duisternis nog te rijden, als je de toestand van de weg niet grondig kent. En de problemen door achterstallig onderhoud en gebrek aan investeringen nemen alleen maar toe. Amerika is versleten. ‘Als de VS een auto waren, dan een zonder bumper of reservewiel en met een bijna lege benzinetank’, schreven Thomas Friedman en Michael Mandelbaum in hun boek That used to be us. How America fell behind in the world it invented and how it can come back. Dat was in 2012, en inmiddels zijn er ook nog een spatbord en een koplamp vanaf gevallen.

De ellende sloeg over van de overheid op de privésector. Reaganomics bevorderde het samenvloeien van kleinere familiebedrijven tot giganten. In provincienesten ging de middenstand echter over de kop. Ze bestaan nog, stadjes waar het openbare leven zich afspeelt rond zo’n postkaartachtige Main Street met een bibliotheek en een kapper en een ijssalon en een paar bars en restaurantjes, zoals in Back to the future of It’s a wonderful life. Stadjes waar mensen elkaar nog kennen en met elkaar praten. Waar gewandeld wordt en niet alleen gereden. Heel soms is er zelfs nog een bioscoop of een kleine lokale krant.

Maar ze worden wel steeds zeldzamer. Aangevreten door de opkomst van de shoppingmall net buiten het centrum, gevolgd door huizencrisis, werkloosheid en leegstand. De burgers berusten. Zeurkousen kun je hen niet noemen. Ik sta er soms van versteld hoe bereidwillig Amerikanen in positieve statistieken geloven. Ze laten zich aanpraten dat ze tevreden horen te zijn over de lage werkloosheid, ook al gaat het over hamburgerjobs die een koopkracht opleveren die verbleekt bij wat hun ouders en grootouders met hun loonbriefje konden doen.


Voedselhulp

Dat het bnp maar blijft stijgen, is ook zo’n misleidende statistiek. Een onevenredig deel van die groei is toe te schrijven aan de hoogste 5 procent van de bevolking. Met gemiddelden verteken je de realiteit. Wie naar het mediaaninkomen kijkt, krijgt een veel somberder verhaal. ‘Wie hard werkt en de regels respecteert, zou in staat moeten zijn voor zichzelf en de zijnen te zorgen. Dat is de belofte van Amerika’, zei de Democratische presidentskandidate Elizabeth Warren bij de start van haar campagne.

Het is een belofte die niet meer wordt waargemaakt. Veel Amerikanen zijn arm. Er staat een quad achter hun bungalow, ze hebben een smartphone en een flatscreen-tv – gekocht op krediet, op Black Friday. Maar voor een degelijke dagelijkse maaltijd zijn ze afhankelijk van voedselhulp.

In al die ellende is er één pleister op de wonde, ook tijdens de coronacrisis. Er is onder Amerikanen iets blijven hangen van de frontier-mentaliteit van de pioniers. Je buurman is in nood, dus je helpt. Een Europeaan sust zijn geweten met de wetenschap dat er sociale diensten bestaan om de onfortuinlijken te helpen. Amerikanen daarentegen beseffen beter hoe weinig tegenslag er maar nodig is om in diepe ellende te verzeilen, omdat dat georganiseerde vangnet niet of nauwelijks bestaat. In de VS spreken mensen daarom makkelijker een beurtrol af om de wacht te houden bij een stokoude hulpbehoevende: je móét wel helpen, als betaalbare zorg niet te vinden is.

De film Leave no trace (2018) van Debra Granik vertelt over een mentaal niet erg stabiele man die constant de eenzaamheid van de bossen opzoekt, en zijn tienerdochter daarin meetrekt. De stilzwijgende steun van wildvreemde mensen voor dat meisje – no questions asked, we gaan de overheid er niet bij betrekken maar gewoon doen wat hoogdringend nodig is: het is een zeldzaam rake film over het Amerika van vandaag.

Uiteraard zijn Amerikanen die situatie beu. Uit pure frustratie valt Joe Sixpack voor slogans van politici die beloven dat het allemaal anders en beter wordt, van ‘Yes we can’ tot ‘Make America great again’. Maar dat moet dan ook wel uitkomen.

Ik zie die geluksscore niet snel opnieuw de hoogte in schieten. Patiënt Amerika is ziek, en een vaccin is nog niet gevonden. Een tweede termijn voor Trump zou het land op intensive care doen belanden, maar ook met de uitgebluste Joe Biden vallen geen wonderen te verwachten. Het voordeel van 2020 is dat het na dit jaar alleen maar beter kan. Winston Churchill zei ooit: ‘Amerika zal altijd doen wat het moet doen, na alle alternatieven te hebben uitgeput.’ Ik geloof dat je na Trump als president wel kunt zeggen dat alle alternatieven zijn uitgeput. Het moment om te doen wat moet worden gedaan is nu.


DSWeekblad, 16-05-2020 (Steven De Foer)

Laatst aangepast door bijlinda : 16th May 2020 om 18:59.
Met citaat antwoorden
Antwoord


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 17:07.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.