#1
|
||||
|
||||
Het Aleppo van Jemen
Het Aleppo van Jemen
‘De ergste humanitaire crisis ter wereld’, zeggen de VN. Verslag uit Taiz, een stad tussen meerdere fronten, waar westerse journalisten nauwelijks binnenraken. Doffe dreunen galmen door de straten van de stad. Dikke pluimen witte rook drijven langzaam over de huizen weg. We staan op een berg in het centrum van Taiz, in het zuidwesten van Jemen. Een vreemde stilte volgt op het oorlogsgeweld. Langzaam aanzwellend geluid van ziekenwagens duidt erop dat er slachtoffers zijn gevallen. ‘Vanmorgen is in dezelfde wijk nog een bus met een raket beschoten’, zegt Azzam al-Zubairi, een fotograaf uit de stad en onze gids. Hij pakt zijn telefoon en toont een foto van een baby die daarbij omkwam. Een bebloed verband is om haar voorhoofd gewikkeld, als je goed kijkt, zie je daaronder een klein donker kogelgat. Taiz is het toneel van een van de gewelddadigste frontlinies ter wereld. Hier botsen sjiitische Houthi’s met het Jemenitische leger, voeren Saudische straaljagers luchtaanvallen uit, paraderen militante salafisten door de straten en is Al-Qaida openlijk aanwezig (volgens lokale inwoners en berichten van onder meer de BBC). Al-Zubairi legde de effecten van het geweld de afgelopen drie jaar van dichtbij vast, en gaf daarmee een gezicht aan een oorlog die grotendeels onzichtbaar blijft. Westerse journalisten komen Jemen vrijwel niet binnen en als dat al lukt, is het zwaar belegerde Taiz zo goed als onbereikbaar. Hij leidt ons langs frontlijnen en checkpoints via een smalle toegangsweg het centrum in, waar het leger en allerlei concurrerende strijdgroepen de scepter zwaaien. Twee keer werd hij neergeschoten, maar hoewel in het dal voor ons steeds meer geratel van geweervuur weergalmt, lijkt het hem amper te deren. Hij is het gewend, of negeert het, zegt hij een paar keer: ‘Dat moet ook wel. Als wij ons werk niet meer doen, weet niemand wat hier gebeurt. De wereld moet weten wat we doormaken om genade te kunnen tonen voor Taiz.’ Wat ging hieraan vooraf? In maart 2015 nemen Houthi-rebellen met troepen loyaal aan de voormalige president Ali Abdullah Saleh de Jemenitische hoofdstad Sanaa in. Ze verdrijven president Abd Rabbuh Mansour Hadi, die naar buurland Saudi-Arabië vlucht. Opgezweept door dat succes trekken de Houthi’s zuidwaarts. Ze stuiten op fel verzet van lokale strijdgroepen en het leger, die met steun van een door Saudi-Arabië geleide coalitie van Arabische staten de Houthi’s proberen terug te dringen. Zij beschouwen hen als een bondgenoot van aartsrivaal Iran. Na een paar maanden liggen de frontlinies min of meer vast. In het noorden van Jemen heersen de Houthi’s en strijdkrachten die dan nog loyaal zijn aan Saleh (begin december 2017 vermoorden Houthi-strijders Saleh). Het zuiden en oosten zijn in handen van het leger en milities die Hadi steunen. Zij krijgen steun van de door Saudi-Arabië geleide coalitie, die duizenden luchtaanvallen uitvoerde op het land. Het geweld leidde tot ‘de ergste humanitaire crisis ter wereld’, stellen de Verenigde Naties, waarbij ‘alle strijdende partijen mensenrechten schenden’. Zo zouden de Houthi’s hulpgoederen blokkeren en in beslag nemen, tegenstanders oppakken en martelen, verboden landmijnen gebruiken en kindsoldaten inzetten. De door Saudi-Arabië geleide coalitie heeft haar eigen dubieuze strijdmiddelen. Zij controleert de zee en daarmee de toegangswegen tot het land, wat ze gebruikt om de toevoer van hulp- en commerciële goederen te vertragen en soms zelfs compleet te blokkeren. De gevolgen zijn desastreus. Meer dan 22 miljoen Jemenieten – bijna 80 procent van de bevolking – heeft humanitaire hulp nodig en voor meer dan een derde daarvan dreigt hongersnood, stellen de VN. Sluipschutters Alle problemen komen samen in de stad in de vallei voor ons: Taiz. Hier staan pro-Hadi-strijders en Houthi’s sinds eind maart 2015 tegenover elkaar. Door het geweld raakte de stad de afgelopen jaren geregeld afgesloten van de buitenwereld, en ontstonden grote tekorten aan voedsel, drinkwater, brandstof en medicijnen. Pro-Hadi-strijders beheersen het centrum, dat via een smalle toegangsweg in het zuidwesten van de stad is verbonden met de buitenwereld. Daaromheen zijn Houthi’s gelegerd, die het centrum dagelijks onder vuur nemen. Straaljagers van de Saudische coalitie bestoken hun posities, waarbij ze ook burgerdoelen treffen. Tegelijkertijd raken rivaliserende milities binnen de pro-Hadi-strijdkrachten geregeld slaags met elkaar. De politieke chaos en het constante geweld hebben het leven van de stadsbewoner veranderd in een nachtmerrie, zegt Mohammed al-Qadhi. Hij is een van de laatste overgebleven onafhankelijke journalisten in Taiz, waar hij vanaf het begin van de oorlog verslag doet voor onder meer Sky News Arabia.‘Je weet nooit waar en wanneer de volgende aanval plaatsvindt’, zegt hij. ‘Die onzekerheid is verstikkend. Het kan ieder moment gebeuren.’ Inwoners van de stad bewegen zich daarom alleen in wijken waarvan ze denken dat ze veilig zijn, vervolgt hij. ‘Hetzelfde plein, dezelfde zone. Iedere dag, altijd. Alsof we in een gevangenis leven.’ Zodra we het centrum inrijden, doemen de eerste half ingestorte huizen vol kogelgaten op. Voetgangers mijden kruispunten die in het bereik liggen van Houthi-sluipschutters, die zich in de bergen in de buitenwijken van de stad ophouden. Een autowrak ligt op z’n kant in een greppel naast een uitgebrand huis. Veel winkels in het centrum zijn gesloten: rolluiken zijn neergelaten, sommige zijn uit hun voegen geblazen door explosies. Op de markt worden vooral basale levensmiddelen verkocht: fruit, groente, zeep, tandpasta. Kinderen en vrouwen bedelen er om voedsel of geld. Omdat het afval niet meer wordt opgehaald, liggen de straten vol vuilnis. Honden en katten scharrelen tussen de opengescheurde vuilniszakken en rottende etensresten. Ze vormen een broedplaats voor bacteriën, met cholera- en dyfterie-uitbraken als gevolg. En overal in de stad zie je gewapende mannen, die qat kauwen, het genotmiddel dat vermoeidheid en honger verdrijft. Ze houden auto’s tegen bij provisorisch opgerichte checkpoints, en patrouilleren opzichtig door de straten. Het is moeilijk te achterhalen bij wie ze horen, laat staan wat hun intenties zijn. Strijders van Abu Abbas, die de grootste salafistische strijdgroep in de stad leidt, bliezen in juli 2016 nog een zestiende-eeuwse soefi-moskee op en keren zich geregeld tegen het regeringsleger. De spanningen leidden er in oktober vorig jaar toe dat Saudi-Arabië alle financiële steun voor Abu Abbas introk. Ze betichten hem ervan samen te werken met Al-Qaeda en IS. ‘De onderlinge confrontaties frustreren de stadsbewoners’, zegt Al-Qadhi. ‘In het begin steunden velen de pro-Hadi-strijders, omdat die het opnamen voor de stad. Maar de mensen zijn de onderlinge gevechten zat en verliezen hoop. ’ Infecties De gevolgen van het geweld zijn het duidelijkst zichtbaar in het Al-Thawra-ziekenhuis, het grootste van de stad. Patiënten liggen kermend van de pijn naast elkaar in wit gestuukte kamers. Ze dragen bebloed verband, ijzeren pinnen steken uit hun benen. Het ziekenhuis werd zo vaak beschoten dat de bovenste twee verdiepingen volledig in puin liggen. Door raketinslagen zijn raamkozijnen uit hun voegen gesprongen. Verschillende ramen op de verdiepingen die nog wel in gebruik zijn, zijn dichtgemetseld uit voorzorg tegen toekomstige aanvallen. Een verdieping lager ligt Besam Abdul Karim (30). Hij werd vijf dagen geleden binnengebracht, nadat granaatscherven zijn longen en darmen hadden doorboord. ‘Ik herinner me dat we over een schoolplein renden en dat er ineens explosies waren’, zegt hij met een van pijn vertrokken gezicht. Hij kwam pas weer bij in het ziekenhuis. Met een vermoeide glimlach dankt hij de dokters voor hun hulp. Maar hij wil zo snel mogelijk terug, om ‘de stad te bevrijden’. Dokter Ahmed Anaam, directeur van het ziekenhuis, ontfermt zich al bijna drie jaar over de gewonden. ‘Of ze uit het oosten of westen komen, we helpen iedereen’, zegt hij in zijn kantoor op de eerste verdieping. Waar te beginnen? Sinds september 2016 krijgt het ziekenhuis geen geld meer van de overheid. Er is een tekort aan medicijnen, operatieapparatuur en medisch personeel. Vrijwel alle artsen vertrokken, de enkeling die bleef, werkte maandenlang voor niets. Inmiddels betaalt Artsen Zonder Grenzen hun loon. De organisatie laat ook dokters overkomen en levert het ziekenhuis hulpgoederen. Maar bevoorrading van de stad is moeilijk, en de hulp volstaat niet, zegt Anaam. Al meer dan 10.000 Jemenieten kwamen om als gevolg van de oorlog, aldus de VN. Dat cijfer doet al meer dan een jaar de ronde, en omdat het vrijwel onmogelijk is de cijfers te verifiëren, ligt het werkelijke aantal vermoedelijk veel hoger. Veruit de meeste slachtoffers vallen door de indirecte gevolgen van het geweld, vaak ver weg van ziekenhuizen en hulpposten. Alleen al in 2017 stierven naar schatting 50.000 kinderen door gebrek aan voedsel, en op dit moment zijn nog eens 1,8 miljoen kinderen ernstig ondervoed. Bijna een miljoen Jemenieten raakten besmet met cholera, en met het regenseizoen op komst wordt gevreesd voor een nieuwe golf besmettingen. Het aantal bacteriële infecties die resistent zijn tegen antibiotica neemt schrikbarend toe, waarschuwt Artsen Zonder Grenzen. Mijnenveld Halverwege ons bezoek aan het Thawra-ziekenhuis klinken er dichtbij schoten. Strijders van Abu Abbas en het regeringsleger zijn met elkaar slaags geraakt, blijkt na een paar zenuwachtige telefoontjes. Het geweld is onoverzichtelijk, maar dreigt snel te escaleren. Hoewel we constant vergezeld zijn van een bewaker, moeten we de stad voor zonsondergang verlaten, eisen de autoriteiten. Zelfs in het ziekenhuis is niemand veilig. Bij iedere nieuwe explosie neemt de onzekerheid toe. Het is een situatie die doet denken aan Aleppo. Alleen is de oorlog in deze stad voor de buitenwereld vrijwel onzichtbaar. De paar lokale journalisten die verslag kunnen doen van het geweld, staan voor een vrijwel onmogelijke opgave. Het in Taiz gevestigde The Media Freedoms Observatory noteerde vorig jaar 207 aanvallen tegen journalisten in Jemen, waaronder ontvoeringen, moordaanslagen, martelingen en gedwongen ontslagen. Er vielen drie doden, alle drie in Taiz. Journalist Al-Qadhi weet daar alles van. Hoewel hij altijd vergezeld is door een gewapende beveiliger werd hij de afgelopen drie jaar gegijzeld en bedreigd door zowel pro-Hadi-strijders, Houthi’s als het regeringsleger.‘Een van de grootste problemen is dat iedereen je zomaar kan doen stoppen en ondervragen’, zegt Al-Qadhi. ‘Je weet nooit onder wiens bevel ze staan, en of ze wel bij iemand horen.’ Daarom vermijdt hij rechtstreekse kritiek en richt hij zich vooral op humanitaire verhalen. ‘Je kunt het leed blijven beschrijven, steeds opnieuw, maar dat voelt alsof je in een kringetje ronddraait’, zegt Al-Qadhi. ‘Hoe vind je nog wat nieuws?’ Hij zucht. Het constante geweld, de economische ineenstorting, de politieke chaos, de buitenlandse invloeden, er is zoveel mis. En niet te vergeten: al die ‘gewone’ Jemenieten, aan beide kanten van het front, die uitsluitend oog hebben voor zichzelf. ‘Nobodies’, noemt hij ze. Mensen die voorheen niets voorstelden en nu een militie leiden of een of andere politieke positie bekleden. ‘Ze krijgen veel geld toegespeeld, hebben ineens macht en status. Zij willen dat de oorlog voortduurt.’ ‘Je kunt erover schrijven, maar je mag geen namen noemen en je kunt niet alles opschrijven’, vervolgt Al-Qadhi. ‘Journalistiek bedrijven is hier alsof je een mijnenveld oversteekt.’ In dat spreekwoordelijk mijnenveld raakte Al-Zubairi’s broer verdwaald. Hij stierf een jaar geleden toen een Houthi-sluipschutter hem neerschoot terwijl hij foto’s maakte aan het front. De jonge fotograaf overleed onderweg naar het ziekenhuis in de armen van zijn broer. We staan nog steeds op de berg die uitkijkt over de stad. De herinneringen doen hem zichtbaar pijn. Hij wrijft in zijn ogen, en slikt twee keer voordat hij verder gaat. ‘We wilden nooit oorlogsfotograaf worden, maar toen de oorlog uitbrak, dwong de situatie ons hiertoe. We moesten de wereld laten zien wat we hier doormaken. Als iedereen van ons ermee zou ophouden, wie zou dit dan doen? Daarom ga ik door: om vast te leggen wat hier gebeurt.’ DS, 31-03-2018 (Lennart Hofman) |