#1
|
||||
|
||||
Helft rijkdom bij 10 procent
Helft rijkdom bij 10 procent
Het vermogen van de rijkste 10 procent huishoudens in de eurozone is minstens vijfhonderd keer groter dan dat van de armste 10 procent. De 10 procent huishoudens met het hoogste vermogen in de eurozone bezitten 51,2 procent van de totale rijkdom. Dat cijfer staat in de tweede editie van de Household Finance and Consumption Survey (HFCS), een grootscheeps onderzoek naar het vermogen van de huishoudens in de eurozone. Het onderzoek is gedaan door de Europese Centrale Bank. Er werden 84.000 enquêtes voor afgenomen, waarvan 2.238 in België. Behalve de achttien landen van de eurozone deden ook Hongarije en Polen mee. Veel Belgen behoren tot de rijkste Europeanen. In ons land bedraagt het mediane gezinsvermogen 217.900 euro, ruim het dubbele van de hele eurozone. Mediaan wil zeggen dat de helft meer bezit en de helft minder. Alleen in Luxemburg is het mediane vermogen nog hoger. Maar de vermogens zijn verre van gelijkmatig verdeeld over alle inwoners van de eurozone. Alle huishoudens die tot de rijkste 10 procent behoren, bezitten meer dan 496.000 euro. En alle huishoudens die tot de minst vermogende 10 procent behoren, bezitten minder dan 1.000 euro. De helft van die laatste groep heeft zelfs een negatief nettovermogen: de schulden zijn omvangrijker dan de bezittingen. Let wel: tot die groep kan ook een huishouden behoren dat veel bezittingen heeft, maar nog meer schulden. Zo’n huishouden is niet arm in de klassieke zin van het woord, maar valt wel in de laagste vermogenscategorie. De huishoudens in de eurozone zagen hun vermogen de afgelopen vier jaar met ruwweg 10 procent afnemen. Dat heeft vooral te maken met de dalende huizenprijzen in een aantal landen. Ook de stijging van de schuldgraad droeg bij aan de daling van het netto-vermogen. Ongelijkheid stijgt licht In vergelijking met de eerste editie van het onderzoek is de rijkdom nu iets ongelijker verdeeld dan in 2010. Dat kwam doordat de vermogens van de minst bemiddelde categorieën sterker daalden dan die van de zeer gefortuneerden. Voor de laagste categorieën liep de daling op tot 23 procent, voor de hoogste ging het om 9 procent. Toch nam de Gini-coëfficiënt, de meest gebruikte indicator van ongelijkheid, maar heel licht toe: van 68,0 naar 68,5. Dat valt binnen de foutenmarge. Duitsers scoren zwak Het mediane vermogen van de Belgische huishoudens was in 2014 maar 2,1 procent lager dan in 2010. De vermogens zijn in ons land dus veel minder sterk gekrompen dan in de rest van de eurozone. Dat komt doordat het vastgoed niet aan waarde verloor. De financiële activa dan weer wel. Ook namen de schulden enigszins toe. België is goed voor 4,9 procent van het totale vermogen in de eurozone, terwijl het slechts 3,3 procent van alle huishoudens herbergt. Zoals ook bij de eerste aflevering van het onderzoek naar voren kwam, zijn vooral de Duitse huishoudens weinig vermogend. De mediaan ligt op 60.800 euro, ruim drie keer minder dan in België en zelfs minder dan Griekenland. Dat heeft er vooral mee te maken dat in Duitsland relatief weinig huishoudens hun eigen woning bezitten. Uitgedrukt in het gemiddelde vermogen zijn de Duitsers wel dubbel zo rijk als de Grieken. De armste Europeanen zijn de Letten, met een mediaan gezinsvermogen van 14.200 euro. Dat is vijftien keer minder dan de Belgen bezitten. DS, 24-12-2016 (Ruben Mooijman)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |