|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Charleroi-kenner Pascal Verbeken
Charleroi-kenner Pascal Verbeken neemt je mee door zijn stad: ‘Een bezoek is een lesje in nederigheid’
De Belgische journalist Pascal Verbeken schreef de reisgids annex het geschiedenisboek Mijn Charleroi. Trouw maakt met hem een wandeling door de stad waar alles samenkomt: geschiedenis, drama en conflict. Char-le-roi. Een naam waar Nederlanders vaak over struikelen. De eerste ‘r’ valt helemaal weg en de tweede ‘r’ wordt al snel een ‘w’. ‘Sjalewoah’. Het is een naam die onlosmakelijk verbonden is aan industrie. Dikke donkere rookpluimen. Zware arbeid. Fabrieken. Die achtergrond weerklinkt in de bijnaam van de Waalse stad: Pays Noir. Er bestaat geen Nederlandse benaming voor Charleroi, in tegenstelling tot andere steden in Wallonië zoals Namur/Namen, Liège/Luik of Mons/Bergen. Nee, Charleroi is in veel opzichten net een beetje anders. Het is een rauwe, harde stad. Het heeft niet het hautain van Antwerpen of het lieflijke van Brugge. Toch is Charleroi zeker niet minder mooi of interessant, vindt de Belgische journalist Pascal Verbeken (59). “Maar je moet het wel wíllen zien.” ‘De stad is één grote visuele attractie’ “In Charleroi komt alles voor mij samen: geschiedenis, drama, conflict”, zegt Verbeken, als de trein het station Brussel Centraal verlaat richting het zuiden. “Ooit was Charleroi on top of the world, een wereldleider op het gebied van industrie en innovatie, en nu is het een stad in verval. “Tegelijkertijd is het eigenlijk één grote buitensporige, visuele attractie. Elke straathoek is een plaatje. Een bevallig plaatje, maar toch. Er hangt een sluier van melancholie over Charleroi vanwege die turbulente geschiedenis.” Pascal Verbeken (59) schreef Mijn Charleroi, een gids van de grootste stad van Wallonië. Verbeken deelt zijn favoriete cafés, parken, musea, architectuur en wandelroutes. Het werk leest tegelijkertijd als een bezielend geschiedenisboek en staat vol prachtige foto’s. Maar, pas op, zie het niet als een ode, waarschuwt Verbeken. Het is vooral een uitnodiging om deze mythische plek zelf eens te gaan ontdekken. Daarom neemt Verbeken Trouw mee. Omringd door tientallen zwarte hopen Charleroi bestaat uit 200.000 inwoners verspreid over vijftien gemeenten rondom een kernstad. Verbeken haalt een plattegrond uit zijn rugtas. “Charleroi is eigenlijk een breed uitgesmeerde vlek”, wijst hij. “Eind achttiende eeuw waren het nog boerendorpen van enkele straten rond een kerk. Maar doordat men steenkool tot op grote diepte kon opdelven, kwamen er steenkoolmijnen, en later staalfabrieken en glasfabrieken. Rond die industrie zijn op een anarchistische manier wijken ontstaan van soms tienduizenden mensen.” Na een uur treinen is het tijd voor de eerste stop: Marchienne-au-Pont. “Ooit was dit de eindhalte voor duizenden Vlamingen die in Charleroi kwamen werken. Eén op de vier graven hier heeft een Vlaamse naam.” Niet ver van de halte, komen we aan bij een enorme berg zwart gruis die is overwoekerd door wilde natuur. “Wordt dit de eerste keer dat je een terril beklimt?”, vraagt Verbeken glunderend. Terrils zijn de restanten van mijnen. Het onbruikbare deel van de steenkool werd uitgestort, zo ontstonden de bergen. Charleroi wordt omringd door tientallen van dit soort zwarte hopen. Verbeken beschrijft ze in zijn boek als ‘monumenten van arbeid’. 'Arbeiders zagen alleen daglicht in het weekend’ Binnen in de steenkoolmijnen, 1200 meter onder de grond, werd decennialang beestenwerk verricht, vertelt Verbeken. “De steenkool werd uitgehakt in smalle gangen. Het kon er wel 35 graden worden. Arbeiders maakten lange dagen. Ze zagen alleen daglicht in het weekend.” Bovendien was het gevaarlijk werk. “Er waren regelmatig gasontploffingen of instortingen. In elke mijn is ooit een dodelijk ongeval gebeurd. De overleden mijnwerkers werden nooit meer teruggevonden.” Na een flinke klim omhoog wacht een indrukwekkend uitzicht op ‘Le Ring’, een slingerend, chaotisch viaduct van zeven kilometer lang met afritten aan weerszijden. Verbeken noemt het in zijn boek “een uit de hand gelopen fantasie van een modelbouwer, een circusattractie, een betonnen basketring” en verderop: ‘een brutalistisch insect’. “Le Ring werd gebouwd in de jaren zeventig. Het illustreert waar decennialang de prioriteiten lagen in Charleroi: eerst de auto en dan wordt er pas gedacht aan de leefbaarheid van de wijk.” In de verte rijdt een klein geel voertuig, dat doet denken aan de kenmerkende trams in Lissabon. “Officieel is het een metro, ook al bevindt het grootste deel van de route zich boven de grond”, zegt Verbeken. Als de metro een heuvel nadert, mindert het voertuig vaart. Piepend en krakend dreigt hij achteruit terug te glijden, maar kruipt dan toch net over de heuvel heen. Naar symboliek is het in Charleroi niet ver zoeken. De grootste mijnramp van België Het verhaal van Charleroi is er een van vallen en opstaan, en weer vallen en opstaan. “In 1911 was de stad op haar toppunt van industriële macht. Dat werd gevierd met de Exposition Internationale. De hele wereld mocht komen kijken naar paviljoenen en hallen met technologische vernuft. De stad blaakte van het zelfvertrouwen. Maar toen volgde de Eerste Wereldoorlog. Die was verwoestend voor België en zeker ook voor Charleroi. De helft van die stad werd van de kaart geveegd.” In de jaren dertig krijgt de stad haar metropool-status terug. Er werkten op het toppunt meer dan 100.000 arbeiders in verschillende industrieën. “Maar, BAM”, zegt Verbeken theatraal. “Dan krijgt Charleroi de Tweede Wereldoorlog over zich heen.” Daarna volgt 1956, een belangrijk jaar. In Bois du Cazier vindt de grootste mijnramp in de Belgische geschiedenis plaats, met 262 doden. De laatste akte van het steenkooltijdperk breekt aan. Het gaat snel. Halverwege de jaren tachtig sluit de laatste Waalse steenkoolmijn. Inmiddels is het 2024 en bevindt Charleroi zich op een kantelpunt, stelt Verbeken, als we na een aantal metrostops zijn aangekomen bij het centraal station van Charleroi, dat kort geleden is heraangelegd. “Je kunt je het je nu niet meer voorstellen, maar dit was een chaotische wirwar van bushokjes, een gure plek”, zegt Verbeken. Nu is het één groot overzichtelijk plein met her en der plukjes groen. In het midden staan plastic letters ‘Charleroi’. “Er is ruimte gemaakt voor frivoliteit en versieringen. Je ziet een stad die voor de zoveelste keer probeert op te krabbelen.” Wie profiteert ervan? Tegenover het station leidt een sierlijke brug over het water naar een nieuw pronkstuk: Rive Gauche. Een kolos van drie verdiepingen met ketens als Zara, H&M en Levi’s, die hun wintercollecties aanprijzen in glimmende etalages. Het is een copy-paste van winkelcentra die je in elke grote stad hebt. Toch oogt het hier in Charleroi potsierlijk, aangezien het één straat verderop direct weer guur is. Daar zijn de mensen al lang weggetrokken om niet meer terug te keren, zo getuigen de vele á vendre-bordjes, het rondzwervend vuil en de affiches van evenementen uit een ver verleden. Verbeken heeft dubbele gevoelens bij Rive Gauche, zegt hij peinzend. “Aan de ene kant zorgt het voor nieuwe aanwas. Tien jaar geleden zag je hier niemand op straat. Vergeet niet dat Charleroi echt van ver komt. Aan de andere kant: zit de stad te wachten op zo’n kapitalistische plek? De lokale handelaren krijg je hier niet mee terug.” Het nieuwe winkelende publiek zorgt voor een economische boost. De vraag is wie daarvan profiteert. Even verderop houdt Verbeken stil voor de brasserie van Eden, een cultuurcentrum en poppodium. “Heb je al trek?” Boven een bord soep vertelt de journalist hoe zijn fascinatie voor Charleroi twintig jaar geleden begon. “Ik was bezig met mijn debuut, Arm Wallonië. Voor dat boek heb ik een roadtrip gemaakt langs de Waalse industriesteden die belangrijk waren voor die Vlaamse immigratie. Daar zocht ik in de rusthuizen en de volkswijken de voormalige fabrieksarbeiders op om hun getuigenissen op te tekenen.” Charleroi heeft Verbeke veel geleerd Het belangrijkste bastion: Charleroi. “De stad was een immigratiespons waar tienduizenden Vlamingen een nieuw leven begonnen.” Nog geen honderd jaar geleden waren de verhoudingen in België namelijk totaal omgekeerd. Vlaanderen – dat nu voor 80 procent van de export zorgt – was toen een hongerende en straatarme regio. Vlamingen trokken in groten getale naar het welvarende Wallonië, op zoek naar werk. Die povere geschiedenis was nog maar weinig bekend in zowel Vlaanderen als Nederland. Verbeken kreeg in 2007 de M.J. Brusseprijs voor het Journalistieke Boek. Charleroi heeft hem veel geleerd, zegt Verbeken. “Eigenlijk meer dan vier jaar aan de universiteit. Charleroi leerde me begrijpen hoe snel een eeuwig lijkend tijdperk van voorspoed kan kantelen. Niemand is immuun voor tegenslagen.” Een bezoek aan Charleroi, is een lesje in nederigheid. We verlaten Eden en komen een paar honderd meter verderop aan op Place Vauban. Hier huist café ‘La Maison des 8 Heures’, een belangrijk socialistisch instituut. “De naam markeert een van de grootste veroveringen van de socialistische beweging: de invoering van acht-urige werkdagen in 1921”, zegt Verbeken. Het café is nog altijd het clubhuis van de lokale tak van de Franstalige socialisten, de Parti Socialiste (PS). Rode vlekken in de stad PS is meer dan een politieke partij in oude industriesteden zoals Charleroi. “Het is een soort religie: van wieg tot graf. Als je wordt geboren in een arbeidersfamilie die altijd socialistisch gestemd heeft, dan is het bijna verraad om dat ineens niet meer te doen. Bovendien is de PS een cliëntelistische partij, ze zorgen voor allerlei voorzieningen.” Boven het café hangen posters van de socialistische vakbond FGTB voor de ramen, en ernaast zit een kantoor van de socialistische zorgverzekering. De partij is altijd nabij. Bij de nationale verkiezingen in juni kleurde Wallonië na decennia niet meer rood maar blauw. Ook bij de gemeenteraadsverkiezingen in oktober schoten de Franstalige liberalen van MR op veel plekken vooruit. “Toch waren er nog altijd wat rode vlekken, waaronder Charleroi. De liberalen scoorden ruim onvoldoende om de socialisten te bedreigen. Driehonderd miljoen jaar geleden begon hier de steenkoolvorming in de bodem, maar dat bepaalt nog altijd de politieke realiteit”, analyseert Verbeken. Mijn Charleroi is de allereerste stadsgids van Charleroi. Dat het uitgerekend een Vlaming is die het verhaal optekent, is volgens Verbeken niet verwonderlijk. “Hier heerst nog altijd een working class-mentaliteit. Boeken schrijven, dat is iets voor andere mensen. “De impact van die mentaliteit gaat heel ver. Mensen zien studeren vaak niet eens als een mogelijkheid omdat niemand in de familie dat heeft gedaan. Slechts 15,4 procent van de Carolo’s, zoals de inwoners heten, is naar een hogeschool of universiteit geweest. Er is een soort ingebakken wantrouwen omdat onderwijs iets was van de bourgeois.” Piepend en krakend de weg omhoog ingezet Maar ook op het vlak van onderwijs waait er een nieuwe wind. Net buiten het centrum bevindt zich de laatste stop van de dag, die alles te maken heeft met de toekomst: de allereerste universiteitscampus van Charleroi. Het is een indrukwekkend, statig gebouw. Van studenten is deze zonnige dinsdagmiddag weinig te bekennen. Er is nog geen bibliotheek of studentencafé. De campus is dan ook pas een jaar open, sinds oktober 2023. Momenteel studeren er 3000 studenten. Dat aantal moet binnen een paar jaar worden opgetrokken tot 10.000. Verbeken noemt het een onmisbare hefboom. “Kijk maar naar Gent, waar 85.0000 studenten rondlopen. Het is een oude textielstad, maar daar is de transformatie wel gelukt. Je hebt er een brede, hoogopgeleide middenklasse. Dat is precies wat Charleroi ook nodig heeft. Maar dat is een enorme opdracht.” De achterstand zal niet in één of zelfs twee generaties zijn ingehaald, zoveel is duidelijk. Maar over een paar jaar studeren de eerste studenten van de UCharleroi af. Leegstaande gebouwen zijn na tientallen jaren ontdaan van de houten planken, en er schijnt weer licht naar binnen. Op verschillende plekken zijn fietsenrekken geplaatst (hoewel de eerste fietser zich nog moet aandienen). Charleroi heeft piepend en krakend opnieuw de weg omhoog ingezet. Trouw, 27-11-2024 (Annelies Bontjes) |