actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > NASLAG > Sociaal-wetenschappelijke achtergronden
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 18th January 2020, 03:56
bijlinda's Avatar
bijlinda bijlinda is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Nov 2004
Locatie: Hasselt
Posts: 1,816
Post Zo werkt de psyche van populistisch-rechts

Zo werkt de psyche van populistisch-rechts

Theodor W. Adorno, Aspecten van het nieuwe rechts-radicalisme Octavo, vertaald door Mark Wildschut, 80 blz.


Waarom voelen veel mensen zich weer aangetrokken tot autoritaire leiders en radicaal-rechts? De boeken van de legendarische Duitse filosoof Adorno leggen het uit.


Hoe is het mogelijk dat sinds de economische crisis van 2007 het politieke klimaat zo’n ruk naar rechts heeft gemaakt, terwijl je zou verwachten dat linkse partijen ervan zouden profiteren? Waarom voelen veel mensen zich in deze tijd van toenemende economische ongelijkheid aangetrokken tot autoritaire leiders en populistisch-rechtse bewegingen? Dat zijn vragen waar al menig socioloog en politicoloog zich het hoofd over heeft gebroken. Om ze te beantwoorden volstaan politiek-ideologische of economische factoren niet, en moet ook gekeken worden naar de psychologie van de massa.

Mogelijk dat er daarom een hernieuwde interesse is voor het werk van de Duitse filosoof Theodor W. Adorno en zijn unieke combinatie van psychoanalyse en kritische maatschappijtheorie. In de VS kwam onlangs een nieuwe editie uit van Adorno’s klassieker The authoritarian personality (1950). In Duitsland bestormde hij het afgelopen jaar zelfs de bestsellerlijsten met een niet eerder gepubliceerde lezing, die nu ook in Nederlandse vertaling verschenen is als Aspecten van het nieuwe rechts-radicalisme. Het is frappant hoe actueel zijn reflecties in die lezing zijn. Of het nu gaat om het verspreiden van leugens of desinformatie, het wantrouwen tegen de ‘linkse intellectuelen’, of het claimen de échte democraat te zijn die het volk vertegenwoordigt – Adorno leek alle trucjes uit het handboek van populistisch-rechts al doorzien te hebben.


Vaderconflict

Samen met andere denkers van de Frankfurter Schule behoorde Adorno (1903-1969) tot de eersten die theoretisch en empirisch onderzoek deden naar massabewegingen: naar hun leiders en naar hun volgers, naar hun esthetiek, symboliek en inhoudelijke boodschap, naar hun voorwaarden en naar hun gevolgen. Voor deze denkers – van wie de meeste Joods waren – kwam dit onderzoek niet louter voort uit wetenschappelijke of historische interesse; voor hen was het een zaak van leven of dood.

De analyse van autoritarisme vormt de kern van het beroemde Dialektik der Aufklärung (1947) dat Adorno samen met Max Horkheimer schreef tijdens de jaren in ballingschap in de VS. Het nazisme was volgens hen niet zozeer een revolte tegen het industrieel kapitalisme, maar eerder het uitvloeisel ervan, met name van de ‘universele inwisselbaarheid’ die het kapitalisme zou kenmerken. De navolgers van de autoritaire leider, aldus de auteurs, lijden aan Ich-Schwäche, een zwak ego. Net als Freud gingen zij ervan uit dat de formatie van het ego haar basis heeft in het conflict met de vader. Omdat de vader echter steeds minder aanzien en macht heeft, loopt het oedipale conflict spaak.

De onderontwikkeldheid van het ego maakt het volgens Horkheimer en Adorno geneigd tot een masochistische onderwerping aan een externe, maatschappelijke autoriteit en tot een sadistische vijandigheid tegenover de zwakkeren en vreemden. Die laatste groep werd in nazi-Duitsland gevormd door de Joden, maar de auteurs benadrukten dat de ‘uitverkoren’ groep evengoed een andere had kunnen zijn: ‘diegene die opvalt en geen bescherming heeft.’


Beruchte F-schaal

Na de oorlog zetten de Frankfurters hun analyse van het nazisme voort, wat onder andere resulteerde in The authoritarian personality, in 1950 gepubliceerd door Adorno en onderzoekers van de universiteit van Berkeley. Daarin werd gebruik gemaakt van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethodes, waarvan de F-schaal de beroemdste of beruchtste is. Aan de hand van een vragenlijst zou je kunnen vaststellen in hoeverre iemand vatbaar zou zijn voor fascisme; een methode die later veelvuldig bekritiseerd is. De autoritaire persoonlijkheid kenmerkte zich onder andere door een conservatieve seksuele moraal, een waardering voor daadkracht en toughness, en een denken in rigide en stereotiepe categorieën. De resultaten van het onderzoek toonden volgens de onderzoekers dat dit niet een uniek Duits of Europees verschijnsel was, en dat autoritair leiderschap ook in de VS voet aan de grond zou kunnen krijgen.

Dat de autoritaire persoonlijkheid na de Tweede Wereldoorlog niet was verdwenen maar slechts onderdrukt, werd voor Adorno bevestigd door de terugkeer van het rechts-radicalisme in het West-Duitse politieke landschap. De in 1964 opgerichte NPD, een partij met neonazi’s en Holocaustontkenners in haar gelederen, veroverde in de jaren daarop parlementszetels in zeven van de elf West-Duitse deelstaten. Dit was de directe aanleiding voor Adorno’s voordracht Aspecten van het nieuwe rechts-radicalisme. In zijn lezing constateert hij dat het rechts-radicalisme gekenmerkt wordt door een schaarsheid aan ideeën; dat het in strikte zin geen ideologie is, maar veeleer een ordeloze verzameling van simpele frases, die des te effectiever en destructiever zijn omdat ze eindeloos herhaald worden. Propaganda is dan ook niet een eigenschap van deze ideologie, maar de kern ervan. Het doel ervan was, aldus Adorno, ‘om de mensen in “het gepeupel” te veranderen, dat wil zeggen, massa’s bereid tot gewelddadige actie zonder enig steekhoudend politiek doel’. De vraag is hoe dat succesvol kan gebeuren.


Kudde-instinct

Anders dan negentiende-eeuwse massapsychologen als Gustave Le Bon denkt Adorno niet dat er zoiets bestaat als een natuurlijk ‘kudde-instinct’. Met Freud benadrukt hij dat er een libidineuze band is tussen leider en massa, oftewel een verband gebaseerd op genot en het verlangen naar identificatie (die bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in uitbundige massabijeenkomsten). De leider is het substituut van het eigen ego-ideaal dat gekenmerkt wordt door de typisch moderne spanning tussen een sterke nadruk op zelfverwerkelijking en het onvermogen om de zelfgekozen doelstellingen te behalen. Juist daarom moet de leider zich tegelijk als Übermensch en underdog presenteren. Het alledaagse voorkomen van Adolf Hitler, waar veel van zijn tegenstanders zich tijdens diens eerste successen over verbaasden, was met andere woorden een cruciaal onderdeel van zijn aantrekkingskracht; hij was een ‘composiet van King Kong en een kapper uit de buitenwijk.’

Bovendien tracht Adorno te achterhalen hoe het mogelijk is dat het rechts-radicalisme opnieuw de kop opsteekt. Hij wijst op de ‘heersende concentratietendens van het kapitaal’ en de angst voor ‘declassering’ die er het gevolg van is, met name onder kleine ondernemers en boeren, alsook op de ‘potentiële overbodigheid’ van de arbeidersklasse die wordt veroorzaakt door toenemende automatisering. Hij weigert dan ook het rechts-radicalisme af te doen als de psychische aberratie van een kleine ‘hardleerse’ groep, maar beschouwt het integendeel als symptoom van een onvoltooid democratiseringsproces, ‘als de littekens van een democratie die tot op heden inderdaad nog niet volledig beantwoordt aan haar eigen begrip.’


Neoliberale persoonlijkheid

Waar Adorno het rechts-radicalisme anno 1967 vergelijkt met dat van twintig of dertig jaar daarvoor, dringt voor de hedendaagse lezer de vergelijking met de actuele situatie zich op. Maar zoals Adorno ervoor waakt het heden gelijk te schakelen aan het verleden, zo moeten ook wij kijken naar de specifieke omstandigheden die het rechts-populisme nu mogelijk maken. Het wereldtoneel ziet er nogal anders uit dan toen. De nostalgie naar de eens glorieuze natie wordt nu vooral gevoed door de Europese integratie. Antisemitisme speelt weliswaar nog altijd een rol – zie de verdachtmakingen aan het adres van George Soros – maar wordt overstemd door islamofobie en een paranoïde angst voor ‘omvolking’. De radicale islam vormt, anders dan de Joden voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog, een reëel gevaar in de hedendaagse samenleving, maar de angst ervoor wordt uitgebuit en gericht op onschuldige burgers. Zoals de geassimileerde Jood ervan verdacht werd in het geheim zijn rituelen uit te voeren, zo worden Nederlanders (en Belgen, nvdr) met een niet-westerse migratieachtergrond er vandaag van verdacht slechts in woord democraat te zijn.

Een significant verschil is natuurlijk dat Adorno zijn lezing hield in de nasleep van de wederopbouw, terwijl het hedendaagse rechts-radicalisme een reactie vormt op het neoliberalisme van de afgelopen decennia. De Canadees-Indiase filosoof Samir Gandesha heeft betoogd dat we nu kunnen spreken van een ‘neoliberale persoonlijkheidsstructuur’ als incarnatie van de autoritaire persoonlijkheid. Neoliberaal beleid kenmerkte zich de laatste dertig jaar door uitholling van het sociale stelsel, herverdeling naar boven en het stimuleren van schuld, in combinatie met een nadruk op nationale veiligheid. De neoliberale persoonlijkheid kenmerkt zich, aldus Gandesha, door een ‘identificatie met de agressor’, een psychologisch proces dat voor het eerst werd beschreven bij kinderen die door een ouder of verzorger waren mishandeld, en waarbij de onderdrukkende norm wordt geïnternaliseerd ten koste van de eigen verlangens. In dit geval is de mishandelende ouder het neoliberale systeem, waarbinnen het een kwestie is van eten of gegeten worden. De neoliberale persoonlijkheid is daarom extreem competitief, heeft minachting voor losers en maakt levensgeluk ondergeschikt aan succes. Vandaar de obsessie met macht en autoriteit. Blijft het succes uit, dan resten slechts schuldgevoel en schaamte om het persoonlijk falen, of – ziehier de reddingsboei van de alt-right – het verwijt aan het adres van de snowflakes, social justice warriors en cultuurmarxisten die het zwakke verheerlijken en de samenleving zouden ondermijnen.


Angstige middenklasse

Gandesha’s theorie verklaart waarom veel mensen zich in een tijd van toenemende ongelijkheid en onzekerheid aangetrokken voelen tot radicaal-rechts, niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats mensen aan de onderkant van de samenleving, maar juist ook mensen uit de lagere middenklasse die bang zijn hun bestaanszekerheid te verliezen. De gewillige onderwerping aan autoriteit in combinatie met de minachting voor het zwakke die de neoliberale persoonlijkheid gemeen heeft met de autoritaire persoonlijkheid van weleer, maakt hen tot de ideale achterban van degene die de wil van het volk zegt te representeren en belooft korte metten te maken met zowel de ‘elite’ als de buitenstaander. Rechts-radicalisme is dus andermaal niet zozeer een revolte tegen de kapitalistische wereldorde als wel het uitvloeisel daarvan.

Als het rechts-radicalisme het ‘litteken’ van de onvolmaakte democratie is, hoe dan die wond te helen? Aan het einde van zijn voordracht doet Adorno een aantal suggesties. Wat in elk geval níet werkt is doodzwijgen of moraliseren – wat het ressentiment tegen de Gutmensch alleen maar aanwakkert. Beter is het te waarschuwen voor de gevolgen van een rechts-radicale machtsovername – die tegenwoordig in Brazilië en de VS al goed waarneembaar zijn in de vorm van toenemende ongelijkheid en ecologische vernietiging – en appelleren aan de belangen van de meerderheid, die allerminst behartigd worden door de rechts-populist.


Neurose afleren

Hoewel de sociaal-psychologische dimensie cruciaal is, kan een antwoord nooit louter psychologisch zijn. Rechts-radicalisme wordt niet veroorzaakt door een bepaalde persoonlijkheidsstructuur, maar andersom wordt die structuur succesvol geëxploiteerd door de populist. In het nawoord van The authoritarian personality schreven de auteurs: ‘De taak [om de autoritaire persoonlijkheid te veranderen] is vergelijkbaar met het elimineren van neurose, of misdaad, of nationalisme uit de wereld. Dit zijn producten van de totale organisatie van de maatschappij en zij kunnen alleen veranderen als de maatschappij verandert.’ Het komt er dus vooral op aan de reële omstandigheden dusdanig te verbeteren dat het rechts-radicalisme geen voedingsbodem kan vinden in de angst voor overbodigheid. Zo kunnen we de ‘betere toestand’ bereiken, die Adorno in Minima moralia omschreef als een wereld ‘waarin je zonder angst verschillend kan zijn’.


DSL, 17-01-2019 (Thijs Lijster)
Met citaat antwoorden
Antwoord


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 11:30.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.