|
Bekijk Resultaten Peiling: Sparen of spenderen | |||
Sparen | 0 | 0% | |
Spenderen | 2 | 100.00% | |
Interesseert me niet | 0 | 0% | |
Stemmers: 2. U mag niet stemmen in deze peiling |
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
|||
|
|||
Sparen of spenderen?
TRENDWATCHERS. Sparen of spenderen? (Bron: De Standaard 18 mei 2005)
ALS uw job op de helling staat, smijt u het geld niet langs deuren en vensters naar buiten. En als u het geld niet laat rollen, staat morgen uw job misschien op de helling. Deze vaststelling zorgt alvast dat ongeveer alle consumenten vandaag voor een dubbelzinnige keuze staan: sparen of spenderen? Waar analisten begin dit jaar nog hoop putten uit de dalende spaarquote - in 2005 zouden we nog 14,2 procent van ons beschikbaar inkomen opzijleggen, vergeleken bij 16 procent in 2003 - wordt vandaag de stijgende spaarquote aangevoerd om de nulgroei van de economie te verklaren. Reden genoeg, lijkt ons, om de dubieuze hersenkronkels van de consumenten en spaarders onder de wereldburgers op de rooster te leggen. Hoe verklaart u bijvoorbeeld dat Amerikanen al sinds mensenheugenis een gat in hun hand hebben? Dat gat is de voorbije kwarteeuw overigens alleen maar groter geworden. Gemiddeld wordt nog nauwelijks één procent van het Amerikaanse gezinsinkomen gespaard. Japanners hebben dan weer de reputatie dat ze, hopeloos lage rente of niet, hardnekkig geld blijven oppotten. En daardoor uiteraard veel te weinig uitgeven aan Europese en Amerikaanse producten. Inmiddels duikelde de Japanse spaarquote - de verhouding tussen de spaarinspanning en het netto gezinsinkomen - het voorbije decennium wel van vijftien procent naar zes à zeven procent, waarbij het vooral de vergrijzende Japanners zijn - waar hebben we dat nog gehoord? - die aan hun spaarcenten zitten. Japanse twintigers blijven ondertussen toch liever een vijfde van hun inkomen opzijleggen. Met 14 à 15 procent ligt de spaarquote in België nog een stuk hoger dan in Japan. Daarmee zijn we ongeveer even spaarzaam als de Fransen (16%). Toch is ook bij ons, op de lange termijn, een dalende trend merkbaar. Tien jaar geleden spaarde het gemiddelde Belgische gezin nog bijna 20 procent van zijn inkomen. Dat mensen zich rijker voelen tijdens economisch voorspoedige periodes en daardoor minder sparen, lijkt logisch. Hoe groter de financiële zekerheid, hoe makkelijker de portemonnee open gaat. En omgekeerd, wat dan weer zou verklaren waarom de Duitse spaarquote stijgt, sinds onze oosterburen minder makkelijk kunnen stempelen. Toch is dit zogeheten wealth effect als verklaring allesbehalve waterdicht. Zo gingen Japanners in het verleden juist meer sparen in periodes van snelle economische groei. Voorts negeert dit wealth effect volstrekt de spaarzame middenklasse. Uit een recente studie in opdracht van kredietkaartenslijter Visa bleek bijvoorbeeld dat steeds meer hogere middenklassers (35-54) in de States niet graag te koop lopen met rijkdom en status. Hun meer dan behoorlijke inkomen ten spijt, blijven ze koopjes, voordeelbonnen, solden en discounters verkiezen boven de glitter van luxeboetieks en dure statusverhogende merkproducten. Vivons heureux, vivons cachés , zeg maar. Ruim acht op de tien spaarzame meerverdieners vinden sparen voor later minstens even belangrijk als nu én meteen genieten. En daarmee lijkt meteen ook het zogenaamde kredietkaarteffect, een tweede vaak geopperde verklaring voor de spaarfobie, van tafel geveegd. Sinds begin jaren '80 de kredietkaartmarkt werd vrijgemaakt, is het in de Verenigde Staten een fluitje van een cent om op krediet te kopen. Maar om daaruit te besluiten dat de kredietkaart verantwoordelijk is voor de teloorgang van de spaarzaamheid? Wat doet u dan met die Japanse jongelui die, met alle mogelijke betaal- en kredietkaarten op zak, er toch in slagen om maandelijks meer te sparen dan hun ouders? Erg interessant in dit verband is de vraag of de financiële diensten die u in de supermarkt krijgt aangeboden, u consumptiegewijs al dan niet naar een hogere versnelling doen schakelen. Verklaring nummer drie vertrekt van de veronderstelling dat er voor het spaarboekje gewoonweg minder overblijft door de toegenomen levensduurte. Een argument dat vooral in de States hout zou snijden, waar onderwijs, ziekteverzekering, privé-pensioensparen enz. rechtstreeks betaald worden uit de gezinsportemonnee. Neemt niet weg dat ook tegen de levensduurtehypothese aardig wat in te brengen valt, zoals het feit dat de doorsnee (Amerikaanse) lonen sneller stijgen dan de prijzen of de bewering dat het juist het sociale zekerheidssysteem is dat de mensen ervan weerhoudt om te sparen. Dat vooral deze laatste stelling in het Witte Huis op veel bijval kan rekenen, hoeft niet te verbazen. Waarbij de Amerikaanse administratie van dienst argumenteert dat noch de economie, noch de burger echt beter worden van een goed uitgebouwde sociale zekerheid. Het sociale snoeiwerk wordt er zelfs uitgelegd als een stimulans om meer te gaan sparen. Tja, waarom wij Belgen, met onze torenhoge sociale zekerheidsbijdragen en onze, in verhouding, genereuze pensioenplannen, dan toch willen sparen, blijft een raadsel. Of hebben we simpelweg te maken met een vicieuze cirkelbeweging waarbij we met ons spaargedrag per se de conjunctuur willen kopiëren en vice versa?
__________________
The unbearable lightness of being... |