#1
|
||||
|
||||
Waarom de olie zo duur is...
Op naar de honderd
De olieprijs steeg vrijdag voor het eerst - en slechts eventjes - boven de negentig dollar per vat. Dat was het zoveelste record dat de voorbije maanden bereikt werd op de New York Mercantile Exchange sinds de handel in de oliecontracten daar in 1983 begon. De olieprijs lijkt daarmee de jongste weken wel op hol geslagen. Twee weken geleden schommelde de prijs in New York 'maar' rond 80 dollar. Als we rekening houden met de inflatie, is de olieprijs nog ruim tien dollar verwijderd van zijn historische record. In april 1980, een jaar na de Iraanse revolutie, moest voor een vat olie 38 dollar betaald worden. Als je die prijs aanpast voor de inflatie, komt dat neer op 101,7 dollar per vat in dollars van vandaag volgens het Internationaal Energie Agentschap. De redenen voor de forse stijging van de olieprijs hebben maar gedeeltelijk te maken met vraag en aanbod op de oliemarkt zelf. Aan de basis van de hausse liggen ook andere factoren, en die zullen er allicht voor zorgen dat olie - misschien na een kleine adempauze - nog duurder zal worden. Het échte record van 101,7 dollar komt dan stilaan in zicht. De Amerikaanse zakenbank Goldman Sachs ziet de olieprijs zelfs doorstijgen tot 120 dollar. Niet toevallig viel de piek in de olieprijs vrijdag samen met een recordkoers van de euro ten opzichte van de dollar. De goedkope dollar is immers een van de belangrijkste oorzaken van de aanhoudende stijging van de olieprijs op dit ogenblik. Dat effect speelt op verschillende manieren. Ten eerste maakt de zwakke dollar het aantrekkelijker om te beleggen in grondstoffen, juist omdat die in dollars betaald worden. Want terwijl olie, uitgedrukt in dollars, dit jaar al 46 procent duurder werd, blijft de prijsstijging in euro's beperkt tot 35 procent, in Britse ponden tot 40 procent en in yen tot 42 procent. Ten tweede houden de olieproducenten bij hun prijszetting rekening met de zwakke dollarkoers. De oliestaten uit het Midden-Oosten, bijvoorbeeld, ontvangen hun inkomsten uit olie in (zwakke) dollars, maar ze doen veel aankopen in (dure) euro's. Ze 'verrekenen' daarom de zwakte van de dollar als het ware in de olieprijs. Zo besliste de Opec, het oliekartel dat goed is voor meer dan een derde van de wereldolieproductie, eind 2006 de productie te verlagen om een dreigende daling van de prijzen af te remmen. Die beperking van het aanbod droeg natuurlijk ook bij tot de hogere prijzen dit jaar. De Opec heeft inmiddels wel beloofd om vanaf 1 november de productie te verhogen met een half miljoen vaten per dag. Nu in het noordelijk halfrond - en dus ook in de VS, de grootste olieverbruiker ter wereld - de winter nadert, stijgt immers de vraag naar olieproducten zoals stookolie. Maar het aanbod verder verhogen ziet de Opec niet zitten. Het kartel gaat er namelijk van uit dat nog meer olie oppompen eigenlijk geen effect meer zal hebben op de prijs, juist omdat er in de prijsvorming zoveel andere elementen meespelen dan alleen maar vraag en aanbod. Maar dat wil niet zeggen dat de vraag naar olie helemaal geen rol speelt bij de prijsopstoot. Door de sterke groei van de wereldeconomie is die vraag immers heel hoog. Niet alleen, zoals traditioneel, vanuit de VS, maar ook vanuit snelgroeiende landen zoals China, dat enorme volumes olie invoert om zijn economie op volle toeren te laten draaien. Dat de vraag zo sterk blijft stijgen, ondanks de hoge prijs, heeft alweer te maken met de zwakke dollar. Daardoor blijft de impact van de hoge olieprijs op de economische groei beperkt in veel landen. Ook de energiebesparende maatregelen die veel westerse landen promoten of doorvoeren, temperen de gevolgen van de hoge olieprijs op de koopkracht een beetje. Dat de olieprijs net deze week weer een opstoot kende, is ook te wijten aan internationale spanningen. Deze keer is dat de mogelijkheid dat Turkije het noorden van Irak zou binnenvallen. Niet dat daar zoveel olie opgepompt wordt, want Irak heeft de grootste moeite om zijn olieproductie weer op peil te krijgen. Maar alleen al de dreiging van wapengekletter in het Midden-Oosten maakt oliehandelaars bijzonder nerveus. De aanhoudende internationale spanning rond Iran draagt nog bij tot die zenuwachtigheid. Grote institutionele beleggers, zoals hefboomfondsen, beleggen via zogenaamde afgeleide instrumenten in olie zoals ze beleggen in obligaties of aandelen. Zij hebben er alle belang bij de prijs hoger te duwen. Zo was eind vorige week in New York de call optie voor olie die geleverd wordt in december, met een uitoefenprijs van 90 dollar, een van de meest verhandelde contracten. In mensentaal: de kopers van zo'n contract kopen het recht om, in december, olie te kopen tegen 90 dollar per vat. Dat recht zullen ze natuurlijk alleen maar uitoefenen als de olieprijs op dat ogenblik boven de 90 dollar noteert. Want alleen dan kunnen ze hun olie meteen met winst opnieuw verkopen. Sommige analisten schatten dat het 'speculatieve' deel in de huidige olieprijs oploopt tot vijftien dollar per vat. Ook de Opec wijst als verklaring voor de hoge prijs de speculanten met de vinger. Karin De Ruyter is redacteur economie DS, 22-10-2007
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |