actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > Thomas More Kempen > Onderwijs > R.Z.L. > Zeitgeist
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 28th December 2024, 05:06
bijlinda's Avatar
bijlinda bijlinda is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Nov 2004
Locatie: Hasselt
Posts: 1,877
Post Kerstessay - Oorlog & Vrede (1)

Waarom het met langdurige vrede maar niet wil vlotten


In het eerste deel van het kerstessay wil Arnon Grunberg begrijpen waarom de geschiedenis van de mens er een is van oorlogen met wat vrede tussendoor. Hij gaat daarbij te rade bij Thomas Hobbes en de naar huis terugkerende soldaten.



In het Westen laait het vredesverlangen in de maand december gewoontegetrouw op om na Driekoningen weer de gedaante aan te nemen van een flinke waakvlam. Misschien omdat de dagen in december steeds korter worden en het verlangen naar licht met dat naar vrede wordt verward, of omdat de erfenis van het christendom, een erfenis die er nog lang niet doorheen is gejaagd, voorschrijft dat men in de dagen rond Kerstmis naar vrede verlangt.

Hoe anders is het voor moeders en vaders, broers en zussen, geliefden en kinderen van soldaten die aan een of ander front gestalte geven aan dat wat elders wordt gezien als voortzetting van de politiek. Hun verlangen is geen theorie, maar een existentiële aangelegenheid. Net iets anders is het misschien voor de soldaten zelf, voor de Heimkehrer, over wie bijvoorbeeld Joseph Roth (1894-1939) zo indringend heeft geschreven, maar die niet minder indringend figureren in Amerikaanse films over Vietnam en Irak. Denk aan The deer hunter van Michael* Cimino uit 1978 of The hurt locker van Kathryn Bigelow uit 2008. Aan het begin van Apocalypse now van Francis Ford Coppola uit 1979 wordt het lot van de Heimkehrer kort en krachtig verwoord door captain Willard: “Ik zei niets tegen mijn vrouw, tot ik ‘ja’ zei toen ze vroeg of ik wilde scheiden.” En dan vertrekt hij weer naar Saigon. De oorlog is een thuis geworden, of beter gezegd, de lijkenzak, of nog beter gezegd, een grote en langdurige poging om aan de lijkenzak te ontkomen. Wie zou het wagen tegen die captain Willard te zeggen dat de vrede ook een thuis is, dat je in de vrede kunt wonen? Wie weet is de vrede fundamenteel onbewoonbaarder dan we hoopten en is dat de reden dat het met langdurige vrede maar niet wil vlotten.

Uit West-Europa zijn de Heimkehrer sinds een decennium of acht goeddeels verdwenen, al lopen er in Nederland nog blauwhelmen rond die terugkeerden uit Srebrenica, met morele verwondingen maar toch teruggekeerd, zij wel. Ook namen Nederlandse en Belgische militairen deel aan de inmiddels vergeten of verdrongen missie in Afghanistan. De oorlog die geen oorlog mocht heten en dus nation building werd genoemd. Ook hun morele verwondingen, voor zover daar sprake van was, hebben het collectieve geheugen niet bij de oorlog kunnen houden. Het collectieve geheugen was weer eens afgeleid, de oorlog drijft van ons af tot ze weer dichterbij drijft, al blijven Hitler en de zijnen altijd inzetbaar als metafoor.


Oorlogsmentaliteit

In een laatste poging de mensen bij de les te houden zei Mark Rutte, secretaris-generaal van de Navo, op 12 december in Brussel: “Het is tijd om over te schakelen op een oorlogsmentaliteit.” Dat zei hij natuurlijk om oorlog te voorkomen. De oorlogsmentaliteit, de geloofwaardige afschrikking, is nodig om de vrede naderbij te brengen. Ik zeg dit zonder cynisme, hooguit met de toevoeging dat alle realpolitik grenst aan cynisme, ja dat overleven, waaruit het leven voor een aanzienlijk gedeelte bestaat, grenst aan cynisme. Diegenen die zich laten voorstaan op hun strijd tegen cynisme en nihilisme, zijn doorgaans levensvijandige individuen die liever zalven dan aan zelfreflectie doen.

Oorlogsmentaliteit of geen oorlogsmentaliteit, wij geven de voorkeur aan kerstverlichting in onze winkelstraten boven Heimkehrer. Die moeten blijven waar ze hun oorlogen hebben uitgevochten. Opvang in de regio, maar dan anders. (Vergeef me de alles verzwelgende eerste persoon meervoud, hier mag het. Vanwege de vrede.)

Er was een tijd waarin geweld vanzelfsprekend aanwezig was, overal waar mensen samenkwamen was de kans op geweld aanzienlijk. In onze tijd wordt het geweld als iets onbeschaafds gezien, iets wat men het liefst met wortel en al zou uitroeien. Er moet een omslag hebben plaatsgevonden, maar waar? De moderniteit kwam ter wereld, een prachtig kind, al stelde het ook teleur. Waar begint die moderniteit eigenlijk, waar eindigt die? Nog meer schemerigheid. We zitten er hoe dan ook middenin, al zijn de maakbaarheidsutopieën die vooral de Europeanen maar ook Amerikanen in de eerste helft van de twintigste eeuw in hun greep hadden vervangen door de vriendelijke desillusie van het pragmatisme, en de vriendelijkste desillusie van alle desillusies, de onontbeerlijke desillusie: de democratie.


Natuurwet

Wie het wiegje van de moderniteit wil opsporen, neemt het best de Engelse filosoof Thomas Hobbes (1588-1679) als reisleider. In zijn bekendste werk Leviathan toont hij hoe vanzelfsprekend het geweld ooit geweest is door deze definitie van vrede te geven: vrede is “alle overige tijd”. Er was een tijd van oorlog, er was een tijd van voorbereiding om oorlog te voeren, en er was overige tijd. Leven wij nog in de overige tijd? Volgens Rutte moeten we daarmee ophouden. Kunnen wij ons nog de-overige-tijd-mensen noemen? Wij zijn de net-nog-overige-tijd-mensen.

Hobbes nam de vrede serieus, omdat hij de burgeroorlogen om zich heen serieus nam, en hij begreep dat de gemarginaliseerde positie van vrede vooral ook te wijten was aan de zogeheten natuurwet. De tijd van de natuurwet, van de lex naturalis, was de tijd, het is hierboven kort geschetst, waarin men over geweld beschikte zoals men over zijn tong en handen beschikte. De natuurwet stelt dat “iemand niets mag doen waardoor hij zijn leven verliest of de middelen opgeeft om het te behouden”. Met andere woorden: afzien van geweld gold als overtreding, als dwaasheid, waarbij die middelen om het leven te behouden natuurlijk vatbaar zijn voor ruime interpretatie.

Hobbes nam de vrede serieus, maar hij besefte dat er een monster nodig was, de Leviathan, een zeemonster uit de Bijbel waarbij men zich in de tijd van Hobbes een walvis voorstelde, om die vrede te garanderen.

Het waren de godsdienst- en andere verwoestende oorlogen en burgeroorlogen (de Tachtigjarige Oorlog in de Nederlanden, de Dertigjarige Oorlog die in het Duitse Rijk woedde, de Hugenotenoorlogen in Frankrijk) die Hobbes ervan hadden overtuigd dat de staat de veiligheid van zijn onderdanen diende te garanderen om te voorkomen dat het leven kort en bruut zou zijn. Hij schreef: “Aangezien de mens […] in een toestand verkeert die een oorlog is van allen tegen allen, waarbij iedereen zich laat leiden door zijn eigen rede en er niets is wat iemand niet als middel tegen zijn vijanden kan gebruiken om zijn leven te behouden, volgt hieruit dat in deze toestand iedereen recht op alles heeft, zelfs op andermans lichaam.”

Dat is de toestand van de natuurwet, de natuurtoestand die diende te worden beëindigd. We zouden ook kunnen zeggen, met een blik op onze tijd, dat de natuurtoestand gesublimeerd is. Het geweld werd verbaal, wat men wenst te behouden, is niet zozeer het eigen leven, dat lijkt nauwelijks meer in gevaar, maar het zelfrespect dat des te wankeler is geworden. Andermans lichaam blijft een heikel punt, maar straks komt de sekszorg in het basispakket, al dan niet met behulp van een seksrobot.


Staatsmonopolie op geweld

Om aan die ‘ellendige oorlogstoestand’ eind te maken kwam Hobbes bij de Leviathan uit die moest waken over de interne vrede. De mensen die op alles recht meenden te hebben, leidden namelijk levens die voor de meesten kort, ellendig en bruut waren maar zij bezaten hun natuurrecht dat zij konden overdragen op dat monster, een soeverein of een vergadering of monarch, in ruil voor bescherming. Het staatsmonopolie op geweld was geboren, een monopolie waaraan wij zoveel te danken hebben. En waaraan zoveel te wijten is.

Dat de mens van nature naar lijfsbehoud verlangt en dus naar vrede, begrijpt ook Hobbes, maar vertaler Wessel Krul vat in zijn nawoord mooi samen waarom die walvis, die sterfelijke God toch nodig was en is. “Er hoeft maar één spelbreker te zijn om terug te vallen in de oorspronkelijke toestand van oorlog.” En hoevelen veranderen niet bij tijd en wijle in die ene spelbreker: een beetje wedijver, wantrouwen en trots volstaan om van de onderdaan die later mondige burger werd een spelbreker te maken, aldus Hobbes.


De mens en zijn hartstochten.

Het contract tussen de sterfelijke god en zijn onderdanen is in de woorden van Hobbes iets wat aan duidelijkheid niet te wensen overlaat: “De verplichting van de onderdanen tegenover de soeverein blijft net zo lang van kracht, en niet langer, als de macht duurt waarmee hij hen kan beschermen.” De vraag of die sterfelijke god een rechtvaardige god is, doet er niet toe, zolang hij burgeroorlog voorkomt, is hij goed. Zolang er wetten zijn, is er duidelijkheid, en de wet roept weliswaar overtredingen in het leven, maar die kunnen worden bestraft. Deze inderdaad ietwat stoïcijnse onderdanigheid heeft iemand als Carl Schmitt, Hitlers kroonjurist en toch een belangrijk denker, ertoe verleid de totalitaire staat te prijzen omdat die beter zou zijn dan geen staat of een staat in ernstig verval. “Want geen enkele wet kan onrechtvaardig zijn”, schrijft Hobbes. Wij weten inmiddels dat zo’n opvatting ertoe leidt dat het verschil tussen wet en wetteloosheid minimaal is.

Het verlangen om gehoorzaam te zijn, hangt uiteraard sterk samen met de angst de wet te overtreden. Leviathan of niet, mensen hebben hun hartstochten en hartstochten hebben hun mensen. “Van alle hartstochten leidt de angst het minste tot het schenden van de wet”, schrijft Hobbes. De onderdaan c.q. burger moet wel een beetje bang blijven, laten we het ‘respect’ noemen, anders is er geen staat over.


Moeras van de angst

Hobbes was in zeker zin een freudiaan avant la lettre, hij legde verband tussen angst en verlangen, het verlangen naar vrede mondt uit in angst voor de staat. Al kan die angst er ook toe leiden dat men een misdaad pleegt door preventief een tegenstander dood te slaan, terwijl men beter had kunnen wachten tot de ambtenaren van de staat tussenbeide kwamen.

Tussen angst en misdaad ligt de neurose. De neurose is de consequentie van het morele gebod waaraan men zich niet helemaal denkt te kunnen houden. De gewetensnood zoekt een uitgang. En voor de mens in gewetensnood zijn alle uitgangen nooduitgangen. Misschien is dat iets waaraan latere geslachten de moderne mens zullen herkennen: zijn nooduitgangen.

Voor hen die vrezen niet mooi, niet jong en niet slim genoeg te zijn, zijn industrieën uit de grond gestampt om het moeras van de angst te dempen. Achter de verleidelijke deur van het verlangen wacht nog altijd de angst. Maar wat moeten zij die vrezen simpelweg niet goed genoeg te zijn, die vroeg in de ochtend gewekt worden door het vermoeden niet driftig genoeg naar de vrede te hebben verlangd? Toch de kerk of meer contemporaine zedenmeesters? Ik heb ze lief hoor, de zedenmeesters, nu en dan speel ik voor zedenmeester. Het probleem met de zedenmeesters is hooguit dat ze altijd brandjes proberen te blussen die ze zelf hebben aangestoken.


En de vrede, de echte vrede?

Al in het boek ‘Micha’, dat nog bij het Oude Testament hoort, is sprake van de dag dat “de berg met de tempel van de Heer rotsvast zal staan” en dat “Hij zal rechtspreken tussen machtige volken, over grote en verre naties een oordeel vellen. Dan zullen zij hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen.” Om daaraan toe te voegen: “Geen mens zal meer weten wat oorlog is.”

Die messianistische tijd is nog niet aangebroken. Sterker nog, Mark Rutte meent als gezegd, en hij is niet de enige, dat het niet meer willen weten wat oorlog is, een wandaad is. De slaapwandelaar moet ophouden te slaapwandelen.


Tartaar

Hobbes drukt ons aan het eind van zijn Leviathan nog eens met de neus op de feiten. Daarin schrijft hij: “Er is op de wereld nauwelijks een staat te vinden waarvan de oorsprong naar eer en geweten te rechtvaardigen is.” Rechtvaardigheid en vrede zijn twee verschillende zaken, soms staan ze zelfs lijnrecht tegenover elkaar.

Ook is het is goed te beseffen dat zelfs Jezus, Mensenzoon, brenger van vrede, alleen Mensenzoon kon worden door een gruwelijke wandaad die aan Hem werd voltrokken. Het symbool van het christendom is nog altijd het martelwerktuig waarmee Jezus gedood werd. Juist zij die vrede komen brengen, dragen in hun bagage de sporen van de noodzakelijke misdaad met zich mee.

Er bestaat geen wet, er bestaat geen recht dat niet gegrond is in het geweld. Het totale pacifisme is totale anarchie, is de oorlog van allen tegen allen, waarbij maar één spelbreker hoeft rond te lopen die de rede anders ziet dan de overige weldenkenden om de kettingreactie van wraak en vergelding, van revolutie en contrarevolutie, in gang te zetten.

Waarmee meteen gezegd is: ik ben niet gekomen om de vrede te brengen. Hobbes verloste ons dan wel van de eeuwige burgeroorlog van allen tegen allen, daarmee was de oorlog tussen soevereine staten nog geen halt toegeroepen.

De Heimkehrer bleven thuiskomen.

Ik ben gekomen om te begrijpen waarom de geschiedenis van de mens er een is van oorlogen met wat vrede tussendoor.

Als wij kinderen van de oorlog zijn, kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen van Heimkehrer, dan mogen wij ons in die Heimkehrer verdiepen. Er is een bijzonder boek getiteld Soldaten. Over vechten, doden en sterven (2011) van de historicus Sönke Neitzel en sociaal psycholoog Harald Welzer. Zij ontdekten een groot audioarchief van heimelijk opgenomen gesprekken tussen Duitse soldaten in Britse krijgsgevangenschap tijdens de Tweede Wereldoorlog. Aan de hand van die opnamen analyseerden ze het wezen van de soldaat en de orgiën van het geweld. Opvallend is wat ze over de eigenheid van het individu te zeggen hebben: “Binnen dit werkelijkheidsexperiment [de oorlog, het totalitarisme, de vernietiging] was de inbreng van de persoonlijkheid niet helemaal tot nul gereduceerd, maar kon er wel een relatief geringe, vaak zelfs verwaarloosbare waarde aan toegekend worden.”

Zingen wij daarom als uit één mond, want samenzang is ook vrede, dat prachtige lied van Bertolt Brecht, Die Kanonensong:

Soldaten wohnen/ Auf den Kanonen/Vom Cap bis Couch Behar./ Wenn es mal regnete/ Und es begegnete/Ihnen ‘ne neue Rasse ‘ne braune oder blasse/ Da machen sie vielleicht daraus ihr Beefsteak Tartar.

Of in de vertaling van de Nederlandse cabaretier Seth Gaaikema (1939-2014):

‘Soldaat zijn onder/ Kanonnengedonder/ is niet zonder gevaar./ Als een vijand’lijk ras/ in militaire pas/ plotseling aan kwam zetten/ dan maakten we korte metten:/ We pakken ze en hakken ze tot biefstuk Tartaar!’


Tartaar!

“Schoonheid is macht,” schrijft Hobbes, “want deze belooft iets goeds.” Ook de schoonheid van de tartaar belooft iets goeds. Die relatief geringe, vaak zelfs verwaarloosbare waarde van de eigen persoonlijkheid, dat is de speelruimte die we hebben. Beter dan niets. We pakken wat we kunnen krijgen. Een heerlijk woord, werkelijkheidsexperiment.

En prijzen wij ons gelukkig, mijn mede-net-nog-overige-tijd-mensen, dat wij vegetarische tartaar tot onze beschikking hebben.


DS, 26-12-2024 (Arnon Grunberg)
Met citaat antwoorden
Antwoord


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 03:55.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.