#1
|
||||
|
||||
Ook de aarde heeft rechten
Ook de aarde heeft rechten, vindt de Latijns-Amerikaanse filosoof
Hoeveel Zuid-Amerikaanse filosofen kent u? Waarschijnlijk weinig. Dat is een gemiste kans, vindt de Nederlandse kenner Wil Heeffer. Een tikje teleurgesteld is Wil Heeffer wel. Waarom heeft geen enkele krant aandacht besteed aan zijn onlangs verschenen boek ‘Van roofbouw naar opbouw’? De Zuid-Amerikaanse filosofen die hij daarin voorstelt, uiten kritiek op ‘roofzuchtige’ internationale bedrijven en vragen aandacht voor de uitgebuite aarde én de uitgebuite mens. Dat klinkt actueel. Vorige maand bleek bijvoorbeeld uit beelden van Braziliaanse ruimteonderzoekers dat de houtkap in het Amazonegebied deze zomer spectaculair is gestegen, met grote gevolgen voor het klimaat én voor de stammen en diersoorten die ervan afhankelijk zijn. Reden genoeg om anti-kapitalistische denkers als José Martí en Enrique Dussel te leren kennen, zou je zeggen. Maar Heeffer moest het doen met een recensie op biblion.nl, waarin Enrique Dussel wordt neergezet als activist. “Dat zijn zulke tendentieuze uitspraken. Alsof het gaat om de zoveelste terroristische beweging”, zegt Heeffer aan de telefoon vanuit Spanje, waar hij een paar maanden per jaar woont en werkt. Buen vivir, goed leven Toch is die reactie niet zo heel opmerkelijk. Heeffer toont in zijn boek grote waardering voor José Martí, dé filosofische inspiratie van wijlen Fidel Castro en de Venezolaan Hugo Chávez, volksleiders die niet bekend staan om hun respect voor vrijheid en ook niet om hun economische successen. ‘Van roofbouw naar opbouw’ besluit zelfs met een citaat van Castro, over het zogenoemde ‘buen vivir’. Goed leven moet ‘de vrucht zijn van medemenselijkheid en van een ethiek die het menselijk antwoord is op de instincten die aan de basis lagen van onze wordingsgeschiedenis’. Bedoeld wordt waarschijnlijk de westers-kapitalistische hebzucht. Begrijpt u dat zulke citaten niet veel vertrouwen wekken? Een filosoof die dictator Castro inspireert, dat kan niet veel zijn. “Ja, dat begrijp ik wel. Maar het is toch complexer dan je denkt. De belangrijkste Zuid-Amerikaanse filosoof, Enrique Dussel, wordt wel sterk beïnvloed door Marx, maar het leninisme wijst hij af. Wat hem interesseert, is Marx’ kritiek op het kapitalistische systeem.” Laten we het anders benaderen. U studeerde filosofie én tandheelkunde. Wat bracht u als Nederlandse tandarts en filosoof in aanraking met het denken achter Fidel Castro? “Dat kwam door de tandheelkunde. Toen ik in 1998 voor een congres naar Cuba moest, zag ik Castro ook als een dictator, en Cuba als een verschrikkelijk arm land. Maar toen ik er nog eens heen ging veranderde die indruk. En omdat mijn leermeester, de filosoof Heinz Kimmerle, zich al verdiepte in het Afrikaanse denken, ben ik me gaan concentreren op het Latijns-Amerikaanse. “Via Castro kwam ik toen uit op José Martí, die de grondslag legde voor de Cubaanse revolutie. En dan vraag je je af: welke denkers heb je daar nog meer? Waar komt het Latijns-Amerikaanse denken vandaan? En waarom is er helemaal niets van vertaald? Zo ben ik begonnen.” Eén verschil met het westerse denken, schrijft u, is dat de moderniteit voor Latijns-Amerika niet begint met de zeventiende-eeuwse René Descartes, maar in 1492 met de ‘ontdekking’ van Amerika door Columbus. “Met de komst van de Spanjaarden werd de bevolking in feite alles ontnomen. In wat Latijns-Amerika zou gaan worden, trof Columbus culturen van Azteken, Inca’s en Maya’s aan. De oorspronkelijke bevolking kreeg vervolgens een totaal nieuwe taal, cultuur en geloof opgelegd. Bovendien stond ze volledig in dienst van de grondstoffen die er gewonnen werden en naar Europa werden verscheept.” Weten we eigenlijk hoe er vóór Columbus door de autochtone bevolking werd gedacht? “Dat vergt een hele studie, want er zijn weinig bronnen, we zijn aangewezen op degenen die met de Spanjaarden meereisden, zoals de bisschop De las Casas. Die vond de inheemse cultuur interessant, maar hij bleef een katholiek: het hiernamaals en de erfzonde moesten de bevolking worden bijgebracht, alleen liever niet met geweld. “Toch weten we wel iets. Er was vóór Columbus bijvoorbeeld geen geldeconomie. Overschotten reserveerde je daarom voor slechtere tijden, voor wie het dán echt nodig had. Dat illustreert het centrale punt in het pre-Columbiaanse mensbeeld: houd rekening met de buitengeslotene. En dat betekent allereerst: zorg voor bestaanszekerheid, of ‘la vida’, zoals ze dat in Latijns-Amerika noemen. In Nederland kun je dan denken aan het pleidooi voor een basisloon. Want waar armoede heerst, is geen vrijheid, daar blijven Verlichtingsidealen als vrijheid en gelijkheid abstracties. Brecht zou zeggen: ‘Zuerst kommt das Fressen, dann die Moral’. Het Zuid-Amerikaanse denken probeert dus vanuit de concrete behoeften te beginnen.” Brecht was een marxist. Kunnen we niet beter allemaal onze Marx gaan afstoffen om uitbuiting in deze wereld te bekritiseren? “Mij gaat het ook nog om iets anders. Wij doen alsof het Westen weet hoe het zit. Andere denkers moeten aan onze norm voldoen, dán mogen ze meespreken. Dan zeggen Zuid-Amerikanen: ho, ho, wij hebben onze eigen wordingsgeschiedenis, die leidt tot een andere verhouding tot de natuur en jullie zouden je daar ook eens in mogen spiegelen. Vijfhonderd jaar lang hebben de Spanjaarden die oude cultuur proberen te vernietigen. Pas in de negentiende eeuw begon dat te veranderen, vooral door de bevrijdingstheologie. “Katholieke geestelijken zagen een tegenspraak tussen het evangelie en de manier waarop de mensen leefden. Jezus spreekt voor degenen die buitengesloten zijn; als iemand het koud heeft, dan deel je je mantel. En dat botste met de Latijns-Amerikaanse werkelijkheid, waarin boeren werden uitgebuit en be*loften werden verplaatst naar het hiernamaals.” Hoe kwam het dan van theologie naar filosofie? “De bevrijdingstheologie werd door Rome de kop ingedrukt. Er werden mensen overgeplaatst, ontslagen, zelfs vermoord, zoals aartsbisschop Oscar Romero Torres. Toen werd die denkrichting voortgezet in de filosofie, maar dan vrijer. Daaruit ontstond het idee van ‘buen vivir’: wat is goed leven, wat is goed sámenleven – ook in ecologische zin. En dat zie je tegenwoordig terug in de grondwet van Bolivia en Equador, waarin de rechten van de aarde een plaats hebben gekregen. Je kunt niet zomaar een put slaan en eruit halen waar je zin in hebt. Zo’n bron moet je beschermen.” En dat verbinden ze met ideeën uit de tijd voor Columbus? “Ja, daar wordt op teruggegrepen, op oude talen, teksten, metaforen. Evo Morales, de president van Bolivia, zei tijdens een klimaatconferentie in 2010 in Kopenhagen: “Broeders en zusters, ik kijk rond en ik zie dat onze Moeder Aarde pijn lijdt. Onze Pachamama waarschuwt ons, ze smeekt ons haar te beschermen.” Daar kunnen wij niet zoveel mee, we worden er lacherig van. Maar is onze zogenaamd rationele manier van denken zoveel beter? We vergeten dat we allemaal een navel hebben, die voor verbondenheid staat. Die navelstreng knippen we door en we zeggen: ik ben ik en de rest zoekt het maar uit. “Ik denk dat we ons eigen graf graven als we blijven denken in meer-meer-meer. En als we de economie overlaten aan grote ondernemingen. Dan creëer je een wereld die voor sommige mensen heel voordelig is en voor anderen niet. “De filosofie van het ‘buen vivir’ is een heel politiek geëngageerde manier van denken: het is niet de economie die moet leiden, maar politiek-ethische opvattingen. Je zou kunnen zeggen dat álle filosofie hier ethiek wordt. Het gaat alleen nog om de vraag: hoe gaan we om met de aarde en met elkaar. De economie is er ten behoeve van het welzijn van iedereen en niet ten behoeve van het welzijn van enkelen. Zo zit het in feite in elkaar.” Dé Zuid-Amerikaanse filosoof is zonder meer Enrique Dussel. Zijn ‘De filosofie van de bevrijding’ (1975) geldt als manifest van een denken dat zich probeert te bevrijden van de koloniale traditie. In 2010 publiceerde Dussel een overzichtswerk van Latijns-Amerikaanse en Caribische filosofie, met daarin ook denkers van de Maya’s, Azteken en Inca’s. Enrique Dussel (1934) werd geboren in Argentinië, liftte na zijn studie door Europa, Israël en Palestina en maakte in Parijs kennis met de Franse filosofie. Zijn proefschrift ‘Het algemeen welzijn’ draagt de sporen van zijn onderzoek naar Zuid-Amerikaans denken in Spaanse archieven. In 1969 keerde Dussel terug naar Argentinië, waar hij te maken kreeg met repressie. Na een bomaanslag op zijn huis in 1973 vluchtte hij naar Mexico. Dussels filosofie van ‘buen vivir’ moest Zuid-Amerika bevrijden van het katholieke erfgoed, het eurocentrisch denken en een economisch systeem dat armoede in stand houdt. Ecologie speelt daarin een grote rol. Volgens Dussel maakt doorgeschoten kapitalisme mens én natuur tot verhandelbaar object. Daartegenover stelt hij dat mensen moeten opkomen voor wat we samen delen: de aarde en alles wat daarop leeft. Bij linkse staatshoofden, zoals Fidel Castro, Hugo Chávez en Evo Morales, is Dussel populair. Dit voorjaar werd Dussel benoemd tot lid van de American Academy of Arts and Sciences. In Nederland is zijn werk nog amper bekend. Trouw, 05-08-2019 (Leonie Breebaart) |