|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Taalpolitiek in België: het recht van de sterkste
Taalpolitiek in België: het recht van de sterkste
Els Witte - Harry Van Velthoven, Strijden om taal. De Belgische taalkwestie in historisch perspectief, Kapellen: Pelckmans, 2010, 228 blz. 'Gebrek aan wederkerigheid maakt de Belgische taalsituatie bijzonder moeilijk.' Dat schrijven historici Els Witte en Harry Van Velthoven in Strijden om taal, de Belgische taalkwestie in historisch perspectief, een boek over meer dan anderhalve eeuw taalstrijd in België. Sinds het ontstaan van België in 1830 hebben conflicten over taal op gezette tijden de politieke agenda bepaald. Het ging daarbij, zeker in het begin, om een ongelijke strijd. Het Nederlands, de taal van de meerderheid van de bevolking, was in 1830 nog vooral een verzameling dialecten, en kon niet op tegen een grote cultuurtaal zoals het Frans, de door de elite omarmde 'taal van de beschaving'. De Belgische staat wilde met zijn feitelijke keuze voor het Frans als eenheidstaal een nationaal sentiment helpen creëren, maar het pakte anders uit. 'De fictie', zoals Witte en Van Velthoven het noemen, van het eentalig Franstalige België, bleek niet vol te houden. Wat volgde was een lange, soms bitse strijd van de Vlaamse Beweging en haar politieke bondgenoten om het Nederlands via taalwetten op gelijke voet te brengen met het Frans. In Strijden om taal maken Els Witte, professor en ererector van de VUB, en Harry Van Velthoven, emeritus hoogleraar aan de Hogeschool Gent, 'een historische reconstructie van de Belgische taalpolitiek'. Die politiek blijkt een boeiend maar tevens moeizaam proces waarin met vallen en opstaan verschillende taalstrategieën werden uitgeprobeerd. Via ingewikkelde politieke compromissen slaagde men er uiteindelijk toch in de meeste taalkundige haarden van conflict te doen uitdoven - één beruchte uitzondering, Brussel en de Rand, daargelaten. De Belgische taalstrijd is overigens niet zo uniek als we plegen te denken, benadrukken de auteurs. Andere landen hebben soortgelijke conflicten meegemaakt. Welke taalpolitiek werd in de jonge natiestaat België gevoerd? Els Witte: De Belgische taalpolitiek was op de eerste plaats een reactie tegen de taalpolitiek van koning Willem I in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De Franstaligen moesten toen, als ze carrière wilden maken in de politiek of de administratie, een zekere kennis van het Nederlands hebben. Aan Franstalige kant en bij de verfranste burgerij in Vlaanderen had dat grote aversie opgewekt. Vandaar dat na 1830 werd geopteerd voor het Frans als eenheidstaal. Harry Van Velthoven: De Belgische revolutie had duidelijk ook een taalkundige dimensie. De keuze voor het Frans bij de Belgische onafhankelijkheid lag dus voor de hand? Van Velthoven: Zeker. Er was op dat moment een vorm van cijnskiesrecht. Alleen de bezittende klasse mocht stemmen en die was eentalig Franstalig. Alle hoge maatschappelijke posities werden ingenomen door een Franssprekende elite. De Belgische grondwet had het weliswaar over taalvrijheid, maar in de praktijk werd het Frans de enige officiële taal. Witte: Tussen het toenmalige Nederlands en het Frans was er een enorm verschil qua sociale status. Het Nederlands werd geassocieerd met armoede en intellectuele minderwaardigheid. Dat maakte de politieke keuze voor het Frans des te aannemelijker. Wanneer kwam in dat nieuwe België dan de taalkwestie op de proppen? Witte: Bijna ogenblikkelijk eigenlijk. Degenen die zich in Vlaanderen bezighielden met het creëren van een standaardtaal, intellectuelen en schrijvers, hadden vanaf het begin grote bedenkingen bij de Belgische taalpolitiek. De vroege Vlaamse Beweging is op het eind van de jaren 1830 ook in die kringen ontstaan. Van Velthoven: Willem I had een aanzet gegeven tot een Nederlandse standaardtaal, maar het resultaat was beperkt. Dat gebrek aan uniformiteit was een handicap tegenover het gestandaardiseerde Frans - de taal van de rechten van de mens, van de beschaving en van de moderniteit. Maar bepaalde groepen uit de kleine burgerij zijn het Nederlands blijven gebruiken en hebben zo de taal levendig gehouden. Zij zagen zichzelf ook als een alternatieve taalkundige elite. Probleem voor de nieuwe staat was dat de overgrote meerderheid van de Vlamingen geen jota Frans begreep. Bestuurlijke bevelen of verordeningen moesten hoe dan ook vertaald worden. Zo heeft de Belgische staat indirect meegeholpen aan het standaardiseren van het Nederlands. Wat wilde die vroege Vlaamse Beweging op taalvlak bereiken? Witte: In de 19e eeuw zag de Vlaamse Beweging, die op dat moment nog sterk vasthield aan het unitaire België, vooral heil in beschermende taalwetten. Zulke wetten moesten leiden tot een gelijkwaardige behandeling van het Nederlands en het Frans in alle maatschappelijke sectoren. De eerste taalwet uit 1873 betrof het strafrecht. Nadien volgde de wet op bestuurszaken in 1879 en het onderwijs in 1883. Van Velthoven: De aanvaarding van het Nederlands als onderwijstaal, weliswaar maar voor een paar vakken, was een belangrijke stap. Maar op de volledige toepassing van die wet zou men nog dertig jaar moeten wachten. Witte: In het verlengde daarvan lag de strijd voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit - nodig voor de vorming van een eigen Vlaamse elite. Onmiddellijk na de invoering van de taalwetten ontstond inderdaad het probleem van de handhaving ervan. Degenen die de lagere statustaal niet wilden leren, gingen obstructie voeren. Dat legde de beperktheid van taalwetten bloot. In een volgend stadium zal de Vlaamse Beweging dan ook pleiten voor afgebakende taalgebieden. En de Franstaligen willen dat eigenlijk ook. Zo komt men tot de grote taalwetten van de jaren 1930, waarin het zogenaamde 'streektaal is voertaal' werd ingevoerd, het territorialiteitsbeginsel. De democratisering van het stemrecht, zo blijkt uit het boek, was cruciaal voor de verwezenlijking van het eisenprogramma van de Vlaamse Beweging. Van Velthoven: De introductie van het mannelijk algemeen stemrecht betekende inderdaad een kwantumsprong en maakte een einde aan de fictie van België als eentalige Franse staat. Honderdduizenden Vlamingen kregen ineens stemrecht, waardoor men ook aan Franstalige kant begon te beseffen dat er iets moest veranderen. Dat leidde tot de Gelijkheidswet van 1898. Vanaf dan zijn het Frans en het Nederlands - officieel althans, in de praktijk liggen de zaken wel wat anders - gelijkwaardig. In die context zijn er twee mogelijkheden: een geheel tweetalig België, of een eentalig Vlaanderen en Wallonië. Rond de eeuwwisseling liggen beide opties nog op tafel. Het had dus ook anders kunnen lopen. De Waalse Beweging vroeg eentaligheid in Wallonië en tweetaligheid in Vlaanderen. Historisch gezien was Vlaanderen altijd al tweetalig, luidde de redenering. Van Velthoven: Dat was inderdaad het argument. Maar de Franstaligen in Vlaanderen zijn altijd een beperkte, zij het belangrijke groep geweest, het was immers de elite. Maar uit toenmalige talentellingen blijkt dat je in België toch met twee vrij homogene taalgebieden te maken had. Het verschil is wel dat de taalminderheid in Vlaanderen de classe dirigeante was, terwijl die in Wallonië bestond uit een Vlaamse onderklasse. En de Walen wilden aan die Vlaamse paupers geen taalrechten toekennen? Van Velthoven: De democratisering van het kiesrecht is afgedwongen door het socialisme, waarvan het zwaartepunt in Wallonië lag. Je kunt dus zeggen dat de Waalse socialisten mee de context hebben gecreëerd waarbinnen de Vlaamse Beweging zich verder kon ontplooien. Maar de Waalse Beweging vreesde de dominantie van het overwegend klerikale Vlaanderen. De demografische verhoudingen waren immers in het voordeel van Vlaanderen en dat leidde tot zuiver katholieke regeringen. Daarop entte zich de taalkwestie. Als straks tweetaligheid de norm wordt, krijgen we dan, naast katholieke regeringen, ook een Germaanse magistratuur? vroeg men zich af. De Walen kenden geen Nederlands en wilden het ook niet leren. Dus moest in Wallonië een taalmuur tegen het Nederlands worden opgeworpen. Het point of no return, de introductie van het territorialiteitsbeginsel, kwam neer op het opofferen van elkaars taalminderheden. De Waalse Beweging geeft haar Vlaamse tak op, de classe dirigeante en de Waalse ambtenaren in de Vlaamse steden. In ruil bleef Wallonië taalhomogeen en werd de ontwikkeling van een christelijke Vlaamse zuil er gedwarsboomd. De volgende grote slag in de taalstrijd was de vastlegging van de taalgrens. Witte: Nadat de Vlaamse Beweging zichzelf door de collaboratie in de Tweede Wereldoorlog in diskrediet had gebracht, moeten we wachten tot eind jaren 1950. Dan begint de periode van wat ik in het boek 'het zich emanciperende Vlaanderen' noem. Er staat een nieuwe Vlaamse elite op, de eerste generaties die afgestudeerd zijn in het Nederlands. De meerderheid binnen de Vlaamse Beweging gelooft op dat moment nog altijd in het nut van beschermende taalwetten. Men wil op de eerste plaats een aantal mankementen van de taalwetten uit het interbellum wegwerken: de taalgrens die opschuift, Brussel dat zich uitbreidt, de randgemeenten die verfransen. In de jaren 1962-'63 leidt dit tot de vastlegging van de taalgrens. In Hertoginnendal wordt vervolgens strijd geleverd over taalrechten in taalgrensgemeenten, en zie je wederom dezelfde, vertrouwde mechanismen terugkeren. De Franstaligen vragen faciliteiten in Vlaams-Brabant, maar willen niet weten van faciliteiten voor Nederlandstaligen in Waals-Brabant. Dat gebrek aan wederkerigheid maakt de Belgische taalsituatie bijzonder moeilijk. Als de grenzen tussen de taalgebieden eenmaal vastliggen, krijgt het denken over het federalisme, wat natuurlijk niet nieuw is, een grote boost. Bij de Vlaamse Beweging, maar ook bij politieke partijen zoals de Volksunie en de CVP, vat de overtuiging post dat de taalgrenzen deelstaatgrenzen moeten worden. Maar dat alleen de Vlamingen mordicus vasthielden aan het territorialiteitsbeginsel, terwijl de Franstaligen het zogenaamd meer verheven personaliteitsbeginsel huldigden, klopt dus niet? Van Velthoven: Nee, dat is een oude retorische handigheid van de Franstaligen. Sprak men rond 1900 over het territorialiteitsbeginsel in Wallonië, dan vonden ze dat normaal en noemden ze dat regionalisme. Het territorialiteitsbeginsel in Vlaanderen noemden ze separatisme. Taalrechten voor minderheden in Wallonië waren dwangmaatregelen, in Vlaanderen betrof het de rechten van de mens. Dat heeft te maken met de koppeling die de Walen maakten tussen het Frans en de moderniteit. Ze geloofden oprecht dat het Frans de mensen bevrijdde, terwijl het Vlaams hen achterlijk hield. De Franstalige elite in Vlaanderen was dus niets anders dan een vooruitgeschoven post van de Franse beschaving. De Vlaamse minderheid in Wallonië daarentegen, arme boeren van het platteland, was een soort vijfde katholieke colonne die de socialistische meerderheid in Wallonië in gevaar zou brengen. Witte: Het personaliteitsbeginsel is voor de Franstaligen belangrijk wegens Brussel-Halle-Vilvoorde. Het is de filosofische grond voor het opeisen van taalrechten voor de Franstaligen in de Rand. Brussel werd tweetalig gebied, een taalstatuut dat kennelijk niet in het voordeel van het Nederlands speelt. Van Velthoven: Historisch bekeken was Brussel een Vlaamse stad. Maar bij het begin van de taalwetgeving werd bepaald: de hoofdstad is une ville mixte, dus we laten het taalgebruik er zo veel mogelijk vrij. Wat de Vlaamse Beweging voor Vlaanderen binnenhaalde, werd in Brussel dan ook sterk afgezwakt en er naderhand ook niet of nauwelijks toegepast. De Franstaligen wilden van Brussel een Franstalige en geen meertalige stad maken. Dat merk je aan de francofone rekenkunde. Brussel telde een groot aantal meertaligen, maar die werden automatisch bij de Franstaligen ingedeeld - Frans kenden ze namelijk toch. Daarop volgde onvermijdelijk de vraag: waarvoor dient die Vlaamse infrastructuur eigenlijk nog? Hoeveel mensen moet die precies bedienen? Dezelfde strategie zie je ook vandaag nog aan het werk. Witte: Van een hoofdstad mag je verwachten dat ze ervoor zorgt dat 's lands twee grote gemeenschappen zich er thuis voelen. Maar in België is dat nooit het geval geweest. Moet je daar een psychologische verklaring achter zoeken? Heeft het te maken met het verfransingsproces, waardoor men in Brussel tot elke prijs zijn roots wil vergeten? Van Velthoven: De prestigetaal was ook dominant op de arbeidsmarkt. Wie in Brussel aanwezig was, had het Frans nodig. Van dat gegeven hebben de Franstaligen institutioneel misbruik gemaakt. Vandaag is dat anders. Uit economische noodzaak is de kennis van het Nederlands bij de Franstaligen sterk toegenomen. Denk ook aan de vele laaggeschoolde Brusselse werklozen. Voor hen is er werk in de Rand, maar dan moeten ze wel een beetje Nederlands leren. Witte: De Vlaamse Beweging heeft geprobeerd met taalwetten de zaak in evenwicht te brengen. Daarnaast kwam er een politiek om de Vlamingen in Brussel te beschermen via de uitbouw van eigen cultuurhuizen, scholen en zorginstellingen. Die door de Vlaamse regering royaal gesteunde politiek heeft veel effect gesorteerd, denk aan het succes van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, en heeft er mede voor gezorgd dat, zo blijkt uit de laatste taalbarometer, dertig procent van de Brusselaars het Nederlands kennen en gebruiken. Dat wijkt toch sterk af van het beeld dat de Franstaligen ons altijd voorhouden. Maar zij baseren zich voor het aantal Vlamingen in Brussel uitsluitend op de verkiezingsuitslagen. Als die Vlaamse strategie met betrekking tot Brussel succesvol is geweest, is het dan niet vreemd dat nogal wat Vlamingen in de hoofdstad de gemeenschappen, en de communautaire tweedeling die er het gevolg van is, weg willen? Witte: Het klopt dat met name in culturele en academische kringen een aantal mensen de gemeenschappen in Brussel liever kwijt zijn. Maar men ziet over het hoofd dat die bekritiseerde communautaire tweedeling ook binnen de huidige Brusselse structuren kan worden overstegen. Er is een gemeenschappelijke gemeenschapscommissie. Waarom gaat die niet aan het werk? Bovendien leeft bij Vlaamse politici en overheidsinstanties wel degelijk de vrees dat als we de gemeenschappen loslaten, de klok dan wordt teruggedraaid naar de tijd dat in Brussel op taalgebied alleen het recht van de sterkste gold. Maar de houding van Vlaanderen tegenover de Brusselse Vlamingen is vaak ook op zijn minst dubbelzinnig. Van Velthoven: Taalcompromissen met de Franstaligen gingen altijd ten koste van de Vlamingen in Brussel. Terwijl Vlaanderen vernederlandste, verfranste Brussel. In de jaren zestig komt er een kentering. Met eigen instellingen en verenigingen proberen de Vlamingen vanaf dan de verfransing van Nederlandstalige gezinnen in Brussel wat af te remmen. Tegelijk probeert men de taalgemengde gezinnen aan te spreken en zich open te stellen voor Franstaligen en anderstaligen. Witte: Maar hoe komt het dat het Nederlands er vandaag in Brussel relatief goed voorstaat? Omdat de status van het Nederlands veranderd is. Vlaanderen is een sterke sociaaleconomische regio geworden. Bovendien zijn de Vlamingen hier in Brussel doorgaans hoogopgeleid - dat scheelt in de beeldvorming. Voeg daarbij de meer dan 220. 000 Vlaamse pendelaars. Overdag is Brussel dus zeker geen Franstalige stad. Maar goed, de politiek werkt graag met slogans. Het taalbeleid van de Vlaamse regering in de Rand, met rondzendbrieven, een wooncode en dies meer, oogt voor buitenstaanders heel verkrampt. Terecht? Van Velthoven: Zonder de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde acht ik een bijsturing van dat beleid niet haalbaar. Maar als B-H-V eenmaal van de baan is, kan Vlaanderen hopelijk een minder defensieve taalpolitiek voeren. Witte: Eerst moet er inderdaad duidelijkheid komen in Brussel-Halle-Vilvoorde. Vervolgens doet men er in Vlaanderen goed aan eens na te denken over gastvrijheid tegenover Franstaligen en anderstaligen. In Wallonië waait sinds een jaar of tien op taalvlak een nieuwe wind. Waalse gemeenten die worden geconfronteerd met de immigratie van Nederlanders en Vlamingen plannen meertalige websites, waar je in verschillende talen wegwijs wordt gemaakt en documenten kunt downloaden. Zulke internetfaciliteiten lijken ons een interessant denkspoor om gastvrijheid en taalwetgeving met elkaar te verzoenen. Internetfaciliteiten tasten de taalwetgeving namelijk niet aan. Brussel is de hoofdstad van Europa en de vierde zakenstad in de wereld. Het stoort me dat daar zo weinig rekening mee wordt gehouden. Terwijl de wereld in hoog tempo verandert, blijven hier de oude taalgevechten duren. Hoog tijd dus om het taalbeleid door een andere dan alleen maar de historische bril te bekijken (lacht). Knack, 20-10-2010 (Han Renard)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |