|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
'Binnen vijf jaar: geen krant meer voor een kwart van de jongeren'
'Als we zo voortdoen, is binnen vijf jaar een kwart van de jongeren niet meer in staat de krant te lezen'
'Als we nu niet de juiste maatregelen nemen, is over vijf jaar een kwart van middelbare scholieren laaggeletterd', waarschuwt Erik Moonen (UHasselt). Begin december raakte bekend dat Vlaamse kinderen van tien almaar slechter lezen. In de ranking van het pas gepubliceerde PIRLS-rapport viel Vlaanderen namelijk pijnlijk op als sterkste daler. Natuurlijk waren er reacties in de opiniepagina's en in de Zevende dag: vermanende vingers bij de onderwijsspecialisten over de gereduceerde instructietijd, over het gebrek aan ambitie voor de sterkere leerlingen, over de aandacht voor de zwakke; rustige vastigheid bij minister Hilde Crevits die het tij zou keren door de leescultuur te bevorderen. Maar sindsdien: niets meer. Die stilte is een dramatische vorm van schuldig verzuim: tenzij we nu - meteen - de juiste maatregelen nemen, is over vijf jaar een kwart van middelbare scholieren laaggeletterd. Die voorspelling staat in geen enkel rapport. Toch is ze met gemak af te leiden uit de cijfers die we hebben. Het meest opvallende onderdeel van het PIRLS-rapport is de ranking waarin de gemiddelde leesvaardigheid in de deelnemende landen wordt vergeleken. Maar veel interessanter dan die ranking zijn de cijfers over hoeveel kinderen op een laag, middelmatig, hoog of gevorderd niveau presteren. In Vlaanderen haalt 4 procent van de kinderen het hoogste, gevorderde niveau; 35 procent haalt minstens het hoge, 80 minstens het middelmatige en 97 minstens het lage niveau. Dat is de manier waarop PIRLS de cijfers presenteert. Het onderwijsministerie nam die voorstellingswijze dankbaar over en opende er zijn persbericht mee: 'In Vlaanderen slagen bijna alle leerlingen (97%) erin om het basisniveau begrijpend lezen te halen.' Die triomfantelijke toon is misleidend. Dat is het best te zien als we de cijfers vertalen naar de percentages kinderen die een bepaald niveau niet halen. Als 97 procent minstens het niveau 'laag' bereikt, haalt 3 procent van de kinderen zelfs dat lage niveau niet. Als 80 procent het niveau 'middelmatig' haalt, komt 20 procent niet verder dan het niveau 'laag'. En dan wordt pas echt duidelijk wat er voorbije tien jaar is gebeurd. In 2006 haalde 1 procent van de kinderen het lage niveau niet, in 2016 waren dat er 3. In 2006 haalde 10 procent van de kinderen het middelmatige niveau niet, nu 20. Samengevat: in tien jaar tijd is het aantal zwakke lezers verdubbeld. Deelnemen aan het maatschappelijke leven Wat zeggen die cijfers over de toekomst? PIRLS test kinderen van tien. PISA, het andere grote internationale onderwijsonderzoek, test jongeren van vijftien. Wat er is gekomen van de generatie kinderen die in 2006 in het PIRLS-onderzoek zat, vernemen we dus in het PISA-onderzoek van vijf jaar later. In 2011 was er geen PISA, maar in 2012 wel. Die studie vond onder de Vlaamse vijftienjarigen 13.7 procent laaggeletterden. Het probleem van die laaggeletterde jongeren is niet dat het hen aan leescultuur ontbreekt, of dat ze eens wat vaker een roman zouden moeten lezen. Het probleem is dat het hen aan leesvaardigheid ontbreekt. Een roman lezen zouden ze niet eens kúnnen: laaggeletterden lezen niet goed genoeg om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven. Nu komt het. Als 10 procent zwak lezende kinderen in 2006 zo'n vijf jaar later 13.7 procent laaggeletterden opleverde, dan valt te vrezen dat 20 procent zwak lezende kinderen in PIRLS 2016, vijf jaar later - in PISA 2021 - 27.4 procent laaggeletterde vijftienjarigen oplevert. Mijn voorspelling - een kwart van de middelbare scholieren - is dus een gevleide afronding. Mocht u ze toch overdreven pessimistisch vinden, we zijn aardig op weg om ze waar te maken: in 2015 waren er alweer 3.3 procent laaggeletterden bijgekomen en stond de PISA-teller op 17 procent. Daar maken we ons maar beter zorgen over: scholieren groeien namelijk op. Voor we het weten gaat het niet om een kwart van de jongeren, maar om een kwart van de bevolking dat laaggeletterd is. Laaggeletterden zitten vaker en langer tegen hun zin zonder werk, ze zijn oververtegenwoordigd bij de OCMW's, ze zijn vaker chronisch ziek. Laaggeletterdheid kost de samenleving dus veel geld. Dat betekent echter ook dat er voor bewindslui een simpele manier is om tegelijk geld te sparen én mensen een uitzicht te bieden op een beter leven: leer de kinderen lezen, allemaal. Maar hoe? Minister Crevits vindt dat er een 'educatief partnerschap met de ouders' nodig is 'om op het vlak van lezen en leesvaardigheid vooruitgang te boeken.' Ouders aanmoedigen om wat vaker voor te lezen is niet verkeerd, maar laaggeletterdheid bestrijden doe je er niet mee: van muziek luisteren leer je niet spelen, van Champions League kijken niet voetballen. Bovendien hebben laaggeletterde kinderen vaak laaggeletterde ouders en die kúnnen niet voorlezen. We moeten dus naar iets beters op zoek. Veel van de commentaren bij de steile daling in de laatste PIRLS-ranking zagen een verband met de gemiddelde tijd die in Vlaanderen aan taal- en leesinstructie besteed wordt. Die is de laatste jaren sterk gedaald. Dat verband zal er wel zijn, maar het betekent niet dat het verhogen van de instructietijd de problemen oplost. Dat is duidelijk te zien aan wat er in Nederland gebeurt. Nergens, zegt PIRLS, worden er meer uren taal- en leesinstructie gegeven dan daar. Toch blijft Nederland hooguit stabiel in de PIRLS-scores. Wie het wat somberder inziet, zal zeggen dat Nederland bij elke editie een beetje verder wegzakt. Dat wil zeggen: de gemiddelde instructietijd voor taal en lezen verhogen zal alleen iets uithalen, als we die instructietijd ook effectiever gebruiken. Dus moeten we maar eens goed nadenken over hoe we dat klaarspelen. Erik Moonen is taaldocent aan de Universiteit Hasselt Knack, 17-01-2018 Laatst aangepast door bijlinda : 20th January 2018 om 05:13. |