Verder studeren populair, juiste keuze maken moeilijk

Verder studeren is populair, ook in tso en bso. Zeven op de tien tso-leerlingen zetten de stap naar het hoger onderwijs. De juiste keuze maken is minder vanzelfsprekend. Een op de vijf studenten in het hoger onderwijs verandert onderweg van studierichting. En van de leerlingen die willen gaan werken, weet een op de vijf niet welke job hij moet kiezen. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Antwerpen.

Naar het hoger onderwijs

Bijna alle aso-leerlingen en zeven op de tien tso-leerlingen kiezen ervoor om verder te studeren. De overstap naar het hoger onderwijs verloopt evenwel niet vlekkeloos. Amper 40 procent slaagt in het eerste jaar, bleek al uit eerder onderzoek. En een op de vijf verandert na het eerste jaar hoger onderwijs van studierichting. Teken aan de wand dat scholen meer moeten investeren in studiekeuzebegeleiding, vinden de onderzoekers.

Opmerkelijk: de sociaal-economische achtergrond van een student, zoals de thuistaal en de buurt waarin iemand opgroeit, geen bepalende rol speelt in de slaagkansen. Volgens de onderzoekers komt dat omdat die obstakels al overwonnen zijn in het kleuter en het lager onderwijs. Het doorzettingsvermogen haalt het van de sociaal-economische achtergrond.

Naar de arbeidsmarkt

Ook bso’ers stoppen niet met school als ze uit het secundair komen. Acht op de tien doen er nog een zevende jaar bij. Slechts zeven procent gaat meteen werken. Van de tso’ers is dat tien procent. Ook daar blijkt de jobkeuze een moeilijk proces. Op het einde van het secundair heeft een op de vijf nog geen voorkeursjob in gedachten. Opmerkelijk, aangezien het om leerlingen gaat die een beroepsgerichte opleiding volgen.

Gaan scholen er te veel vanuit dat het keuzeproces bij die jongeren al gemaakt is? Wellicht. Een derde van de leerlingen zegt namelijk dat er geen initiatieven van de school zijn die hen geholpen hebben bij de zoektocht naar een job. Wat voor bijna de helft van de studenten wel hun jobkeuze mee heeft bepaald, zijn stages. Ook leraren, bezoeken aan bedrijven en vacatures via de school waren bepalend voor de jobkeuze.

De laatstejaars die meteen gaan werken blijken best tevreden met hun job, ze doen het omdat ze het graag doen. Zelfs als ze werken onder het niveau van hun diploma. Maar liefst een op de vier jongeren is ‘overschoold’ voor hun job en vindt dat geen probleem. De inhoud van het werk is belangrijker.

Bron: Klasse; http://www.klasse.be/leraren/38596/...ilijk/#comments
Datum: 23 oktober 2013
Mijn mening:
Ik snap heel goed dat één op de vijf studenten in het hoger onderwijs verandert van studierichting in de loop van het academiejaar. Ik vond die studiekeuze zelf ook heel moeilijk omdat je zoveel keuze hebt in mogelijke studierichtingen. Doordat er zoveel studierichtingen zijn zie je op de duur het bos niet meer door de bomen. Wat mij opviel was het lage resultaat van het aantal geslaagde studenten in het eerste jaar. Volgens mij heeft dit lage cijfer verschillende oorzaken. Ten eerste denk ik dat het te wijten is aan de slechte studiebegeleiding in sommige secundaire scholen. Ten tweede is het volgens mij te danken aan een gebrek van motivatie bij de leerlingen. Maar de derde reden kan wel de grootste invloed hebben op de leerlingen. Ik ben van mening dat sommige secundaire scholen de leerlingen nog te veel bij het handje nemen in de derde graad. Daardoor is de overstap naar het hoger onderwijs wel heel moeilijk te overbruggen. In het artikel wordt ook vermeld dat het doorzettingsvermogen een belangrijkere rol speelt dan de sociaal-economische achtergrond van de leerlingen. Ik ben het hiermee eens. Ik denk dat een super gemotiveerde leerling heel moeilijk van zijn stuk is te brengen om te slagen in het hoger onderwijs, wat zijn sociaal-economische achtergrond ook is. Het laatste aspect waar ik wil op ingaan is dat er gezegd wordt dat scholen er te vaak van uitgaan dat de studiekeuze van de leerlingen al is gemaakt terwijl dit eigenlijk nog niet het geval is. Ik ben het hiermee volledig eens. Het is niet omdat een leerling momenteel houtbewerking doet, dat hij later ook in die sector wil gaan werken. Dit kan verschillende redenen hebben: de job die volgt op de opleiding verdient slecht of in de job waar je voor bent opgeleid is op dit moment geen werk door de economische crisis. Als dit tweede probleem zich voordoet dan kan je twee dingen doen. Ofwel ga je zoeken naar een job waarvoor je bent opgeleid maar dan bestaat de kans dat je enkele maanden moet zoeken en dat je tijdens die maanden geen inkomen hebt. Ofwel ga je even een job doen waarvoor je eigenlijk ‘overschoold’ bent maar waarvoor je wel een inkomen ontvangt.
Conclusie: Ik begrijp zeer goed dat verder studeren in trek is want een diploma is in deze tijd essentieel als je een goede job wilt. Maar ik begrijp ook heel goed dat de keuze van de opleiding heel moeilijk is door de vele keuzes die hebt.

De jongeren zijn inderdaad wel gemotiveerd om te gaan verder studeren of een job te gaan beoefenen. Maar qua keuze is het vaak toch moeilijk. Misschien is het belangrijk dat men in het 6de middelbaar hier voldoende rond werkt. Door er rond te werken, kunnen ze keuzes maken of komen ze alvorens ze gaan verder studeren tot de ontdekking dat het eigenlijk niets voor hen is. Aan de jongeren hun motivatie zal het niet liggen, maar een goede begeleiding is belangrijk.