|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Robert Menasse schrijft de eerste grote EU-roman
‘Europa is zijn eigen fantastische verhaal ergens onderweg vergeten’
Robert Menasse, De hoofdstad. Vertaald door Paul Beers, De Arbeiderspers, 464 blz. Het was een gewaagd experiment: zeven jaar schaven aan een roman over de Europese Unie. Een genre dat nog niet bestond. Maar de *Oostenrijker Robert Menasse slaagt met brio. ‘Het zou volkomen logisch zijn om in Auschwitz een nieuwe hoofdstad voor Europa te bouwen.’ Er zijn ongetwijfeld eenvoudiger wegen naar een bestseller. In 2010 besliste Robert Menasse (63) dat zijn volgende roman over de Europese Unie zou gaan. De Oostenrijkse schrijver kwam in Brussel wonen en voerde tientallen gesprekken met ambtenaren en diplomaten die hun geld verdienen rondom het Robert Schumanplein. Dat leidde zes jaar geleden tot een eerste worp: in een bevlogen essay, De Europese koerier, nam Menasse op hartstochtelijke wijze de verdediging van het Europese project op zich. Zijn roman liet iets langer op zich wachten, ook al omdat de schrijver na zijn eerste EU-boek een veelgevraagd spreker werd in het lezingencircuit. Maar nu ligt De hoofdstad er dus eindelijk. Het boek speelt zich haast volledig in Brussel af. In de wervelende openingsscène dendert er een varken over de Oude Graanmarkt, net nadat er in Hotel Atlas iemand is vermoord. Het dier wordt gadegeslagen door tal van personages die elkaar later, elders in de stad, nog tegen het lijf zullen lopen, of die elkaar nét kruisen. Zoals de Cypriotische carrièrevrouw Fenia Xenopoulou, die in het Berlaymontgebouw, dik tegen haar zin, het weinig prestigieuze directoraat-generaal Cultuur leidt. Ze heeft de opdracht om, zestig jaar na de eerste vergadering van de Europese Commissie, een herdenkingsfeest in elkaar te steken dat de band met de burger weer aanhaalt. Maar van haar Big Jubilee Project, dat alle Auschwitz-overlevenden naar Brussel wil halen, blijft aan het eind van het boek, na een tocht door de instellingen, niets over. Het is slechts een van vele plotlijnen in De hoofdstad. Behalve veel varkens duiken er ook een gefrustreerde Brusselse politie-inspecteur, een uitgekookte Italiaanse kabinetschef, een Poolse huurmoordenaar en een gepensioneerde Oostenrijkse economieprofessor op. Zelfs Geert van Istendael krijgt een kleine gastrol. Menasse vlecht al die verhalen met veel zwier en niet minder humor in elkaar. Tot zijn niet geringe verbazing valt De hoofdstad ook bij het grote publiek in de smaak. ‘Er zijn in het Duitse taalgebied ondertussen al 300.000 exemplaren verkocht’, vertelt hij in Café Lava, een van de weinige plekken in Brussel waar hij nog ongestoord mag roken. Vorig jaar won zijn boek de belangrijkste literaire prijs in Duitsland, de Deutscher Buchpreis. ‘Sindsdien zijn er al 24 vertalingen in gang gezet.’ Hij nipt aan zijn witte wijn. ‘Had ik totaal niet zien aankomen.’ Een stille revolutie Hebt u ondertussen al een verklaring gevonden waarom u pas de eerste romancier bent die zich aan de Europese Unie waagt? ‘Eigenlijk ben ik niet de eerste. Er zijn mij twee gepensioneerde Europese ambtenaren voorgegaan. Een Brit en een Duitser. Ze bewezen vooral dat een succesvolle carrière in het apparaat nog niet betekent dat je ook een goede pen hebt. (lacht) Ik weet eigenlijk niet waarom er zich geen échte schrijvers op de Europese Unie gegooid hebben. Of op deze stad. Terwijl er over Parijs, Berlijn of New York tal van echte stadsromans zijn geschreven, heeft niemand zich hier, bij mijn weten, ooit aan een Brussel-boek gewaagd. Zelfs Hugo Claus niet. Dat maakte mijn opdracht er niet makkelijker op: ik had geen traditie waartoe ik me kon verhouden.’ ‘Maar ik heb doorgezet: Europa en Brussel leken mij volkomen logische onderwerpen. Een schrijver moet iets relevants en urgents proberen te vertellen over de tijd waarin hij leeft. Wel, ik denk dat er, op de val van de Berlijnse Muur en de ineenstorting van de Sovjet-Unie na, niets belangrijkers in mijn leven is gebeurd dan de eenwording van Europa.’ Maar voor een roman bleek dat, tot ‘De hoofdstad’ verscheen, dus niet interessant genoeg. Raar toch? ‘Misschien heeft het ermee te maken dat de horizon van veel auteurs, zonder dat ze het zelf beseffen, nog heel nationaal is. En met het feit dat het Europese project zo sluipend vooruitgaat. Al zestig jaar lang worden er kleine stapjes gezet. Helemaal anders dan wanneer Poetin de Krim annexeert. Op zo’n moment vliegt de geschiedenis als een bliksemschicht het leven van de mensen binnen. Dat is in zekere zin makkelijker. Als de Berlijnse Muur valt, zetten zich meteen tientallen schrijvers aan het werk. Maar Europa is een stille revolutie. En daarom moeilijker te begrijpen.’ Hoe hebt u het aangepakt? ‘Ik ben met veel betrokkenen gaan praten. Ik wilde absoluut vermijden dat Europa een abstract concept bleef in mijn boek. Het is een project dat door mensen in elkaar is gestoken. En alles wat mensen doen, kan je vertellen. Wie zijn ze? Wat denken ze? Wat zijn hun idealen? En hun problemen?’ Wie uw boek leest, zal zeggen: die technocraten zijn vooral bezig met hun eigen carrière. ‘Soms zijn ze opportunistisch, ja. Soms ook eerlijk en idealistisch. En soms verbitterd of gewoon depressief. Is het op uw redactie anders? Daar lopen vast ook hufters rond, maar daarom is De Standaard toch nog geen slechte krant? Hetzelfde kun je zeggen van de Commissie.’ Nationalistische spoken Centraal in uw boek staat het Big Jubilee Project waarmee enkele ambtenaren de kloof met de burger moeten dichten. Heeft Europa een nieuw verhaal nodig? ‘Nee. Europa beschikt al over een fantastisch verhaal. Het heeft vrede gecreëerd door het nationalisme te overwinnen. Alleen is het dat geniale idee van de stichters ergens onderweg vergeten. Hoe meer ik me ermee bezig hou, hoe onwaarschijnlijker ik dat vind. Walter Halstein, de eerste voorzitter van de Commissie, zei ooit dat de economische vervlechting van de verschillende natiestaten geen doel op zich was. Het was in de eerste plaats een middel om te vermijden dat ze elkaar, door in concurrentie te gaan, weer schade zouden gaan berokkenen.’ ‘Alleen zijn er langzaam maar zeker weerstanden opgedoken tegen dat verhaal. De gemeenschappelijke markt vond iedereen goed, zeker toen de economie floreerde, maar de naties wilde niemand opgeven. Daarom is men, eerst impliciet en dan expliciet, beginnen zeggen dat Europa alléén maar over de markt ging. En vervolgens zeiden de mensen natuurlijk: als het alleen maar een economisch project is, waarom houdt de Commissie zich dan ook met politiek bezig? Zo is de interne contradictie ontstaan. Zo is het project gaan wankelen.’ Hoe repareer je dat? ‘Door telkens weer aan het idee van de stichters te herinneren. In de eerste helft van de twintigste eeuw hebben we gezien welke criminele energie nationalisme kan losmaken. Bommen. Puinhopen. Auschwitz. Dat wilden we toch nooit meer meemaken? En dus beslisten we dat we, om de vrede te bewaren, het nationalisme achter ons zouden laten. Dat blijft toch een krachtig verhaal?’ Veel pro-Europese politici zullen dat bevestigen, maar eraan toevoegen dat je de mensen zeventig jaar later niet meer overtuigt door te zeggen dat de EU vrede heeft gebracht. ‘Omdat de politici alleen maar over vrede en niet over sociale vrede praten. Toen de Griekse crisis volop woedde, had Wolfgang Schäuble zich op de Duitse televisie tot de Berlijnse taxichauffeurs moeten richten. Hij had moeten zeggen: “Denken jullie nu echt dat jullie meer gemeen hebben met de baas van Volkswagen, omdat hij toevallig hetzelfde paspoort heeft, dan met jullie collega’s in Athene?” Schäuble deed dat natuurlijk niet. Hij vertikte het om hen iets uit te leggen over de zin van Europa en van transfers tussen de lidstaten. Hij kwam niet verder dan: “Wij Duitsers gaan niet betalen voor de luie Grieken”. Schäuble, die op hoogmissen graag de gloedvolle Europeaan uithangt, heeft zich toen als radicale anti-Europeaan gedragen.’ Slim fit-pakken Opvallend is dat de meest overtuigde Europeaan in uw boek, de gepensioneerde econoom Aloïs Erhart, zich helemaal buiten het apparaat bevindt. ‘Daar kan je vrijer en groter denken. Wie meedraait in het systeem, moet de boel draaiende houden. Dan verlies je het bredere perspectief wel eens uit het oog. Zeker de jongere generatie ambtenaren heeft daar wel eens last van. Ik noem hem in mijn boek de ‘salamanders’: de 25-jarige kerels die je in slim fit-pakken door de Europese wijk ziet wandelen. Ze leggen zich makkelijker neer bij de status-quo dan de oudere ambtenaren. Die hebben Jacques Delors nog meegemaakt als commissievoorzitter. Die gaan er vaak nog wel vol voor.’ Erhart is wel lid van een van de vele Europese denktanks, tot hij ook die met slaande deuren verlaat. Hij wordt gek van het gebrek aan inspiratie. Uit het leven gegrepen? ‘Als je al het geld dat naar die denktanks vloeit zou investeren in een voetbalclub, was het beter besteed. Ooit zat ik ook even in zo’n sekte. (lacht) Ik had er een lievelingsvijand: een Griekse econoom die dolgelukkig was omdat hij in een Engelse elite-universiteit was binnengeraakt. Oh, wat voelde hij zich belangrijk: “De Grieken moeten hun begroting op orde zetten, daar kan nog twintig procent gesneden worden”. Ik kon alleen maar denken: wat een idioot. Hij kwekte gewoon de praatjes van de financiënministers na.’ ‘Ik ben er uiteindelijk uitgestapt. Achteraf kreeg ik het rapport dat ze aan commissievoorzitter Barroso hadden overhandigd. Weet u wat erin stond? Dat Europa meer groei nodig had! Daarvoor waren er wekenlang talloze mensen naar Brussel ingevlogen. Intens treurig toch?’ Tijdens zijn afscheidsspeech stelt Erhart, die wel wat gelijkenissen met u vertoont, voor om in Auschwitz een nieuwe hoofdstad voor de Europese Unie te bouwen. Goed idee? ‘Een zeer logisch idee. Geen enkele Europese lidstaat accepteert immers dat de hoofdstad van een ándere lidstaat tot hoofdstad van de hele Unie wordt uitgeroepen. Daarom mag Brussel de titel ook nog steeds niet dragen. En dus zou het volkomen begrijpelijk zijn om voor dit postnationale project een nieuwe hoofdstad te bouwen. Een stad van de toekomst. Zo zou Europa aan zichzelf, aan haar burgers en aan de wereld kunnen tonen tot wat het allemaal in staat is. Het zou ook hout snijden om dat precies te doen in Auschwitz, de plek waar het oude Europa zeventig jaar geleden is ten onder gegaan.’ ‘Maar het is natuurlijk ook volkomen irrealistisch, zoals wel vaker met absoluut logische ideeën. Weet u, een paar jaar geleden woonde ik in Auschwitz een herdenkingsplechtigheid bij. Achteraf zeg ik tegen de Poolse baas van het museum: “Jammer dat er in geen enkele toespraak werd gewezen op het belang van Auschwitz voor de Europese eenmaking”. Hij keek me met grote ogen aan. Hij begreep er niets van: “Het zou net in ons belang zijn als de Duitsers dit kamp helemaal afbraken en het in hun eigen land weer opbouwden.” Wat een cynische gek, dacht ik. Tot ik twee weken geleden hoorde over die nieuwe wet van de Poolse regering.’ Wie ‘de Poolse natie’ van medeplichtigheid aan de Holocaust beschuldigt, dreigt drie jaar opgesloten te worden. ‘Dat komt eigenlijk op precies hetzelfde neer als wat die man mij vertelde: “Auschwitz? Niets mee te maken”. Verrückt!’ Kurz en Macron Wordt u, als u naar de ontwikkelingen in Polen en Hongarije kijkt, niet somber over Europa? ‘Soms verkijk je je van hieruit ook op de dingen. Ik ben onlangs een paar keer gaan spreken in Polen. Ik heb toen vastgesteld dat het verzet tegen de isolatiepolitiek van de regering daar heel levendig is. Zeker in de steden. Kaczynski vertegenwoordigt niet het hele land. Dat geeft hoop.’ ‘Tegelijk denk ik dat we de discussie dringend eens ten gronde moeten voeren. Van onze geschiedenis hebben we onthouden dat we de democratie met hand en tand moeten verdedigen. Maar moeten we ons dan ook niet eens afvragen wélke democratie het best bij onze huidige problemen past? Is dat niet de Europese? De les van Hitler en Stalin kan toch niet zijn dat we alleen voor nationale democratieën opkomen? Als die nationale democratieën de Europese democratie dreigen te vernietigen, moeten we ze dan niet afschaffen?’ ‘Als overtuigd democraat denk ik van wel. Sluit de nationale parlementen wat mij betreft morgen. Het zijn zij die verhinderen dat een Griek dezelfde toegang tot de sociale zekerheid heeft als ik. Waarom denken we niet na over een Europese democratie die alle burgers op dit continent gelijk behandelt?’ Daarover zullen ook veel linkse partijen het met u oneens zijn. Zonder een gemeenschapsgevoel is onze sociale zekerheid gedoemd, luidt de redenering. En dat gevoel is vaak nationaal. ‘Ik weet het: zij verdedigen tegenwoordig de nationale arbeidsmarkt en de nationale sociale zekerheid. Volgens mij trappen ze zo in de val van het nationalisme. Heel merkwaardig vind ik dat. De linkerzijde bestond toch altijd uit internationalisten? Waarom blijven er nog maar twee of drie sociaaldemocraten over die zich dat herinneren? Om hun eigen achterban te verdedigen bestrijden ze de werknemers in andere landen. Begrijp ik niets van.’ Wat denkt u eigenlijk van Sebastian Kurz, de nieuwe Oostenrijkse kanselier? Kan hij een brug zijn tussen Oost- en West-Europa? ‘Als Kurz al bruggen bouwt, dan toch vooral tussen zijn eigen trots en zijn ijdelheid. Die brug wandelt hij zelfs constant op en af. Nee, voor Europa is hij slecht nieuws. Hij voert al jaren obstructie in Brussel, zodat hij vervolgens in Wenen kan pleiten voor nationale oplossingen. Dat zal hij in zijn regering met de FPÖ (de extreemrechtse partij, red.) blijven doen. Bij de ambtenaren die hem hier hebben bezig gezien als minister van Buitenlandse Zaken heeft hij een erg slechte naam. Ik beschouw hem, in al zijn opportunisme, als een gevaarlijk man, ook omdat hij niet beseft wat hij kan aanrichten.’ ‘Maar toch schrijven de Oostenrijkse journalisten dat hij “zo jong” en “zo sterk” is. (zucht) Op zo’n moment ben ik blij dat ik in Brussel woon.’ Hoe kijkt u naar Emmanuel Macron? Kan hij het doemscenario afwenden? ‘Hij heeft zijn hand uitgestoken, met een paar goede voorstellen. Maar tot nu toe heeft niemand ze gegrepen. Zorgwekkend. Want als Macron mislukt met zijn Europees project, zullen de Fransen zeggen: dan gaan we toch voor de nationalistische oplossing. Dan wordt het over vier jaar Le Pen. En dan mag je het Europees project begraven. Dat beseft men onvoldoende.’ De eeuwige terugkeer Hebt u er nooit aan gedacht om de Europese Unie in uw boek te laten kapseizen? ‘Het Big Jubilee Project kapseist toch al in mijn boek? Ach, misschien gebeurt het wel in een volgend deel.’ U kunt het zich voorstellen? ‘Ja. Maar als het gebeurt, zou dat ontzettend triest zijn. Dan zullen we nog veel miserie op ons zien afkomen. En alle idioten die nu aansturen op het einde, zullen dan achteraf voor de ruïnes gaan staan en zeggen: “Dit mag nooit meer gebeuren”. En dan begint alles van voren af aan.’ Nogal wat recensenten hebben uw boek al vergeleken met ‘De man zonder eigenschappen’. Was Robert Musil een inspiratiebron? ‘Ook dat boek beschrijft de vooravond van een breuk in de geschiedenis, het einde van Oostenrijk-Hongarije. En ook toen speelde het opkomende nationalisme een grote rol. Natuurlijk zijn er gelijkenissen. Maar het is niet zo dat Robert Musil mijn grootste held is. Ondertussen heb ik meer bewondering gekregen voor schrijvers zoals Emile Zola of Balzac. Mensen van wie ik denk: waar haalden ze in godsnaam hun energie vandaan? De Comédie humaine van Balzac telt in mijn uitgave dertig delen. Als je die allemaal leest, begrijp je niet alleen een heel tijdvak maar weet je ook waar wij vandaan komen. Daar kan ik als schrijver alleen nederig voor knielen. (lacht) Ik heb één band geschreven en ik ben al moe.’ DSL, 23-02-2018 (Ruud Goossens) |