#1
|
||||
|
||||
Facebook maakt ongelukkig
Facebook maakt ongelukkig
De volgende keer dat u op Facebook dat artikel van The Guardian deelt, een foto uploadt van uw restaurantbezoek of schrijft dat u een maand door Zuidoost-Azië trekt, weet dan één ding: u maakt uw vrienden weer een klein beetje ongelukkiger. Koen Damhuis blikt diep in De virtuele spiegel van de oprukkende kijk-en-vergelijkcultuur. Bijna een decennium geleden introduceerde filosoof en pocketdenker Alain de Botton het begrip 'statusangst' in zijn gelijknamige boek. Het is 'de prijs die we betalen voor onze instemming met een algemeen aanvaard verschil tussen een succesvol en een mislukt leven'. Het is de reden waarom het rijke Westen er maar niet in slaagt gelukkiger te worden: in een wereld van gelijke kansen en zonder excuses wordt ons zelfbeeld bepaald door onze sociale status. De voortdurende vrees om omlaag te donderen in de sociale hiërarchie, dat is de statusangst die u ongelukkig maakt. Puik idee, maar waar De Botton aan voorbijgaat, is de link tussen statusangst en statusupdates, en al helemaal voor de jongste generatie. Dat schrijft Koen Damhuis, een 25-jarige Nederlander met een diploma sociologie op zak. De wondere wereld van sociale media inspireerde hem tot een update van De Bottons boek voor de Facebookgeneratie. Statusupdates hebben de statusangst in de hand gewerkt, ontdekte hij. Toen hij in 2009 in Parijs ging studeren, maakte hij een Facebookaccount aan om met zijn vrienden in Nederland in contact te blijven. Maar terwijl zijn vrienden uitpakten met hun coole stage, zoveelste diploma of hippe werkgever, kreeg hij meer en meer het gevoel: 'Daar had ik ook kunnen staan.' Wat aanvankelijk leidde tot een opiniestuk voor de Volkskrant - 'Facebook laat ons zien wat we niet bereikten' - groeide uit tot het boek De virtuele spiegel. Al is het vooral de ondertitel die de aandacht trekt: Waarom Facebook ons ongelukkig maakt. Koen Damhuis: Eind vorig jaar hebben twee onderzoekers van de Amerikaanse Utah Valley University bij 425 studenten gepeild naar hoe ze anderen zagen. Wat bleek: de meest fervente Facebookgebruikers waren er het sterkst van overtuigd dat andere mensen gelukkiger waren dan zijzelf en stemden er het minst mee in dat het leven eerlijk was. Sindsdien hebben nog drie andere onderzoeken precies hetzelfde aangetoond. De verklaring is simpel: we omarmen het geluk pas als we onszelf gelukkiger wanen dan anderen. En net op Facebook krijg je de indruk dat anderen een veel boeiender leven leiden dan jijzelf. Onbedoeld word je bij elke refresh bestookt met de gelukspropaganda van anderen, een wapenwedloop van succes. Maar wat je niet ziet, is dat het maar een flauwe afspiegeling is van het hele plaatje. Van Big Brother werd ook maar een half uurtje van elke dag uitgezonden, anders zou het programma in oneindige ledigheid verdrinken. Op Facebook gebeurt precies hetzelfde: we laten alleen het halfuurtje van de dag zien dat erboven uitsteekt. De buitenlandse stage die je te pakken hebt, de paradijselijke vakantiefoto's... We tonen op Facebook wie we zouden wíllen zijn. Niemand heeft een lelijke profielfoto. Iedereen laat zich van zijn mooiste kant zien. Damhuis: Precies. Toen ik een tijdje op Facebook zat, begon ik dat ook te merken. Ik heb een vriend die muzikant is. Hij post alleen iets over de grote zalen waar hij gespeeld heeft en over de grootste muzikanten met wie hij heeft opgetreden. De kleine cafeetjes waar er maar vijf man is opgedaagd, blijven onvermeld. Een andere vriend staat nog altijd feestend en gelukkig op zijn profielfoto, terwijl het al drie weken uit is met zijn vriendin. Hij heeft zijn relationship status nog niet aangepast - ze hadden samen beslist om alle heisa die dat teweegbrengt nog even te vermijden. (lacht) Dat is allemaal goedbedoeld, maar het laat zien dat we nooit de schaduwkanten van andermans leven zien. Niemand schrijft ooit: 'Wat is mijn leven kut.' Facebook biedt ons de mogelijkheid om veilig achter ons scherm non-stop de indruk te wekken dat we indrukwekkend zijn. Iedereen ruimt zijn huis op voor er bezoek komt. Is je van je mooiste kant laten zien niet gewoon des mensen? Damhuis: Uiteraard. Alleen zijn het voornamelijk je goede vrienden die op bezoek komen, mensen die sowieso al verder kijken dan het beeld dat je van jezelf wilt ophangen. Het zijn niet 400 zo-goed-als-vreemden, zoals je dat met Facebook wel hebt. De grote hoop van je vriendenlijst zijn oude klasgenoten, mensen met wie je ooit zaken hebt gedaan of vrienden van vrienden. Allemaal mensen die je niet zo goed kent en die niet het hele plaatje kunnen zien. Het ding is ook dat we ons net met die vrienden het meest vergelijken. We zijn niet afgunstig jegens de koningin, want met haar kunnen we ons toch al niet identificeren. Neen, je oude schoolkameraden, dat is een beter vergelijkingspunt. In het boek vergelijk ik het met de schoolreünie waar je steeds zo mooi, gelukkig, leuk en succesvol mogelijk voor de dag wilt komen. Facebook is een soort permanente schoolreünie: een arena vol virtueel geconstrueerde identiteiten waarin de een nog grappiger en geslaagder lijkt dan de ander. Dat is dan ook het grote verschil. De problemen zijn niet nieuw, maar de schaal is groter geworden. We leven in een kijk-en-vergelijkcultuur. Je richt je blik niet meer naar de kapper op de hoek van de straat of het mooiste meisje van de wijk, maar naar de halve wereld. Het is wellicht ook niet toevallig dat het acroniem 'fomo' - fear of missing out - het jongste jaar zo'n opgang heeft gemaakt. Op Facebook heb je dat constant. Ik had ook een stage kunnen hebben in Amerika. Ik had ook een creatievere job kunnen hebben. Facebook confronteert je voortdurend met wie je had kúnnen zijn. In De virtuele spiegel geef je nog een andere reden waarom we ons zo mooi voorstellen: we zijn allemaal een 'besloten vennootschap Ik' geworden. Damhuis: Dat speelt zeker mee. Mijn generatie is heel sterk doordrongen van het neoliberale gedachtegoed. We zijn geboren in een wereld die ervan uitgaat dat branding goed is. Dat marktisme heeft zijn uitwerking niet gemist op hoe we onszelf zien. We profileren onszelf als merk. En Facebook is ideaal voor dat soort personal branding. We verkopen onszelf - of toch de geslaagde, hippe, mooie, geïdealiseerde versie van onszelf. Ik zag laatst op de trein een reclameaffiche van een vliegmaatschappij. Parelwit strand, twee ligstoeltjes, een paar palmboompjes, met als opschrift: 'Hier had u ook kunnen zijn.' Dat is hoe reclame werkt: het maakt je even ongelukkig met de situatie waarin je verkeert, waarna je die ontevredenheid kunt oplossen door het product te kopen. Facebook werkt op dezelfde manier, alleen maken we er reclame voor onszelf. Klik, klik, vind ik leuk: die mentaliteit. Facebook schendt onze privacy, het verspilt onze tijd, het creëert narcisten, en nu maakt het ons ongelukkig. Het enige positieve lijkt wel dat het af en toe een jongerenrevolutie ontketent. Damhuis: En zelfs dat laatste vind ik overdreven. In de Arabische Lente is er zo zwaar op Twitter en Facebook gefocust omdat dat het enige verhaal was dat we konden begrijpen. De diepere machtsstructuur en de implicatie van de politieke veranderingen die op til waren, daar hadden we geen enkele notie van. Ik denk dat de media zich daarom zo massaal op dat fenomeen hebben gestort. Nu, om op je opmerking terug te komen: ik ben geen technofoob. Ik denk dat sociale media here to stay zijn. Al was het maar omdat ons leven meer en meer op een sociaal netwerk is gaan lijken. Een wereldwijd netwerk, met allerlei connecties over de planeet en over werk, familie en goede vrienden heen. Vriendschapsrelaties zijn de laatste decennia veel lichter geworden. Ons leven is meer en meer een horizontaal netwerk, niet meer de verticale structuur van het kleine dorpje van vroeger, waar het makkelijk was om met iedereen in contact te blijven. Sociale netwerken als Facebook laten ons toe die nieuwe structuur te managen. De virtuele spiegel is dan ook geen manifest tegen Facebook. In die zin is de ondertitel van het boek wat provocatief gesteld: het is niet Facebook dat ons ongelukkig maakt, we maken onszelf ongelukkig met Facebook. Die diepere laag, dat is waar het me om gaat. Hoeveel Facebookvrienden heb jij eigenlijk? Damhuis: Iets meer dan 200. Ik weet het, ik ben een loser. (lacht) Ach, ik kan me altijd troosten met de gedachte dat er nog een rijtje onbeantwoorde vriendschapsverzoeken klaarstaan. Als ik zou willen, kan ik het aantal zo opkrikken. De Botton verwonderde zich ooit over dat woord, loser. In de zestiende eeuw heette je nog unfortunate te zijn, ongelukkig. Nu ben je een verliezer. Damhuis: Daar is wel iets van. Pech hebben bestaat niet meer. Als je faalt, is dat je persoonlijke verantwoordelijkheid. Je verliest niet eens meer van het systeem, je verliest van jezelf. Er is niets meer om je achter te verschuilen. Terwijl dat natuurlijk onzin is. Als bijvoorbeeld Bill Gates eind jaren zestig niet dankzij zijn welgestelde ouders op een peperdure, particuliere middelbare school had gezeten - met een voor die tijd zeer geavanceerde computer in het klaslokaal - was Microsoft wellicht nooit van de grond gekomen. Als de Volkskrant niet toevallig mijn opiniestuk eruit gepikt had om in de krant te plaatsen, had ik nooit dit boek mogen schrijven. De plaats waar je geboren bent, de bagage die je ouders je meegeven, of iets simpels als toeval, dat doet er ook allemaal toe. Mijn generatie lijkt helemaal doordrongen van dat idee van meritocratie: het idee dat iedereen de mogelijkheid heeft om van een dubbeltje een kwartje te maken. Je hebt het allemaal zelf in de hand. Slaag je niet, dan ben je een loser. We geloven niet meer in de maakbare samenleving, maar in het maakbare individu. In de jaren zeventig had je nog planbureaus die uitdokterden hoe het autogebruik er in 2050 zou uitzien en hoe ze daar de stad het best bij konden laten aansluiten. Dat idee lijkt nu hopeloos naïef. Onze aandacht is helemaal verschoven naar het individu en hoe we dat kunnen maken - op Facebook wordt dat nog eens reusachtig uitvergroot. Je bent 25. Voel je je een exponent van je generatie? Damhuis: Ik heb zelf musicologie en Frans gestudeerd in Utrecht, sociologie in Parijs en nu dan toch nog maar bestuurskunde, opnieuw in Utrecht. Maar met die gesjeesde verzameling studies heb ik echter nog steeds niet het idee veel verder te zijn gekomen. De definitieve keuze is nog altijd niet gemaakt. Dat herken ik bij veel van mijn vrienden. We zijn opgegroeid met alle middelen en kansen om te worden wie we willen. Je kunt zelfs kiezen tussen biomedische wiskunde, biomedische technologie, of toch maar biomedische wetenschappen. Keuzemogelijkheden te over, maar dat helpt niet. Keuzevrijheid is kiespijn geworden. En met al die kansen en middelen is ook een gigantische druk gekomen. 'All we ever wanted was everything', zo is het in de documentaire Alles wat we wilden verwoord, maar nu lopen we tegen de harde werkelijkheid op. Mogen we zeggen dat De virtuele spiegel niet over Facebook gaat? Pagina na pagina lijkt het een verschoning van je generatie: het is niet omdat we alle kansen hebben, dat we daarom ook gelukkiger zijn. Damhuis: Facebook is maar een metafoor om iets over mijn generatie te zeggen, dat klopt. Maar ik zie het niet als een verschoning. Het is eerder een geruststelling voor mijn eigen generatie. Een geruststelling waarover? Damhuis: Dat middelmatigheid oké is. We zijn zo doordrongen van het idee dat we erbovenuit moeten steken, dat we die simpele waarheid vergeten zijn. Iemand vertelde me pas over een vader die met zijn dochter van drie de kleuterschool binnenkwam. Hij zei tegen de juf: u moet wel weten dat dit een heel speciaal kind is, ze moet dan ook heel speciaal behandeld worden. Dat idee, dat we onszelf als excellent en uniek moeten beschouwen, is een enorm sterk recept voor teleurstellingen. We kunnen daar niet allemaal aan voldoen. Als er één recept bestaat voor tevredenheid, dan zijn dat lage verwachtingen. En als we met één ding bezig zijn, is het het opkloppen van al die verwachtingen. We hebben steeds meer moeite met het accepteren van onze eigen middelmatigheid. Terwijl dat net de standaard is - daarom heet het ook middelmatigheid. En juist doordat we onze middelmatigheid maskeren, wordt het steeds moeilijker om ze te accepteren. Dat is wat ik probeer te vertellen: het feit dat je af en toe een stakker bent, moet je niet wegsteken. Je moet het leven accepteren zoals het is. Onze maatschappij kan niet louter uit winnaars bestaan. Het is zoals Tyler Durden zegt in Fight Club: 'De televisie heeft ons opgevoed met het idee dat we miljonairs en filmgoden en rocksterren zullen worden - maar dat zullen we niet worden.' Op je 25e een boek schrijven, lijkt wel een vreemde manier om die boodschap van middelmatigheid kracht bij te zetten. Damhuis: (lacht) Ik had het misschien beter onder een pseudoniem geschreven, daar heb je gelijk in. Nu, ik ben niet de enige die dat zegt. In Nederland is onlangs Dit is water uitgekomen, een boekje van wijlen David Foster Wallace, gebaseerd op een commencement speech die hij ooit aan een universiteit gaf. De bedoeling van zo'n toespraak is om de afgestudeerden met een laatste boodschap de arbeidsmarkt op te sturen. Meestal komt een of andere politicus dan zeggen hoe geweldig ze zijn, welk fantastisch leven ze tegemoet gaan en wat voor belangrijke mensen ze zullen worden. Wallace zei iets helemaal anders. Hij vertelde hoe ze van negen tot vijf zouden gaan werken, snel nog even naar de supermarkt zouden gaan, zich ergerend aan de vadsige mensen met hun vadsige kinderen aan de kassa, naar de auto zouden lopen terwijl het wieltje van het winkelkarretje blokkeert, en onderweg naar huis vast zouden zitten in de file, waarop ze zouden denken: al die andere mensen zitten in de weg. Maar, zegt hij, je zou ook kunnen denken: ik zit al die anderen in de weg. Stel dat er een man met een zwaargewond zoontje achter me staat op weg naar het ziekenhuis, dan sta ik in zijn weg. We moeten afstappen van het idee dat we het middelpunt van de aarde zijn. 'Het leven is dertig worden, of misschien vijftig, zonder dat je jezelf door de kop wilt schieten.' Nu, dat is misschien wel sterk uitgedrukt - Wallace heeft uiteindelijk ook zelfmoord gepleegd - maar hij heeft wel een punt: te grote verwachtingen zijn een recept voor grote teleurstellingen. Uiteindelijk zijn we allemaal losers. Knack, 04-04-2012 (Geert Zagers)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |