|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Een goede leraar leert je ook buiten de lijntjes te kleuren
Een goede leraar leert je ook buiten de lijntjes te kleuren
Katelijne Van der Pas geeft de experts die het onderwijs onder de loep nemen enkele punten om over te debatteren. Directeur Philip Brinckman is door minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) gevraagd om een expertengroep te leiden die de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs moet opkrikken (DS 3 maart). Hoe de minister bij hem is terechtgekomen? ‘Wellicht omdat ik hier en daar weleens een opiniestukje schrijf’, aldus Brinckman op Radio 1. Omdat opiniestukjes blijkbaar impact hebben, klim ik als directeur van een lerarenopleiding ook in mijn pen. Ik ben benieuwd welke richting de expertengroep zal inslaan. In een opiniestuk in De Tijd schrijft Brinckman immers: ‘Gewoon goed lesgeven en inzetten op kennisoverdracht én attitudetraining werden naar de marge gedreven’ en pleit hij voor een ‘totale make-over van de lerarenopleiding’. ‘Onervaren docenten hoger onderwijs verkopen vaak bedenkelijke inzichten aan aspirant-leerkrachten.’ Het klopt dat de kwaliteit van het onderwijs staat of valt met de kwaliteit van de leraar. Maar aan een spelletje zwartepieten wil ik niet deelnemen. Kinderen als ‘kapitaal’ Wat mij vooral interesseert, is hoe Brinckman zijn visie op onderwijskwaliteit wil rijmen met wat in de beleidsnota van Weyts staat: ‘Als kinderen ons kapitaal zijn, dan zijn leraren onze vermogensbeheerders.’ De leraar moet zich, volgens Weyts, volop kunnen toeleggen op zijn kerntaak: kennisoverdracht. En in de loop van de schoolcarrière van elk kind wil hij ‘regelmatige, uniforme, hoogstaande, Vlaanderenbrede proeven weven’. Om dan na te gaan of leraren voldoende leerwinst realiseren. Ik schrok van de toon: kapitaal en vermogensbeheerders? Kennisoverdracht als input en leerwinst als output? Staat dat niet haaks op wat Brinckman in zijn opiniestuk concludeert? ‘Als we alleen met een meetlatje naar het onderwijs kijken, verarmen we de school tot een markt die alleen oog heeft voor rendement, en dat is niet noodzakelijk hetzelfde als kwaliteit. Niet alles wat waardevol is, kan worden gemeten.’ Dat stemt mij hoopvol. Misschien is Brinckman het eens met wat wij als lerarenopleiding vinden: we moeten niet alleen meten wat meetbaar is, we moeten ons vooral afvragen wat gemonitord moet worden. Lesgeven beperken tot kennisoverdracht en attitudevorming is te simpel. Onderwijspedagoog Gert Biesta stelt dat goed onderwijs drie pijlers kent: kwalificatie (het wat), socialisatie (het hoe) en persoonsvorming (het waartoe). Het ‘wat’ is lezen, schrijven, rekenen, Frans, muzische vorming en andere onderwijsvakken. Het behelst in de eerste plaats kwalificaties. Je moet ze kennen en kunnen. Het zijn de vakken die getoetst worden. Als je de juiste cijfers behaalt, krijg je een diploma. Het ‘hoe’ gaat over de manier waarop leraren lesgeven, en daarin zit altijd impliciet een overtuiging. Elke beslissing die een leraar in de klas neemt, elke keuze die hij maakt in de manier waarop hij leerlingen aanspreekt of lessen vormgeeft, vertelt iets over zijn waarden en opvattingen. Een goede leraar vult dat aan met het ‘waartoe’. Hij wijst op de vrijheid en de verantwoordelijkheid om te kiezen: volg je het protocol, of wijk je ervan af? Kijk je met de nodige argwaan naar de ‘wij’ in ‘zo doen wij dat hier’? Want wie zijn die wij? En wie hoort daar niet bij? Biesta gebruikt daarvoor de term ‘de pedagogiek van de onderbreking’. De leraar ‘onderbreekt’ voortdurend met de vraag wat een wenselijke manier is om in de wereld te staan. Die vraag is risicovol en biedt geen garanties. Maar het is wel een prachtig risico. Als de leraar drie grote doelen moet dienen, dan geldt dat zeker voor de lerarenopleiding. Daarom gaan wij met de studenten, collega’s en het werkveld in gesprek en zoeken we samen uit wat we belangrijk vinden. We houden de student spiegels voor en bespreken het wisselende effect van gezag, betrokkenheid, discipline en vertrouwen. We lezen over identiteit en zelfontplooiing. We benadrukken dat leraren leerlingen moeten leren dat ze andere dingen belangrijk mogen vinden en dat ze in gesprek moeten gaan. De vraag die voorligt, is dus niet alleen: wat moeten de leerlingen kennen en kunnen? Maar vooral: wat moet een leraar kennen en kunnen? En ook: welke onderwijsstructuur heeft hij nodig? Geen manager, maar begeleider Ook lerarenopleidingen zijn zoekende. Maar wij kunnen ons niet kandidaat stellen voor de expertengroep. Hopelijk verandert dat nog. Toch wil ik alvast drie punten inbrengen om over te debatteren: 1. Het gaat niet over kennisoverdracht alleen. Kennis is belangrijk. Maar de leraar is geen manager van een lineair productieproces waarbij je de efficiëntie kunt meten tussen input en output. Hij is de begeleider in een complex en cyclisch leerproces dat naast het ‘wat’ vooral het ‘hoe’ en het ‘waartoe’ nodig heeft om effectief te zijn. 2. Toetsen zijn alleen nuttig om te meten wat meetbaar is en zijn maar één onderdeel van kwaliteitscontrole. Er moet stevig worden ingezet op een sterk beleidsvoerend vermogen dat een evenwichtige sturing van de drie genoemde pijlers kan voorleggen. 3. De vlakke loopbaan van de leraar moet herbekeken worden. De juiste onderwijservaring moet beloond worden en blijvende professionalisering moet een plicht zijn. Mijn sollicitatie is alvast ingediend. DS, 11-03-2020 (Katelijne Van der Pas) |