![]() |
|
![]() |
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
![]() Bagdad heeft geen gewone burgers meer
Op de vijfde verjaardag van de oorlog in Irak, keert journalist Ghaith Abdul-Ahad terug naar de stad waar hij geboren werd en dertig jaar leefde. Een mooie stad is Bagdad nooit geweest. Een uitgestrekte zee van stoffige, betonnen laagbouwkubussen zonder groen, die zich sinds de jaren vijftig verspreidt zonder enige vorm van stadsplanning. Een architecturale ramp, typisch voor het Midden-Oosten. Maar wie de stad kende, had er wel zijn plekjes: een smal, zigzaggend steegje, een Ottomaans binnenplein, de schaduw van een citroenboom in de lente. Een van mijn favorieten was de boekenmarkt van Mutanabi. De cafés en theehuizen langs de oude straat waren een trekpleister voor journalisten, dichters en artiesten, met in hun kielzog de boekenmarkt. Hier kocht ik mijn illegale fotokopieën van Marx' Communistisch Manifest - in het Arabisch - en van Orwells 1984. Vorige week keerde ik terug naar Mutanabi. Om er te geraken, moest ik door Bab al-Muadham met al zijn kogelinslagen, voorbij talloze controleposten: sjiitische politiecommando's met nieuwe M-16-geweren geleverd door de VS, hurkend achter zandzakken, soennitische militieleden in kaki broeken, T-shirts en sportschoenen. De straat Mutanabi ziet eruit als een scène uit een film over de Tweede Wereldoorlog: een paar verminkte gebouwen, stapels puin opgehoopt in de modder. Voor de oorlog moest je je langs al die boekverkopers op straat zien te wurmen, vandaag zijn er slechts een handvol. Een paar maand geleden maakte een autobom hier tientallen dodelijke slachtoffers. Een week later zwoer de eerste minister Nouri al-Maliki dat hij de straat zou heropbouwen. Toen ik er was, stond er een eenzame betonmolen in het midden van de baan, als om aan te geven dat de woorden van zijne excellentie serieus werden genomen. Ik vroeg een van mijn vrienden daar naar een boek van een dichter uit de jaren zestig. 'Geen poëzie', zei hij. 'Wel veel boeken over religie. Ze komen van Saudi-Arabië en Iran. In leder gebonden turven voor amper 1.000 dinar (50 cent). Religie verkoopt.' Shahbander, een van de oudste cafés in de stad, waar intellectuelen ooit de namen van verbannen schrijvers fluisterden en Sartre uitvoerig over de tongen ging, werd vernietigd door een autobom. De eigenaar Haji Muhammad zit buiten te lezen, tussen de rommel. Zijn vijf zonen kwamen om in de explosies, vertelt hij me. Aan de vooravond van de vijfde verjaardag van de oorlog was ik teruggekeerd naar de stad waar ik geboren ben en dertig jaar geleefd heb. Ik wilde zien wat vijf jaar bezetting en burgeroorlog gedaan hebben met het Bagdad dat ik kende. Tijdens de dagen voorafgaand aan het begin van de oorlog op 20 maart 2003, fietste ik door de stad met een paar geleende camera's, in een poging vast te leggen wat er gebeurde. Aan mijn lievelingscafé Chai-Khaneh zat ik onder een grote eucalyptusboom in een goedkoop schriftje mijn nota's te krabbelen. 13 maart 2003 Ik weet niet of het echt staat te gebeuren, maar de mensen rondom me slaan volledig door en gaan op de loop. Gisteren was ik voor het eerst bang. Het zal hier leeg zijn. 16 maart Vandaag hebben we het kantoor geëvacueerd. Als een dolleman ren ik rond om spullen te hamsteren voor de oorlog. 20 maart Halfzes 's morgens. Daar was het - meerdere explosies. Niet zoals ik het me voorgesteld had. Niet 'shocked or awed', in shock of verbluft. Door mijn venster zie ik een politiewagen door de straat racen. 22 maart De hele stad is veranderd. Militaire voertuigen en pick-uptrucks, groepjes schutters, zelfs de verkeersagenten dragen helmen. Enkele dagen later werd ik gearresteerd door één van Saddams speciale veiligheidsagenten, ervan overtuigd dat hij een spion te pakken had toen hij mijn camera's en een kortegolfradio (mijn levenslijn naar de buitenwereld) vond. Maar zelfs toen was het makkelijker om door de stad te reizen dan vandaag. Weinig inwoners van Bagdad zouden het nog maar overwegen. De meesten leven in ommuurde, etnisch gezuiverde gemeenschappen. De stad doorkruisen betekent dat je van de ene vuurlinie naar de andere springt en in ontelbare zones moet onderhandelen met de lokale militie. Het vergt omslachtige voorbereidingen. Ten eerste, twee afzonderlijke identiteitskaarten, één met een soennitische naam, de andere met een sjiitische. En dan de ringen: sjiitische militieleden hebben een voorkeur voor twee grote exemplaren. Naderen we een sjiitische controlepost, dan steek ik mijn geringde hand door het venster en wuif een groet - ik word bijna altijd doorgelaten. In de gemengde wijk Karrada ben ik opgegroeid, maar ik ging naar school in Adhamiya, een sterk soennitisch gekleurde zone waar de opstand indertijd is ontvlamd. Vlak na de oorlog was Adhamiya ingenomen door Al-Qaeda, maar vandaag wordt het gecontroleerd door een soennitische militie die tegen Al-Qaeda vecht. De grootste bedreiging komt van de andere kant van de snelweg: uit het sjiitische Qahira. De weg tussen de twee zones lijkt zo uit de Westelijke Jordaanoever geplukt: twee hoge betonnen muren scheiden de twee zijden. De militieleden zeggen dat ze zich veilig voelen binnen Adhamiya, maar een paar meter erbuiten slaat het helemaal om. 'Onze grens is de controlepost op het Antar-plein', vertelt de commandant. 'Daarachter worden we meteen gekidnapt door het Mahdi-leger van Qahira.' Op de markt klagen de groenteverkopers. Telkens als ze voorraden aanvoeren, moeten ze de soldaten van de Iraakse legerposten omkopen. 'We zijn er slechter aan toe dan de mensen in Gaza - als ze me niet doorlaten daar, moet ik het hele gebied rond om een andere controlepost te bereiken. 99 procent kans dat ik tegen dan dood ben.' Ik rijd naar de plek waar ik vroeger na school met vrienden bijeenkwam. Het is pal aan de rand van de muur. Geen gewone mensen hier, enkel gebouwen vol inslagen en een paar jonge militieleden met geweren. 's Anderendaags wissel ik mijn identiteitskaart en auto om voor een bezoek aan de andere kant van de muur. Het is een arme buurt, waar een sjiitische militie de plak zwaait, met leden die gelieerd zijn aan het Mahdi-leger. Bagdad heeft geen gewone burgers meer. Iedereen draagt de identiteit mee van zijn wijk, een gemeenschap tussen muren, bewaakt door een van een twaalftal milities. Vergeleken met de rest, blijkt mijn geliefde café nauwelijks veranderd. Het is ook weinig meer dan een metalen tafel met een gasbrander, een paar enorme koperen ketels en een handvol tafeltjes op het trottoir. Onmiddellijk na de oorlog werd het obligate portret van Saddam vervangen door een assortiment van bebaarde geestelijken. Waarna zij op hun beurt plaats moesten ruimen voor één enkel vlezig gezicht met een baard - dat van Moqtada al-Sadr, de leider van het Mahdi-leger. Nu is Moqtada ingeruild voor posters van Hakim, de nieuwe geestelijke in zwang. Zijn militie domineert de Karrada-wijk. Hoewel de buurt haar deel van de autobommen te verduren kreeg, bleef ze grotendeels gespaard van sectarische moordpartijen. Karrada leek een uitzonderlijke oase van veiligheid. Door de relatieve rust was het de favoriete setting voor tv-journalisten om voor de camera hun stukjes te debiteren over de zogenaamde verbeterde toestand in de Iraakse hoofdstad. Onder de eucalyptusboom vertelde Najam, een man met een grote buik en een innemende lach, me waarom Karrada redelijk kalm was: 'Elke buurt in Bagdad weerspiegelt de militie waardoor ze gecontroleerd wordt. In Karrada zijn dat toevallig de SIC (Supreme Islamic Council), Hakim (een sjiitische politieke partij) en de Badr-brigade (haar militaire vleugel), en die zijn veel beter georganiseerd dan de schurken van het Mahdi-leger.' Een paar dagen geleden was ik weer op weg naar Karrada. Plots hoorde ik de doffe knal van een explosie, het verkeer kwam tot stilstand, wagens maakten rechtsomkeer en reden weg tegen de richting in, kogels werden afgevuurd en ambulances denderden in en uit de zone. Er steeg rook op van twee explosies - 68 mensen lieten het leven, 120 raakten gewond. De rust van Karrada lag aan scherven. De volgende dag bleven de winkels en de straten leeg. Ik probeerde Najam te bellen, maar zijn telefoon stond uit. DS, 19-03-2008 © The Guardian
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |