#1
|
||||
|
||||
De andere kant van de zomer
DE ANDERE KANT VAN DE ZOMER
Jeroen Overstijns Werkelijk. Wat een geluk dat u ons hier vandaag toch aantreft. Uw weekendgenot heeft even aan een zijden draadje gehangen. Want deze week verkeerden wij in de hel. Waarvan we nooit konden vermoeden dat ze gesubsidieerd wordt. En nog minder dat ze zich kriskras verplaatst door het land. Nochtans leek er die ochtend geen vuiltje aan de lucht. Zelfs geen wolkje. Genereus spreidde de lentezon haar stralen over onze gefederaliseerde gemeenschap vol tewerkstelling en bruto binnenlands geluk. Een uitstekende dag om ons godenlichaam tot georganiseerde beweging te dwingen. Daartoe was voorzien door een lokale sportkring aan zee. Zij organiseerden een loopje. Dus namen wij fluitend en voorzien van knapzak de trein. Een initiatief waarmee we eens te meer onze jeugdige onschuld bewezen, maar ook onze grenzeloze naïviteit. Want de trein brengt u altijd waar u moet zijn. Maar ze vertellen u er niet bij dat er nog andere mensen meereizen. Heen zaten we geprangd tussen leden van een gezin dat beslist had het concept toerisme maximaal vestimentair te veruitwendigen. Moeder en dochter kwetterden alsof het verslaan van de decibelmeter de grootste uitdaging in hun leven vormde. Gekleed in een grensverleggend roodbruin hemd met hawaïpatroon bewees vader zijn jeugdigheid door, een mp3-speler in de oren, heen en weer te schudden met muziek waarbij wij ons eerder een zestienjarige in een laagvliegende Seat Ibiza voorstellen. Wij kwalificeerden hem als niet-vriend. Achter ons fêteerde een bende Bosniërs met bier en samenzang de geneugten van het vrije Westen, maar het konden ook verkouden scouts zijn uit Ardooie. Wij lazen in anderhalf uur drie bladzijden in ons goed boek en waren al blij dat niemand naar zweet stonk. Of in het geval van de papa slechts een klein beetje. Ter plekke leverden wij vanzelfsprekend een Olympische prestatie. Omdat u dat van ons verwacht. Op de weg terug bleek de vakantiespits al gestart. Wij bemachtigden het laatste zitje en sloegen vredig ons boek weer open. Tot een elleboog ons in het gezicht mepte, wij verbaasd opkeken en we in het gangpad twee afgeleefde generaties moederlijk gezag en twee peuters ontwaarden. Vermoeid en zonder zitplaats. Moesten wij de onze niet afstaan? Maar die elleboog zei het tegendeel. Ons besluit werd versterkt door de twee minderjarigen. Noa en Maarten heetten ze, en hun educatief project wankelde. De twee begonnen luidkeels schreeuwend op elkaar te meppen en hielden dat de hele rit vol. Maarten sloeg met een gele strandeend die aan vormeloosheid won naarmate de wereldvrede verder aan de einder verdween, Noa met een schop die hij ongetwijfeld dra zou inruilen voor zijn eerste sigaret meteen daarna voor een opgefokt TDI-model met vossenstaart. Boven hun hoofden wisselden mama en oma - meer een moeder en een moemoe eigenlijk, want ze roken beide naar krulspeld - dreigementen uit. We zetten jullie uit de trein bij de volgende halte. Noa en Maarten schatten perfect de realiteitszin ervan in. Ze gingen dus gewoon door. Hierbij aangevuurd door het lawaai van de Bosniërs achter ons, die nu Spaans waren, maar verder antropologisch identiek. Wij voelden ons als Guy Verhofstadt die een nieuwe opiniepeiling leest. Er was geen ontsnappen aan. Toen kwam de zetel naast ons vrij. Ruimte, dachten wij! Moemoe dacht anders. Meteen bezette zij de vrijgekomen plaats. Het is te zeggen: de vrijgekomen plaats én de helft van de onze. Want moemoe was XL. Haar in legging spannende dijbenen - ze voelden als een luchtmatras die net niet genoeg werd opgepompt - duwden ons resoluut in een hoek. Drie kwartier hebben wij een ongekende synergie met een vrouwelijk lichaam gevoeld. Terug op het perron hadden we een zenuwcrisis en een deficitair libido. Later liepen wij onze straat weer in. Voor de deur van ons onroerend goed stond een auto. De onze. Uit onze longen ontsnapte een zucht, mild als de avondzon. Wij vleiden ons neer in de chauffeurszetel en bleven een half uur zitten, onze blik op oneindig. Sporadisch streelden wij de lege zetel naast ons. Tenslotte hebben wij tien minuten de motor laten draaien. Het klonk in de oren als zoete kamermuziek. Zo leverden wij die dag meteen onze bijdrage aan de global warming, de genereuze schenker van deze zomerdag. Natuurlijk gaan wij de volgende keer weer met de trein. Files op de E40 zijn ook een ramp. En omdat je je geluk natuurlijk pas beseft wanneer het je even wordt afgenomen. Wij sloten onze auto en voelden ons plots vol zingeving. Een vluchtige gewaarwording, wij beseften het wel, maar ruim voldoende om de nakende nacht vredig te omarmen. Even later droomden wij van duizend welopgevoede kinderen, en van een wereld met voor iedereen zijn eigen wagon. Tweewekelijks bestrijdt Jeroen Overstijns vol goede moed de verzuring. DS, 05-05-2007
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |