|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
|||
|
|||
Voor elke richting uit secundair een slaagpercentage voor later
Voor elke richting uit secundair een slaagpercentage voor later
Vanaf vandaag kunnen leerlingen en ouders de online 'Onderwijskiezer' raadplegen. Daar kunnen ze checken welke studierichtingen in het middelbaar hen later de beste slaagkansen geven in het hoger onderwijs. Wie uit een sterke ASO- of TSO-richting komt, kan heel veel aan. BSO-studenten zien hun succes stijgen als ze later iets studeren dat nauw aansluit bij hun opleiding. Kiezen om al dan niet verder te studeren, en zo ja welke richting, is allesbehalve eenvoudig. De Onderwijskiezer van Vlaams minister Pascal Smet (SP.A), gebaseerd op statistieken van zijn ministerie, moet meer duidelijkheid brengen. ‘De tool moet een leidraad worden om de juiste studiekeuze te maken’, zegt Smet. ‘Tegelijk spelen de motivatie en de werklust een cruciale rol in het succesverhaal van elke jongere.’ Concreet kan je op de gelijknamige website het studierendement in het eerste jaar van de opleiding hoger onderwijs checken, naargelang de studierichting die je in het middelbaar volgde. Met ‘studierendement’ wordt de verhouding van het aantal geslaagde studiepunten tot het aantal opgenomen studiepunten bepaald. Latijn-Wiskunde Zo behaalt een student die voor 45 punten slaagt terwijl hij er 60 opnam, een rendement van 75 procent. Daarnaast geeft de website een goed overzicht van het aandeel studenten dat na 3, 4 en 5 jaar een bachelordiploma behaalt. De meeste richtingen die succes garanderen in het hoger onderwijs bevinden zich in het ASO. Ook al haakt een op de vijf ASO’ers af in dat eerste jaar. Zoals verwacht behalen de studenten Grieks-Wiskunde en Latijn-Wiskunde in gelijk welke studierichting van het hoger onderwijs goede resultaten. Anderen zien hun slaagkansen pas stijgen als ze iets kiezen dat nauw aansluit bij hun opleiding in het secundair. Bron: http://www.nieuwsblad.be/article/de...dmf20140516_006 Mening: Eigenlijk vind ik het niet goed dat de ouders deze 'onderwijskiezer' kunnen raadplegen. Op de dag van vandaag wordt er alleen gekeken naar prestatie en niet meer zo zeer naar wat men zelf wilt. Ouders willen veel te graag dat hun kinderen in een theoretisch sterke richting terechtkomen en kijken niet meer zo zeer naar wat hun kind eigenlijk zelf wilt. Hierdoor worden heel veel kinderen ongelukkig en gaan ze later snel afhaken als ze moeten verder studeren. Ik denk niet dat dit verslag zal helpen om te kiezen, maar eerder om de jongeren nog meer in de war te brengen. Ze willen later natuurlijk allemaal een job waar ze veel geld mee kunnen verdienen, maar misschien gaan ze dit niet zo graag doen. Ik ben er sterk van overtuigd dat jongeren alleen te weten komen wat ze echt willen als ze van alles een beetje kunnen proeven, in eender welke richting. |
#2
|
|||
|
|||
Ik heb net een artikel gelezen met hetzelfde onderwerp in de Standaard. Ik heb dat hieronder ingevoegd.
In dit artikel gaan ze meer te werk met de cijfergegevens die uit het onderzoek komen. Hieruit blijkt dat er toch een groot verschil is tussen de verschillende richtingen in het ASO en dat de resultaten uit de sterkere TSO richtingen zeker niet moeten onderdoen ten opzichte van de 'zwakkere' uit het ASO. De cijfers met betrekking tot de Humane wetenschappen zijn wel ronduit slecht te noemen. Misschien dat het toch eens tijd wordt om de vakkenindeling van ASO en TSO te gaan herbekijken. Cijfers zeggen natuurlijk niet alles maar het zijn meestal toch goede richtlijnen om mee aan de slag te gaan. Dat ouders nu zouden gaan kiezen op basis van deze gegevens lijkt me nu niet direct iets om te veronderstellen. Kinderen hebben nog altijd een grote invloed op hun studiekeuzes en zo moet het natuurlijk ook zijn. ARTIKEL uit de STANDAARD Wie sterke richting kiest, studeert later sneller af Wie uit ‘sterke’ richtingen in het middelbaar komt, doet minder lang over zijn hogere studies. Sommige aso-richtingen leggen een minder palmares voor dan de goed scorende uit het tso. Dat valt te lezen in de nieuwe Onderwijskiezer, meldt De Standaard in zijn ochtendeditie. Studenten die uit als ‘sterk’ betitelde richtingen komen in het secundair onderwijs, doen minder lang over hun studies hoger onderwijs. Dat blijkt uit de cijfers over het studierendement, die voor het eerst toegevoegd zijn aan de Onderwijskiezer van het ministerie van Onderwijs en Vorming. Op de website kun je nagaan hoe het slaagcijfer – of beter: het studierendement – is van de afgestudeerden uit de verschillende richtingen van het secundair, opgesplitst per richting aan de universiteit of de hogeschool. Daaruit valt voor het eerst af te lezen of de afgestudeerden van de verschillende richtingen een academische of professionele bachelor halen, en hoelang ze daarover doen. Binnen het aso, dat voorbereidt op voortstuderen, zijn de verschillen groot. Van de studenten die uit de richting Grieks-wiskunde komen, halen meer dan zeven op de tien een academische bachelor (alle richtingen samen) in de normale drie jaar. Bij de collega’s van Latijn-wiskunde is dat net geen zes op de tien. Bij de jongeren uit wetenschappen-wiskunde haalt net niet de helft het in drie jaar. Bij economie-moderne talen zakt dat naar 11,38 procent en bij humane is het niet één op de tien. Bij de afgestudeerden van die laatste richting haalt meer dan één op de vier geen bachelordiploma na vijf jaar. Vergelijk die resultaten met de studenten uit het technisch onderwijs (tso). Bij de afgestudeerden van industriële wetenschappen, het paradepaardje van het tso, haalt 27,45 procent een academische bachelor in drie jaar. In de professionele bachelor doen de tso’ers het ook prima met bijvoorbeeld elektriciteit-elektronica, waar net niet de helft zijn diploma al na drie jaar haalt. |
#3
|
|||
|
|||
Ik vind dat deze 'slaagkansen' een vertekend beeld geven van de werkelijkheid. Leerlingen die in latijn-wiskunde afstuderen, zouden een grotere slaagkans hebben dan de leerlingen uit een een technische richting. De leerlingen uit de studierichting latijn-wiskunde gaan een bredere basis hebben dan andere leerlingen maar hierdoor worden hun slaagkansen niet altijd verhoogd. Motivatie is zeer belangrijk. Als een leerling gemotiveerd is dan kan hij meer aan dan dat mensen verwachten.
Ik spreek nu enkel over latijn wiskunde maar over het algemeen wordt het ASO bij veel mensen als 'goed' beschouwd, en het TSO en BSO als 'minder goed'. Ik ben hier absoluut niet mee akkoord omdat leerlingen uit technische of beroeps onderwijs vaak meer hebben kunnen proeven van opleidingen die ze later willen gaan volgen. Veel leerlingen van het 6e jaar ASO weten nog niet wat ze willen worden, wat kan leiden tot verminderde slaagkansen omdat ze niet gemotiveerd zijn. |