#1
|
||||
|
||||
‘Dius’
‘Dius’, de nieuwe roman van Stefan Hertmans, laat je ademloos achter
Stefan Hertmans (2024). Dius. De Bezige Bij; 320 blz. Alles valt op zijn plek in Stefan Hertmans’ Dius, een roman over de symbiose én strijd, tussen lichaam en geest, hoofd en hart. Het Egidiuslied is waarschijnlijk het bekendste middeleeuwse gedicht uit de Nederlandse literatuur. Egidius waer bestu bleven, mi lanct na di gheselle mijn, zo luiden de eerste regels van het klaaglied voor een overleden vriend. Egidius, kortweg Dius, zo heet de vriend van de ik-persoon in de nieuwe roman van Stefan Hertmans. Nergens noemt Hertmans het oude lied expliciet, maar het klinkt als een droeve ondertoon mee in dit boek over een vriendschap. Het is ergens in de jaren tachtig, West-Vlaanderen. Op een dag staat Dius, een student aan de kunstacademie, bij zijn docent Anton op de stoep, om hem zijn vriendschap aan te bieden. Anton weet zo een-twee-drie niet hoe hij moet reageren op dit potsierlijke maar toch ook ontwapenende gebaar: ‘Zozo, zei ik’. Maar hij voelt ook dat er geen ontkomen aan is, die Dius is nu in zijn leven, deal er maar mee. Bij Hertmans klinkt dat wat cerebraler: ‘De verschijning van een mens in al zijn argeloosheid kan op een openbaring lijken’. Anton stapt in het bestelbusje van de jongen, ze rijden over het Vlaamse platteland naar Dius’ atelier, in een leegstaand gebouw, ‘het gildehuis’. Alles grijpt in elkaar Dius schildert niet alleen in dat atelier, hij is ook een ambachtsman, hij maakt meubels met fijnzinnig fineer en inlegwerk en heeft daar allerlei machines voor die hij met grote precisie bedient. Het duurt niet lang voor Anton zelf in het gildehuis een werkplek krijgt met een prachtig door Dius vervaardigd bureau. Daar zit hij te mijmeren en aan zijn proefschrift te schrijven terwijl Dius als een bezetene schildert en timmert. Hij geniet daarvan, maar in de liefde loopt het mis, eerst verlaat zijn vriendin hem en daarna een nieuwe geliefde. Door misverstanden, maar ook door bedenkelijke acties van Dius. Aha, een roman over een toxische vriendschap, denk je, daar hebben we er meer van gelezen – maar dat is zeker niet het geval. De kans is sowieso niet groot dat je ooit iets zoals Dius gelezen hebt. Het onontkoombare van de ontmoeting met Dius, het religieuze tintje dat eraan gegeven wordt, het zompige Vlaamse polderland dat Dius ‘een leeggelopen zee’ noemt, het bohemien-romantische atelier, de obsessie met kunst en muziek uit de renaissance – alles grijpt in elkaar en ondersteunt het literaire idee van deze roman: de symbiose én de strijd van geest en lichaam, hoofd en hart. Geen gelijkwaardige vriendschap Anton is de denker, de man van de geest. Dius is de doener, de man die zijn hart volgt en intuïtief de juiste keuzes maakt – in zijn kunst althans. Geen wonder dat Anton gefascineerd raakt door deze figuur: zelf is hij een weifelaar, hij oreert er tijdens zijn colleges kunstgeschiedenis weliswaar een eind op los maar iets van betekenis dóén ho maar. Dius is de hele dag in de weer met zijn doeken, kwasten, fineermachine en frees, repareert tussendoor het dak en steekt zijn zelfgemaakte kachel aan, en het enige dat Anton ertegenover stelt is gefilosofeer over Vasari, Carpaccio of Tiepolo. De denker en de doener komen samen, maar de doener is de meerdere, een gelijkwaardige vriendschap is het niet. ‘Er is niets in het begrijpen dat niet eerst in het aanvoelen was’ luidt het motto, een uitspraak van Thomas van Aquino. Voor Anton valt er niets te begrijpen zolang hij niets voelt – en dat moet hij van Dius leren. Is het daarom dat Dius de ontluikende relatie van Anton en de fotografe Lys saboteert? Opdat die man eindelijk iets vóélt? Anton krijgt het in ieder geval wel te verduren, zoals in de onvergetelijke scène waarin hij in de nacht een hert aanrijdt en klem komt te zitten door het enorme gewei dat dwars door de voorruit heen gegaan is. Een nieuwe episode De referentie aan de middeleeuwse klaagzang over Egidius is een stille vooraankondiging van onheil. Een vooruitwijzing is ook Dius’ fascinatie voor wat hij ‘incarnaat’ noemt: de zo natuurlijk mogelijke weergave van menselijke huid op een schilderij. In het bijzonder afwijkingen, wonden en littekens hebben zijn belangstelling. Het komt van ‘incarnatus est’, de Geest, de Godheid, die vleesgeworden is. Schilderijen van huid en wonden, voorafschaduwingen van de tragedie die hem te wachten staat in het tweede en derde deel van het boek. Er zijn dan dertig jaar verstreken, Dius is naar Italië verhuisd en Anton sleept zich naar een vervroegd pensioen. Het gildehuis is afgebroken, de polder is volgebouwd met dozen. De twee oude vrienden vinden elkaar opnieuw, in deze tijd waarin ze zich allang niet meer thuis voelen. Een nieuwe episode begint, maar kan het meer zijn dan een nostalgisch terugkijken? Soms bonkig en aards, soms verheven De hele roman is met enorme beheersing van de materie geschreven, thematiek en vorm zijn totaal in balans. Het is zo goed gelukt dat je ademloos achterblijft na het boek te hebben dichtgeslagen en dat overkomt me nu ook weer niet zo vaak. Hertmans is een veelgeprezen dichter, in zijn vorige romans werd die poëtische stijl, met lange zinnen en veel adjectieven, nog weleens bekritiseerd. In dit boek past het wonderwel, de natuurlyriek, soms bonkig en aards, soms verheven, de prettig ouderwets aandoende filosofieën, het valt hier allemaal op z’n plek. Alleen het opzoeken van al die renaissance-componisten en kunstenaars wordt nog een hele kluif, maar dat doen we graag om nog wat langer in de wereld van Dius te blijven. Trouw, 03-10-2024 (Gerwin van der Werf) |
#2
|
||||
|
||||
Hertmans roept op tot meer medemenselijkheid
Stefan Hertmans roept op tot meer medemenselijkheid: “Kunnen we het een beetje waardig houden?”
Op vraag van het theaterhuis NTGent schreef Stefan Hertmans de tekst Het lied der smekende moeders. Het is een oproep tot meer waardigheid en medemenselijkheid. Een oproep tot meer u. Goede burger, van Thebe tot Tel Aviv, van Gaza tot Gent. Dinsdagmiddag om half één spreekt Stefan Hertmans u toe aan het stadhuis van de Fiere Stede, vanop een verhoogje boven de Pacificatiezaal. Niet dat hij zich verheven voelt, maar omdat hij iets te zeggen heeft en hoopt dat u ernaar luistert. Omdat hij wakker ligt van onze omgang met zwakkeren en de uitholling van onze attitudes. Omdat hij een schrijver is die met engagement in de samenleving staat. Omdat hij een schrijvende burger is. Omdat hij een burger is. De vraag kwam van theatermaker Milo Rau, die in het kader van het All Greeks-festival aan een update dacht van Smekelingen, de tragedie van Euripides. Het antwoord van Hertmans luidt Het lied der smekende moeders, een literair statement, sociaal bewogen en politiek beladen, waarin de redenaar soms een rapper wordt, hopt van het ene tijdvak naar de volgende conflictzone, een middeleeuwse paus laat rijmen met Stromae. Het is een tekst die je hardop doet lezen, waarop je Hertmans de vraag kunt stellen: Hebt u Het lied der smekende moeders hardop geschreven? “Ha, nee, ik kan niet luidop schrijven. Maar op een bepaald moment heb je dat ritme te pakken en gaat het vrij snel. Na een brainstorm met Milo Rau over Griekse tragedies en wat daar actueel aan is, wandelde ik weg met een probleem: ik wilde mezelf niet herhalen, niet weer de predikende burger zijn. In mijn essaybundel Verschuivingen heb ik het daar allemaal over gehad en over een periode van veertig jaar heb ik heel veel over Antigone geschreven en over de rol van de vrouw in die tragedies, Nomos tegenover Dike, de mannelijke wet die om principes en logica draait, en de traditionele ethische houding, vaak de vrouwelijke afwijking van de wet die nodig is om empathie en menselijkheid te bewaren.” “Rau wees me op Euripides’ Smekelingen, waarin zeven helden optrekken tegen Thebe voor de opvolging van Oedipus. Zijn tweelingzonen Eteokles en Polyneikes keren zich tegen elkaar en vechten tot de dood, maar hun oom Kreon wil Polyneikes niet laten begraven omdat hij een vijand van de staat is. Waarop Antigone: ‘Uw wet kan me niet schelen, ik wil mijn broer begraven.’ Theseus, de leider van Athene, wil zich niet mengen in het conflict, maar uiteindelijk zet hij een soort blauwhelmen-operatie op om de lijken te recupereren en geeft hij de asse van de zeven gesneuvelden aan hun moeders om te begraven. De menselijke waardigheid primeert. Respect voor de vijand zelfs. Als je kijkt naar de Donbas vandaag, dan weet je waar ik het over heb. Antigone in Molenbeek, dat ik in 2017 schreef, gaat over een zus die de bodybag van haar broer, een zelfmoordterrorist, opeist. Waar sta je dan met het recht? Maar ik wilde mezelf dus niet herhalen, en ik wilde vooral niet moraliseren. Het lied der smekende moeders is associatiever, meer een gedachtestroom in gulpen, een koortsdroom van ontploffende beelden. Het liet me toe in een anachronistische ruimte te duiken waarin Gaza en Thebe er tegelijk zijn.” Kun je in een periode die historisch gezien alsmaar cyclischer aandoet, nog spreken van anachronismen? Wat is er nog tegentijds? “Misschien moeten we een ander woord vinden voor anachronisme. Ik heb altijd geweigerd om mee te gaan met het pessimisme van het cyclisch denken à la Nietzsche of Toynbee, maar in tijden van gruwel, zoals nu weer, neig je toch naar wat Sting zingt: history will teach us nothing. En in tijden waarin het goed gaat, zijn we allemaal progressieve hegelianen. Wie heeft gelijk? Dat is een zinloze strijd. De twee lopen gelijk op. Of er nu meer of minder geweld is, we zien wat er gebeurt en dat verscheurt ons. Zoals Theseus zegt: ‘Ik wil vrede, ik laat het volk spreken.’ Zelf kom ik uit Les trente glorieuses, de vredevolle jaren tussen 1945 en 1973, die van de vermaledijde boomers. We waren in de waan dat het de goeie kant opging met vrouwenrechten, emancipatie, homorechten, abortus, tolerantie, en op al die fronten wordt de klok teruggedraaid. Ik weet nog dat ik tegen mijn zoon zei dat hij misschien weer een oorlog zou meemaken in Europa. Enkele jaren verder moest ik daaraan toevoegen: en uw vader misschien ook. Even later was het zover.” Maakt u dat droevig of boos? “Ik ben verontrust door wat ik zie als een crisis van het kritische denken. En ik probeer een waakzaam burger te zijn, zoals Plato het bedoelde. De schade die extreemrechts en populisme berokkenen … QAnon, Rush Limbaugh, dichterbij een toneel*regisseur die als een stormram door de culturele sector wil gaan, een kerel die verdorie heeft gestudeerd aan de academie waar ik altijd les gegeven heb. Aan de UGent stemmen studenten rechtser dan hun proffen. Wat voor progressieve christenen veertig jaar geleden doorging als normaal menselijk medegevoel, wordt tegenwoordig weggezet als extreemlinks. Solidariteit met zwakkeren, met mensen die asiel zoeken. Naastenliefde ís solidariteit. Maar ik heb geen zin om woedend te zijn, want dat is alleen met je eigen emotie bezig zijn.” Volstaat waakzaamheid nog op een bepaald moment? “Je moet activistisch zijn, voor je mening opkomen. Waakzaam betekent voor mij ook deelnemen aan het debat. Niet als een politicus, ik doe het op mijn manier, als schrijver. Ik zal niet uit de weg gaan en mijn waarden blijven verdedigen. En niet alleen de mijne, waarden zijn intersubjectief. Daar gaat democratie over. Theseus somt ze op tegen de heraut van Thebe: barmhartigheid, rechtvaardigheid, een slachting voorkomen … Dat kun je zo actualiseren: hoelang wordt er al niet gepleit voor een diplomatieke oplossing in Gaza? Ik volg zowel Joodse websites als die van linkse activisten, maar er is geen gesprek meer. De ene zegt: 7 oktober wordt verdrongen, en dat is juist. Het wordt te weinig benadrukt wat de pogrom van 7 oktober heeft aangericht. En aan de andere kant heb je de gruwel van Gaza. Dezelfde waarden worden bepleit met dezelfde woorden, maar ze komen uit bij een tegengesteld standpunt. De democratie zit vast in een crisis van de kritiek.” Kan kritisch denken wel zonder zelfkritiek? “Nee, je moet eerst je eigen positie kunnen inschatten. De meningsvorming is heel nerveus geworden. Mensen willen vooral hun gelijk halen. Er is geen overleg meer over welke feiten we naast elkaar leggen en welke waarden we daarrond spinnen. Dat is ook allemaal heel bewerkelijk, dat kan alleen met mensen die tijd en energie hebben. Iemand die tien uur per dag moet werken en twee koters op te voeden heeft, is niet bezig met Gaza zoals jij en ik. Een heel deel van de bevolking is kwaad, voelt zich verloren, waait mee met welke wind ook. Je kunt het ze amper kwalijk nemen.” Het zijn ook de mensen die u wellicht niet bereikt met Het lied der smekende moeders. “Elke schrijver die met engagement in de samenleving staat, denkt terug aan de tragedie van Louis-Paul Boon. Hij wou de grote schrijver van de arbeiders zijn, maar het waren de hoogopgeleiden die hem lazen. Vandaar zijn verbittering. Dit weekend las ik in een interview met Dimitri Verhulst nog dat hij dacht meer invloed te kunnen hebben. Als schrijvers zijn we ook gewoon burgers als iedereen, met onze kinderen en zorgen. Schrijvend menen we daar iets aan te kunnen doen.” Met gemengde gevoelens dan? Ondanks uw talent en taligheid schiet de communicatie soms nog te kort. “Ik twijfel niet aan mijn taak, nee. Ik doe wat ik moet doen. Anders zou ik de hort op moeten, mijn waarden uitdragen op een pensenkermis, gaan praten voor mensen die mij niet willen zien. Dat is de taak van de politicus, niet de mijne. Wat ik wel graag zou zien, is een openbare omroep waar je, al is het twee uur per week, schrijvers en intellectuelen laat praten, voorbij de actualiteitsdiscussies, waar het over klimaatverandering en inburgering mag gaan, wat die vertegenwoordigen, waarom ze geviseerd worden.” Ontspannen én optillen. Om het geen volksverheffing te moeten noemen. “Dat durf ik amper nog in de mond te nemen. Velen vinden het betuttelend en elitair, en dat is zonde. Veertig jaar heb ik les gegeven, altijd vanuit deze instelling: ik sta hier voor jullie, maar op elk moment mag je het woord overnemen. Ik weet niet zeker of ik het beter weet, maar ik weet wel dat ik meer gelezen heb, dat het mijn beroep is om erover na te denken en ik het recht heb om iets te zeggen. Een captatio benevolentiae: om die en die reden zou ik graag iets met jullie delen. Het zou een voorzichtige weg kunnen zijn naar volksverheffing, die in een zo kwade reuk staat. Democratie is volledig horizontaal geworden, en dat heeft veel voordelen, maar ook het nadeel dat niemand nog op een trapje mag staan. Zonder populisme of demagogie kunnen zeggen: hier lig ik wakker van. Van politieke debatten word ik fysiek misselijk. Ik ga niet mee in het schelden en het negativisme. Kunnen we het een beetje waardig houden?” Mocht u wel een politicus zijn: hoe zou u het aanpakken? “Met gigantische informatiecampagnes om al die kleine gemeenschappen te bereiken, in alle mogelijke talen, op alle mogelijke toonhoogten. Luisteren naar de boosheid en er daadwerkelijk iets mee doen. Burgerinitiatieven zijn een eerste stap om de zieke democratie te helpen. We zitten in een enorme transitieperiode en het zal er niet op verbeteren. Hoe bestaat het dat een van de leidinggevende politici in dit landje de ecologische partijen als zijn grootste vijanden ziet? Op welke planeet leeft zo iemand? Er zijn zoveel mogelijkheden, in het onderwijs, in de media. Redacties moeten weerstaan aan de clickpolitiek en diepgaande analyses blijven maken. Betaalmuren stoten minder geletterden af. Waarom geen laagdrempelige publieke website gesubsidieerd door de overheid met gratis informatie en panels die niet ontaarden? Waar mensen weer leren discussiëren.” Hoe denkt u op 10 juni wakker te worden? Op z’n minst, en op z’n best, met hoop? “Mijn essay Verschuivingen eindigt met de cultuur van de hoop. Uit Das Prinzip Hoffnung van Ernst Bloch, die geweldige, associatieve schriftuur, heb ik onthouden dat hoop niet zozeer een emotie is – tegenwoordig is alles emotie. Hoop is een culturele keuze. Hoop is actief, ze is het tegenovergestelde van passivisme. We moeten blijven hopen, onze morele waardigheid behouden. Een groot deel van de bevolking hetzt niet, wil geen haatspraak verkopen, droomt ervan in een harmonieuze samenleving de ware problemen aan te pakken: integratie, klimaat, armoede, sociale rechtvaardigheid, volksgezondheid. Ongeacht de uitslag zal ik mijn houding niet veranderen. En blijven staan waar ik voor sta.” Hoop, het woord is mannelijk, maar zijn vrouwen, smekende moeders, onze hoop? “Ik besef zeer goed dat er ook Meloni’s bestaan en dat we daar niet *naïef over moeten doen. Maar omdat vrouwen weten wat het is om leven op de wereld te zetten en een pijn te voelen waar wij mannen niks over weten, omdat zij doordrongen zijn van verbondenheid, denk ik dat de kans groot is dat ze opkomen voor de waarden, eerder dan voor de – mannelijke – principes. En zo zijn we terug bij het conflict in Thebe: waarden tegenover principes. Helaas slaan we altijd weer door naar de kant van de principes. Het opnemen voor de democratie betekent dan ook een niet-perfect systeem verdedigen, er je bewust van zijn dat de *ultieme oplossing niet bestaat, dat het moeilijk zal blijven.” DS, 04-06-024 (Johan Faes) |