#1
|
||||
|
||||
Medeleven maakt de mens
Medeleven maakt de mens
Waarom delen we de angst van een acteur die op het witte doek achterna wordt gezeten? Waarom doen baby’s hun moeder na als ze haar tong uitsteekt? Ons inlevingsvermogen en onze imitatiedrang komen voort uit onze spiegelneuronen. Zo ontstond het eerste levende wezen dat zich in kon leven. Welke filmbezoeker holde niet mee met Dustin Hoffman, die in ’Marathon Man’ aan handlangers van een SS- tandarts tracht te ontkomen? Stokstijf in de bioscoopstoel gedrukt, rende je voor Hoffman uit, hem haast met je meesleurend. Wat dwong je tot die fictieve vlucht? Kort daarvoor had je letterlijk zitten voelen hoe de nazi-beul Hoffmans gebit bewerkte. De marteling ging je door eigen kiezen; je moest meelijden, alsof iemand van buiten over je regeerde. Of is het brein op eigen houtje zo meelevend? Voor een deel van het antwoord gaan we naar de universiteit van Parma. Daar tuurden Vittorio Gallese en Giacomo Rizzolatti tien jaar geleden in de hersenen van makaken, naar een gebiedje in de premotor cortex. Die hersenkwab regisseert de planning en uitvoering van onze bewegingen. Gallese en Rizolatti brachten de specifieke regelaar van handbewegingen – sectie F5 – in kaart en ontdekten iets merkwaardigs. Dat de bewegingsneuronen van de apen begonnen te vuren als de dieren een pinda oppakten, was logisch. Dat is immers hun normale werk. Maar sommige van die zenuwcellen kwamen ook in het geweer als de makaken bewegingloos toekeken op het moment dat Gallese zelf naar een pinda reikte. De apen leken hem met hun bewegingsneuronen te observeren, alsof ze van boven in zekere zin met hun handen keken. Greep Gallese maar wat loos in de lucht en liet hij de pinda met rust, dan bleef het stil in het motorische breingebied van de makaken. Maar ging de neuroloog voor de pinda, dan begonnen de apen die doelgerichte beweging in eigen kop te imiteren, zonder een poot uit te steken. De imitatiedrang manifesteerde zich niet alleen bij het zien van handelingen, maar ook bij het horen ervan. Als de apen achter hun rug iemand een tak hoorden breken, lichtten wederom zenuwcellen op in hun bewegingsschors, cellen die dat breken normaal bij henzelf aanstuurden. Alsof ze nu met hun handen ’hoorden’. Om andermans gedrag te begrijpen speelden de apen blijkbaar de scène in eigen brein na, zonder haar echt uit te voeren, als een soort cerebraal droogzwemmen. Om die reden gaven Gallese en consorten deze na-apende zenuwcellen de beeldige naam ’spiegelneuronen’. Apen hebben ze, mensen hebben ze, en uw hond en kat vermoedelijk ook. Inmiddels bezitten deze mime- neuronen de reputatie dat we er van alles en nog wat mee leren en dat we er andere mensen mee begrijpen. Zonder die neuronen zou een baby van amper een paar dagen haar moeder niet nadoen als zij haar tong uitsteekt en zonder spiegelneuronen zou de filmkijker de angst en misère van Dustin Hoffman niet delen. Hij zal en moet meevluchten, op bevel van deze spiegels in de geest, de dragers van onze empathie. De Amerikaanse hersenonderzoeker Vilayanur Ramachandran bewierookt ze zelfs als wonderneuronen. Ze vormen voor hem het vehikel waarmee de mensheid ooit het pad insloeg naar de technische en artistieke standaard die zij nu bezit. Allerhande homo-varianten kwamen een paar miljoen jaar lang niet verder dan een primitieve vuistbijl en een enkel symbool. Tot iemand 40 duizend jaar terug een vondst deed ter uitbreiding van de gereedschapskist en een ander de eerste versierkunst begon te oefenen. Het grote afkijken en imiteren begon, de spiegelneuronen zetten de stroomversnelling toentertijd in gang. Dat denkt Ramachandran. Hij verwacht dat spiegelneuronen voor de psychologie hetzelfde gaan betekenen als het DNA voor de biologie. Imitatie vormt de sleutel. Doordat we binnensbreins tong- en lipbewegingen nabootsen bijvoorbeeld, kon de taal evolueren. De mens werd de grootste na-aper van allen, de trendvolger pur sang, wat nu modebewust heet. Dit alles wist de dichter Edward Young (1683 - 1765) natuurlijk nog niet toen hij zich afvroeg waarom we als originals worden geboren, terwijl zovelen het leven als kopieën weer verlaten. Het zit in dat spiegelende brein van ons. Maar heeft die eigenschap ons echt gemaakt tot wie we zijn? De Frans/Duitse neuroloog Christian Keysers, docent aan de universiteit Groningen en voorheen medewerker van Gallese en Rizolatti, illustreert de dwingende regie van de neuronen met een scène uit de film ’Dr. No’. James Bond ziet een tarantula, een dodelijke spin over zijn kussen en arm kruipen. We griezelen mee, of liever gezegd, ons spiegelsysteem schotelt ons die engerd voor door dezelfde neuronen te laten vuren die ons tot actie zouden manen als wij daar in de plaats van agent 007 zouden liggen. Het brein maakt zich op om weg te wezen. „Je denkt daarbij niet na over wat er gebeurt en wat 007 zit te overwegen. Nee, je kijkt, het hart begint sneller te kloppen, je begint te zweten; je wordt letterlijk Bond ingezogen. En je voelt wat hij voelt.” Dat doe je zonder expliciete gedachten, verzekert Keysers. Je begrijpt andermans handelingen en emoties niet vanuit het perspectief van een overpeinzende toeschouwer, maar vanuit een mentale simulatie van andermans beleving in je eigen brein. Daar zijn we meester in: „Bij thuiskomst zie je je vrouw en besef je vrijwel onmiddellijk ’Het was het niet vandaag, voor haar’. Hoe kun je zo kort naar haar kijken en zonder er echt over na te denken in haar geest verzeilen?” Omdat je letterlijk in haar huid kruipt. Dat kennen we van het verschijnsel dat het brein soms even zijn plaats niet weet. Keysers: „Je volgt je favoriete voetballer, hij legt aan, jouw brein vertaalt het schot en dan schiet je zelf uit, thuis op de bank. Normaal voorkomt het brein dat: je wilt niet steeds alles na-apen wat je om je heen ziet. Maar bij voetbal kun je er zo in zitten dat het systeem een beetje ’lekt’. En dan haal je zelf uit.” Zo uitzonderlijk is dat niet. Niet zelden lenen we dwangmatig woorden van iemand met wie we praten. Diens zinnen kneden ons brein voor, en soms hapert dan de rem op de imiterende spiegelneuronen. Je praat iemand half na. Neurologen vragen zich af of ziekelijke neigingen als echolalie en echopraxie – het alsmaar napraten of nadoen van anderen – misschien ook het gevolg zijn van ongeremde spiegelsystemen. En inmiddels zijn de hersenonderzoekers ook neuronen op het spoor die andermans walging of het gevoel van aanraking naar eigen brein vertalen. In het jargon van neuroloog Keysers: „Jouw insula waarmee jij rotte eieren ruikt, reageert ook als je een ander die viezigheid ziet opsnuiven. En dezelfde neuronen in je somatosensorische cortex, die vuren als ik je met een zachte borstel over je been strijk, doen dat daarna ook als je dat bij een ander ziet.” Ongevraagd en razendsnel. En heeft het brein zich eenmaal op zo’n imitatie ingesteld, dan anticipeert het zelfs op een halve hint. Dat zie je aan de neuronen die oplichten als een aap een sinaasappel pakt. Diezelfde ’sinaasappel-grijp- neuronen’ vuren enthousiast mee als de experimentator naar de sinaasappel reikt, zelfs als het fruit achter een schermpje schuilgaat en zijn hand half verdwijnt. Het apenbrein weet dan beter en maakt het verhaaltje voor zichzelf af. Keysers: „Het spiegelsysteem extrapoleert naar de toekomst en bedenkt wat er gaat gebeuren. Net zoals het bij verdachte aanraking van je rug het beeld hypersnel completeert: ’Ho, een zakkenroller!’ Maar dat doet het brein alleen als het wat het ziet, hoort of voelt naar eigen beleving kan vertalen. Mensen met laesies in hun insula ervaren geen walging meer, je kunt ze rustig taart met kakkerlakken voorzetten. ’O, die veeg ik er gewoon af.’ Zulke mensen zien wel of iemand anders vrolijk of droevig kijkt, maar walging? Nee, dat kennen ze zelf niet meer.” Dat wisten we toch al: empathie is een kwestie van meevoelen en meedenken. „Nee, niet denken. Dat is het hem juist, je kruipt letterlijk in de ander, gevoelsmatig, op een niveau van wat Britten gut feeling noemen, instinctief en zonder hard thinking. We denken helemaal niet zoveel. Dat doen we pas als intuïties elkaar bestrijden: als je vriend zich pijn doet en je wel met hem zou willen meevoelen maar het moeilijk kunt omdat hij je zojuist met je vrouw heeft bedrogen.” Dan zet het brein zich aan hogere afwegingen, zoals de rechter wikt en weegt, als een rationele calculator. Ons alledaagse denken bevindt zich veeleer op flitsniveau, wat ten onrechte de indruk wekt dat het van een lager allooi is. Want juist die intuïtie bedient zich van een archief met allerhande kennis van de wereld. De spiegelneuronen imiteren niet in het wilde weg, ze boetseren volgens Keysers een rijke, soms haast poëtische beschrijving van wat een ander beleeft, op basis van wat ze zelf tegenkwamen in het leven. „Bel, voor het eerst op zee, naar iemand die die ervaring kent. Zijn brein zal het aan zijn huid navoelen.” Daar is Harold Bekkering, hoogleraar cognitieve psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, het ten dele mee eens. „Natuurlijk drijven deze spiegelmechanismen op voorkennis, op al wat we zelf weten van de wereld. Om mee te griezelen bij die enge tarantula in ’Dr. No’ moet je iets van spinnen weten, al is het de abstracte wetenschap dat sommigen dodelijk zijn.” Maar Bekkering hamert erop dat spiegelneuronen zich allereerst inlaten met het imiteren van doelgericht handelen. „Ons motorisch systeem weet wat te doen in de situatie van James Bond: gevaar, wegrollen. Van kinds af aan zijn we bezig met doen, doen en nog eens doen en met de gevolgen ervan. Zien we anderen iets doen, dan koppelen we het aan kennis van onze eigen daden en hun consequenties: dáár gaan de handen van een ander en de spiegelneuronen vermoeden ’dit- wordt-een-pinda-grijpactie’. Daar zijn ze op gericht, op het doel van de handeling en niet eens zozeer op de beweging zelf. Als je met je rechterhand je linkeroor pakt, doen kleine kinderen dat na, maar dan met de linkerhand. De kortere weg. Het gaat om dat oor vastgrijpen, zeggen hun spiegelneuronen, en niet om welke hand het doet. Ze imiteren het doel, niet de exacte beweging.” Voortdurend spiegelt ons brein zich aan andermans handelen, waarbij de antenne is gericht op het doel. Dat bleek uit scans bij mensen die naar twee verschillende thee-tafereeltjes keken: een ordelijke opstelling waarbij de thee nog gedronken moest worden, en een zootje dat nodig aan kant moest. In beide scenario’s verscheen eenzelfde hand in beeld, die een kopje ging pakken. Maar de spiegelneuronen van de toeschouwers herkenden direct de verschillende missies: drinken of de boel opruimen. Ons brein kijkt, weet, kijkt en doet na. Keysers vermoedt dat om die reden vooral primaten hun voordeel deden met spiegelneuronen. „Dat zijn letterlijk handige zoogdieren. Ze doen van alles met hun handen en observeren allereerst hun eigen handelen. Vergelijk dat met andere dieren: een rat doet alles met zijn snuit, en wat ziet hij daar zelf ooit van? En een paard, die ziet zichzelf nóóit lopen.” Nee, dan aap en mens, de grote afkijkers. Ze specialiseerden zich in het spieken, bij zichzelf én dus ook bij anderen. In het vakblad Neuron meldden Rizolatti en Gallese vorig jaar dat het spiegelsysteem bij leerlinggitaristen waakzaam wordt als ze naar een professional kijken. Gaat het bij de viool ook zo eenvoudig: kijk en strijk? Keysers: „Nou ja, op dit toetsenbord beweeg ik mijn vingers voortdurend. Waarom zouden de spiegelneuronen van een beginner de handigheid van de profgitarist niet enigszins met dat getik kunnen matchen? Rommelig in het begin, maar je bent op weg. En waarom zou je motorcortex bij het zien van een geoefend danser jouw onelegante springen en lopen niet al een beetje kunnen transformeren naar een echte dans? Onhandig gedoe natuurlijk, maar als je al goed danst en je ziet een expert: misschien geven je spiegelneuronen dan heel snel inzicht in die nieuwe vaardigheid.” Laten we ze die eer gunnen. Maar Keysers schrijft ze dieper inzicht toe, terwijl Bekkering nog wil zien hoever de voelsprieten van de spiegelneuronen reiken. Tot inzicht in de intenties van het gedrag van anderen? Stoelt de ware empathie ook op diepere imitaties in ons brein: voelde je echt de marteling van Dustin Hoffman in ’Marathon Man’? In een recent nummer van het blad Science golden dezelfde vragen voor 16 vrouwen die na een elektrische schok zagen hoe hun geliefden er ook een ondergingen. In beide situaties lichtten voor een deel dezelfde neuronen op, maar dan vooral in hun emotionele hersencentra. In hoeverre de vrouwen de pijn van hun partner echt meevoelden is niet duidelijk. Toch gaan de spiegelneuronen imiddels door voor onze ware ’invoelers’. Laten we er een echt treurige film bij nemen, ’De Fietsendief’ (1948) van Vittoria de Sica: een sloeber dreigt zijn baan als posterplakker te verliezen nadat zijn fiets is gestolen. Tevergeefs zoekt hij met zijn zoontje Rome af, steelt zelf maar een fiets, wordt gepakt en krijgt een uitbrander. Aan het eind van de film grijp je naar je zakdoek als de gekleineerde man afdruipt, de hand van zijn zoontje verborgen in die grote, droevige knuist van hem. Bij de onverschilligste toeschouwer boorde De Sica enig medeleven aan. Weer dringt de empathie zich hevig aan je op alsof iets buiten je om over je regeert. Spiegelneuronen? Bewijs daarvoor denken overtuigde aanhangers te vinden bij mensen die volgens hen in hun meevoelen zijn ontheemd. Ze wijzen naar autistische kinderen. Hun vaardigheid om te imiteren, om een spel na te spelen of de taal te leren, hapert. En hun vermogen om het gedrag en de emoties van anderen te begrijpen schiet tekort. Een gebrekkig spiegelsysteem? „Of een te goed?”, vragen Keysers en Bekkering zich beiden af. „Misschien zullen we ontdekken dat autisten aanvankelijk te veel gevoel hadden voor de gewaarwordingen en ervaringen van anderen. Dat de sociale wereld om hen heen beangstigend en overdonderend was, waardoor ze na enige tijd uit angst hun blik afwendden.” Sommige ouders menen dat hun autistische kind pas later in die terugtrekkende houding volhardde. Kan kloppen, melden Amerikaanse psychologen in JAMA: video’s van verjaardagsfeestjes op 1-, 2- en 3-jarige leeftijd verrieden het verschil. Werd meevoelen hun tot last? Bekkering: „Autisten worden angstig als ze je moeten aankijken. Maar wie zegt dat dat met overgevoelige spiegelneuronen te maken heeft?” Hij weet het niet, en Keysers ook niet. Evenmin durven ze de stelling aan dat de mishandelde jongen van resusaapjes zelf later mepperig zal worden door dwangmatig imiteergedrag. Ga je van zien slaan per se zelf slaan. Voor bruut behandelde meisjes zou dat ook gelden, wil dezelfde JAMA doen geloven. Is dat dan ook een uitglijder van de spiegelneuronen, die alles na-apen? Hou maar op met het gespeculeer, vinden beide neurologen, want anders kun je geen onbevooroordeelde waarneming meer doen. Maar ze twijfelen er niet aan dat we met onze spiegelneuronen in de huid van de ander kruipen. „Het is een enorm ontwikkelde intuïtie”, meent Keysers. En Bekkering beaamt het: „Misschien huiveren we daarom zo bij sommige ethische dilemma’s. Zoals bij het ogenschijnlijk rationele besluit om een treinwissel om te zetten waarmee je tien mensen kunt redden door één iemand, op een zijrail, te offeren. Doe je dat? In een nanoseconde dendert de trein over jezelf heen en de ondoordachte flits ’O, wat een pijn!’ maakt dat je nee zegt. Rationeel of bewust bedacht is het niet, maar het lijkt toch even zelf meegevoeld. Zo snel gaat dat boven, wellicht dankzij het spiegelsysteem. Maar mensen beseffen nauwelijks dat ons brein zo eigenhandig opereert. Weet jij immers wat je volgende zin in ons gesprek nu is?” Trouw, 22-09-2005
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |