|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
‘Beestig China': Tom Vandeweghe blikt terug
Een auto met twee chauffeurs
Twee koffers, een vriendin en een baby. Meer had VRT-correspondent Tom Vandeweghe niet bij zich toen hij eind 2007 in Peking aankwam. Hij was er getuige van de geboorte van een supermacht en ontdekte dat die toch een ontwikkelingsland blijft. Gewapend met een videocamera en een fototoestel heb ik bijna vijf jaar lang China doorkruist en zowat alle uithoeken kunnen ontdekken. Ik stond versteld van de ontwikkeling van een land dat enkele decennia eerder nog grote hongersnoden had meegemaakt. Nooit eerder in de geschiedenis waren zoveel mensen uit de armoede gehaald. Maar ik leerde ook de keerzijde van de medaille kennen. Ik zag een land vol gigantische tegenstellingen, op een roetsjbaan zonder eindbestemming. De ogen van de wereld waren de voorbije jaren steeds meer op China gericht. De dodelijke onrust in Tibet, de verwoestende aardbeving in Sichuan, de Olympische Spelen, het melkschandaal, de opstand in Xinjiang... China was wereldnieuws geworden. Maar welke gevolgen had die historische ontwikkeling voor mens en milieu? Het was het onderliggende nieuwsverhaal dat zo mogelijk nog interessanter bleek. De voorbije jaren stelde ik vast hoe China van een schuchter groeiland uitgroeide tot een zelfverzekerde grootmacht. Vóór de Spelen in de zomer van 2008 was het nog een vraagteken of China de ambities zou waarmaken. Na de Spelen wist de hele wereld het: dit is een supermacht. Dat gevoel werd versterkt toen in september 2008 de wereldwijde financiële crisis toesloeg, waardoor de tekortkomingen van het westerse vrijemarktmodel werden blootgelegd. In tegenstelling tot de VS en Europa leek China daar zonder al te veel kleerscheuren door te komen. De rollen werden stilaan omgekeerd. Vandaag spelt China Europa en Amerika de les. Met hun schatkist vol buitenlandse valuta's kan China probleemloos heel Italië opkopen, of de gecombineerde staatsschuld van Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland. China bezit drie van de zeven meest waardevolle bedrijven ter wereld. Buitenlandse toeristen, zakenlui en politici die op bezoek zijn in China, vergapen zich aan luxueuze winkelcentra, blinkende sportwagens en futuristische wolkenkrabbers. De kleinste uithoek van China is tegenwoordig bereikbaar via een splinternieuwe autosnelweg of hogesnelheidslijn. Zelfs in een Tibetaans dorpje kon ik met mijn smartphone surfen op een supersnel 3G-netwerk. China leek in veel opzichten moderner geworden dan Europa of de VS. Groot, groter, grootst. Het leek alsof de Chinese regering een perpetuum mobile had uitgevonden om de economie te laten groeien. Ze laat de bevolking massaal verhuizen van het platteland naar de steden en investeert gigantische bedragen in grote infrastructuurwerken. Het creëerde groeicijfers waar we in Europa en de VS alleen maar van kunnen dromen. De grootste dam ter wereld, de hoogste spoorlijn, de langste zeebrug, de meeste luchthavens, een eigen ruimtelaboratorium: het lijstje met prestigeprojecten van de laatste jaren is eindeloos. Het ongenoegen groeit Maar al dat prestige blijkt maar een laagje vernis te zijn. China blijft een ontwikkelingsland dat met veel zware problemen af te rekenen heeft. Een voorbeeld: een maand voor ik wegging uit China, op 21 juli 2012, had het een dag lang onafgebroken geregend in Peking. De hele stad stond onder water, wegen werden weggespoeld, huizen stortten in. Het waren scènes die me deden terugdenken aan de tsunami in Japan, maar hoofdzakelijk te wijten waren aan een gebrekkige infrastructuur: geen rioleringen, te veel beton, slechte en goedkope bouwmaterialen. Pas na enkele dagen gaf de overheid onder druk van een boze bevolking toe dat 77 mensen om het leven waren gekomen door verdrinking of elektrocutie. Op het internet waren de commentaren van Chinese burgers niet mals. ‘Is dit de hoofdstad van de tweede grootste supermacht ter wereld?', klonk het verbitterd. Het vertrouwen had alweer een flinke knauw gekregen. De top van de Chinese regering beseft dat de sociale rust in het land zeer fragiel is. Ze heeft zelfs al meermaals toegegeven dat de Chinese economie instabiel en niet duurzaam is. Omdat ze niet eeuwig de bevolking zal kunnen laten verhuizen naar de stad, nieuwe wegen kan laten aanleggen of goedkope arbeiders zal vinden om de fabrieken draaiende te houden, hoopt ze China te laten evolueren van een lageloneneconomie naar een kenniseconomie. Ze wil de economie minder afhankelijk maken van export naar het Westen en hoopt met subsidies de binnenlandse consumptie aan te wakkeren. Vooralsnog is ze daar nog niet in geslaagd. Als we achter het gordijn piepen, dan zien we dat de Chinese regering met vergelijkbare problemen kampt waarvoor ze de laatste jaren Europa en de VS met de vinger heeft gewezen. Er is sprake van een lokale Chinese kredietcrisis waarbij Chinese ondernemers op de vlucht sloegen of zelfmoord pleegden. Het ratingbureau Moody's schat dat Chinese lokale overheden gebukt gaan onder een gigantische schuld van 3,5 biljoen yuan of 440 miljard euro. Griekse toestanden, waarbij lokale overheidsambtenaren cijfers vervalsen om te hengelen naar promotie, zijn schering en inslag. Een gerenommeerde professor van de Tsinghua Universiteit in Peking schreef op zijn microblog: ‘Als het officiële dodencijfer na een regenstorm niet betrouwbaar is, hoe betrouwbaar is dan onze economische groei?' Op het niveau van het centrale bestuur worden wetten uitgevaardigd en krijtlijnen uitgezet, maar op het lokale niveau worden ze nauwelijks nageleefd en uitgevoerd. Hoe langer ik in China woonde, hoe meer ik het gevoel had dat ik in een auto zat met twee chauffeurs: terwijl ze in Peking op het rempedaal duwen om de economie af te koelen, duwen ze in de provincies op het gaspedaal om de putten sneller te vullen. Met alle gevolgen van dien. Het unieke aan mijn job was dat ik op plaatsen in China kwam waar anderen nooit geraakten. Tijdens mijn omzwervingen kon ik vaststellen hoe broos en relatief de vooruitgang was. Ver weg van de pracht en praal in Peking, zag ik in de bergen van Yunnan hoe lepralijders nog steeds verbannen werden uit de maatschappij. Hoe in Henan hele dorpen werden uitgeroeid door aids. Hoe in Ningxia boeren moesten overleven met een paar euro per maand. Niet iedereen heeft kunnen meeprofiteren van de welvaart in China. De kloof tussen arm en rijk heeft de voorbije jaren dramatische proporties aangenomen, in die mate dat het een bedreiging is geworden voor de stabiliteit van het land. Het is me opgevallen hoe het ongenoegen bij de Chinese bevolking dermate is toegenomen dat we kunnen spreken van een vertrouwenscrisis tussen de Chinese burgers en de overheid. Of het nu de ouders zijn die hun kinderen verloren door de aardbeving in Sichuan, bezorgde bewoners die een chemische fabriek willen gesloten zien in Yunnan, of boeren die het lokale bestuur hebben verjaagd wegens corruptie in Guangdong. Alarmklokken Het groeiende ongenoegen wordt bevestigd door het stijgende aantal massa-incidenten. De laatste officiële cijfers dateren van 2007. Toen was er sprake van 80.000 massa-incidenten per jaar. Sindsdien is de Chinese overheid gestopt met het bekendmaken van de cijfers. Maar een universiteit in Peking schatte het aantal massa-incidenten twee jaar geleden op 180.000 – dat is meer dan een verdubbeling. Corruptie, onteigeningen, etnische spanningen of milieuproblemen, er zijn redenen genoeg om in China op straat te komen. En de bevolking lijkt daar steeds vaker voor te kiezen. De meeste betogingen zijn gericht tegen lokale overheden. Zij zijn de boeman van dienst, terwijl de Communistische Partij of het centrale bestuur in Peking in de meeste gevallen uit het vizier blijft. Die wordt door het volk nog altijd beschouwd als de goede, welwillende heerser over het land; een traditie die teruggaat tot de keizertijd. Maar toch beginnen ook in Peking de alarmklokken steeds luider te klinken. De tijd dat de partij compromisloos haar ding kon doen om de economie van China te laten groeien en zo ook haar machtspositie kon verzekeren, lijkt duidelijk voorbij. Dat er in China vandaag meer geld wordt uitgegeven aan binnenlandse veiligheid dan aan defensie, bevestigt het vermoeden dat de Chinese autoriteiten meer schrik hebben van het eigen volk dan van een externe vijand. Onder de radar Het viel op dat de Chinese regering de voorbije jaren steeds moeilijker om wist te gaan met kritiek, of die nu afkomstig was vanuit de eigen bevolking of van buitenaf. Vraag dat maar aan de ondertekenaars van Charter 08, die pleitten voor meer democratie in China. Ze werden genadeloos vervolgd. Liu Xiaobo, de drijvende kracht achter de beweging, werd tot elf jaar gevangenis veroordeeld. Hij kreeg als allereerste Chinees ooit een Nobelprijs, maar dat wekte alleen nog meer de toorn op van de Chinese autoriteiten. Uit schrik dat de volksbeweging van de Arabische Lente naar China zou overwaaien, werden de duimschroeven van al wie kritiek had nog wat harder aangezet. China leek steeds minder tolerant te worden, ook tegenover de buitenlandse pers. Ik had nooit verwacht dat het eenvoudig zou zijn om als buitenlandse correspondent in China te werken. Toch is het nog moeilijker geweest dan ik gevreesd had. De relatieve vrijheid die we als buitenlandse journalist gekregen hadden in de aanloop naar de Spelen, smolt na verloop van tijd weg als sneeuw voor de zon. Ik heb uren gesleten op politiekantoren en aan wegblokkades. Ik ben uitgescholden, heb slaag gekregen van ingehuurde knokploegen en ben met deportatie bedreigd. Mijn privéadres in Peking is op antibuitenlandse websites geplaatst door Chinese nationalisten. Mijn telefoongesprekken werden afgeluisterd en mijn sms'jes onderschept. Ik heb haatmails en computervirussen in mijn postvak gekregen. Mijn Chinese assistent werd versleten voor landverrader. Een groot deel van deze incidenten heb ik nooit gemeld of vermeld. Waarom? Eerlijk, je wordt het moe na een tijdje. Geen enkele journalist wordt graag zelf het onderwerp van een verhaal. Ik heb geleerd dat de kunst erin bestond om onder de radar te blijven. Maar als het steeds moeilijker wordt om toegang te krijgen tot onafhankelijke informatie, als getuigen geïntimideerd of opgesloten worden in illegale gevangenissen, dan is het de plicht van elke kritische journalist om daarover te berichten. Het was niet altijd even makkelijk om in China een onderscheid te maken tussen propaganda en nieuws. Diegenen een stem te geven die van de autoriteiten geen stem kregen, dat beschouwde ik als een belangrijk onderdeel van mijn opdracht. Het was trouwens George Orwell die journalistiek omschreven had als ‘datgene brengen wat sommigen liever niet zien, al de rest is public relations'. Het leek wel alsof hij China in gedachten had toen hij het neerpende. Toekomst Ik ga weg uit China op een cruciaal ogenblik in de ontwikkeling van het land. De komende dertig jaar wordt misschien nog interessanter dan de voorbije dertig jaar. Zal de Chinese regering erin slagen om de economische groei op peil te houden en de welvaart die ze beloofd heeft aan alle Chinezen, te verwezenlijken? Dit is de belangrijkste uitdaging voor de nieuwe generatie Chinese leiders die eind 2012 de fakkel overneemt. Zij zullen ervoor moeten zorgen dat het Chinese groeimodel niet crasht in de economische wereldstorm van deze tijd. Ze zullen ook de binnenlandse problemen van corruptie en wetteloosheid moeten aanpakken om het vertrouwen van de bevolking te herstellen. De nieuwe generatie zal ook moeten aangeven welke rol de Communistische Partij in de toekomst zal spelen. Tot nu toe is er een soort stille overeenkomst afgesloten tussen de partij en het volk: verdraag ons totalitaire systeem en we maken je rijk. Het zit in het DNA van China dat het bestuur geen verantwoording aflegt aan het volk. Net zoals de keizers lijkt de partij te heersen met een ‘mandaat van de hemel'. Maar wat zal er gebeuren als het mandaat ten einde blijkt en het fout gaat? Zal de partij zonder slag of stoot een stap opzij zetten zoals de keizers het deden? De Chinese communisten lijken vooral niet dezelfde fout te willen maken als hun collega's in de Sovjet-Unie, die door de teugels te vieren hun eigen doodsklok hebben ingeluid. Vijf jaar in China heeft me geleerd dat we dit land niet kunnen meten met onze westerse maatstaven. China zit totaal anders in elkaar. Het heeft er mij bewuster van gemaakt dat dit land, dat uiterlijk misschien wel meer op ons begint te lijken, niet van plan is om ook ons politieke systeem, dat we ‘democratie' noemen, over te nemen. De enige hoop die we kunnen koesteren, is dat China de eigen weg verder bewandelt van een zogenaamde ‘overlegdictatuur', waarbij de overheid steeds meer rekening houdt met de grieven van het volk, zonder de eenpartijstaat op te geven. Naarmate China verder zal groeien, zullen we ons in het Westen steeds minder comfortabel voelen omdat we niet meer aan het stuur zitten. Onze invloed wordt steeds kleiner, die van China steeds groter. We zullen er ons wellicht bij moeten neerleggen dat over een tiental jaar de grootste economie ter wereld geen democratie zal zijn. Volgens sommigen zal China een welgekomen alternatief zijn voor wat ze de ‘Amerikaanse arrogantie' noemen. China mag dan wel niet belust zijn op werelddominantie, haar toegenomen belangen en nood aan energie en grondstoffen zullen steeds vaker botsen met die van andere grootmachten. Aan ons om te bepalen hoe we hiermee zullen omgaan. ‘Hoe hard ga je tekeer tegen je eigen bankier?', zoals de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton zich liet ontvallen. Naarmate China haar invloed steeds vaker zal laten gelden, zullen westerse regeringen gedwongen worden om hun houding tegenover deze supermacht te herzien. Plat op de buik gaan dwingt geen respect af bij Chinezen. Het opgestoken vingertje werkt al evenmin. Straffe Chinezen Als China dan toch zo interessant is, waarom ik dan wegga? Het is nooit slecht om je af en toe te herbronnen. Het laat me toe om ‘het verhaal van de eeuw' met een frisse blik te bekijken, vanuit een andere positie aan de andere kant van de wereld. En dat ben ik ook van plan. De kennis en ervaring die ik in China heb verzameld, zal zeker van pas komen. Dit is geen afscheid, maar een ‘tot ziens', want China zal ook de komende jaren niet weg te slaan zijn uit het nieuws. Wat ik zal missen aan het leven in China? Het exotische dat zich uit in de kleinste dingen op straat. De buurvrouw die elke ochtend aan tai chi doet in de tuin. De fietser die met zijn vogel in een kooi naar het park trekt. De eeuwige glimlach van de fruitverkoper. Het gezang van de messenslijper. De dametjes met buitenaardse oogkleppen en parasolletjes tegen de zon. De hondjes met schoenen op het ijs. Het fietsen op hete zomeravonden door de hutongsteegjes. Het zalige eten. Maar vooral de mensen. Nergens ter wereld heb ik zo'n veerkrachtig en dapper volk ontmoet. Straffe Chinezen, buigzaam zoals bamboe, maar moeilijk te kraken. Sommigen riskeerden hun eigen vel door met mij te praten. Het zijn deze mensen die mij geïnspireerd hebben om dit boek te schrijven. Ik wilde voor één keer hun vollédige verhaal vertellen, veel meer dan de gebruikelijke quote van vijftien seconden in het nieuws. Van alle boeiende mensen die ik de voorbije jaren in China heb ontmoet, heb ik er twaalf uitgekozen die op mij een onuitwisbare indruk hebben nagelaten. Met hun verhaal probeer ik een tijdsopname weer te geven van het hedendaagse China, in al haar positieve en negatieve gedaantes. Ik verlaat Peking met een container, elf koffers, een vrouw en twee kinderen. En vooral een schat aan levenswijsheid en herinneringen. China is na vijf jaar een deeltje van mezelf geworden. Het is het land waar mijn zoon geboren is en dat mij en mijn gezin heeft veranderd, zoals het de rest van de wereld aan het veranderen is. Beestig China. In al haar betekenissen. DS, 29-09-2012
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |