|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Conservatieven en progressieven verschillen minder van elkaar dan ze graag denken
Conservatieven en progressieven verschillen minder van elkaar dan ze graag denken
Conservatieven en progressieven hebben meer gemeen dan ze vaak denken, schrijft Kris Peeters. De echte breuklijn is die tussen wie openstaat voor de ander, en wie zich voor de ander afsluit. Wie mij een beetje kent, zal mij zonder twijfel als ‘progressief’ (dis)kwalificeren. Niet voor niets staat er ‘mobiliteitsveranderaar’ op mijn visitekaartje. De wereld waarin wij leven is niet af. Het is erger: er is een hoek af. Als die er niet snel weer wordt aangezet, verliezen we alles. Dat is geen donkere gedachte van Somberman. Het is de realiteit die ons door het kruim van de wetenschappers wordt voorgehouden. We overschrijden momenteel zes van de negen planetaire grenzen: die van klimaat, biodiversiteit, stikstof en fosfor, zoetwatergebruik, landgebruik en chemische verontreiniging. De hydroloog Johan Röckstrom, een van de vaders van het concept, waarschuwt dat we niet ver verwijderd zijn van een aantal omslagpunten die onomkeerbare veranderingen in gang zullen zetten. Grote delen van de aarde zullen daardoor onbewoonbaar worden. Dat is het slechte nieuws. Het goede nieuws is dat de overschrijding van die omslagpunten niet onafwendbaar is. Een van de drie grenzen die we vandaag respecteren, die van de hoeveelheid ozon in de stratosfeer, overschreden we dik dertig jaar geleden wel. Dankzij het Montreal Protocol slaagde de mens erin zijn gedrag aan te passen. De les? Verandering kan wel degelijk leiden tot verbetering. Het heeft dus zin om progressief te zijn. Dat brengt ons bij de bevreemdende paradox dat we moeten veranderen om te bewaren wat we hebben. Ik ben progressief omdat het moet van de conservatief in mij. Die is aardig behoudsgezind als het aankomt op natuur, open ruimte, stilte, gezonde lucht, drinkbaar water of biodiversiteit. Hoe onvolmaakt ook, er zijn in deze wereld best wel wat dingen de moeite waard om nog– en al – te bewaren: vrede, democratie, mensenrechten en sociale rechten, dierenrechten, materieel én immaterieel erfgoed, enzovoort. “Nog” en “al”. Het is belangrijk om die woorden toe te voegen. Ze maken de verdiensten van zowel conservatieven als progressieven zichtbaar. En ze laten zien dat die twee complementair zijn en niet elkaars tegenpolen. Shoppingcentra verboden Hoe steriel de tweedeling conservatief-progressief eigenlijk wel is, realiseerde ik me vorige week toen we met onze verkeerskundestudenten op studiereis waren in Freiburg. Die stad in het Zwarte Woud is vandaag een internationale referentie op het vlak van duurzaam en kwaliteitsvol leven. Dat kwam niet zomaar uit de lucht vallen, vertelde onze lokale gids, het is het resultaat van een strijd die al begon in de jaren 70. Eerst vooral ‘tegen’. Tegen een geplande kerncentrale. Tegen de smog. Tegen zure regen. Daarna vooral ‘voor’. Voor gezondheid. Voor de lokale land- en bosbouw. Voor traditionele producten. Voor een sterke lokale economie. De goede verstaander heeft het al begrepen. Aan de wieg van het succesverhaal van Freiburg stond een coalitie van boeren, ondernemers, studenten en intellectuelen. Of anders gezegd: van conservatieven en progressieven. Het was de start van een beweging van onderuit richting een korteketeneconomie (voor dat woord bestond), alternatieve energie en gedurfde keuzes op het vlak van ruimtelijke ordening en mobiliteitsbeleid. Belangrijk: bij het opmaken van de balans blijkt dat de keuze om iets niet te doen soms even cruciaal is als die om iets wel te doen. Freiburg koos er bijvoorbeeld voor om geen shoppingcentra te vergunnen. Was dat een progressieve of een conservatieve beslissing? In ieder geval was het resultaat: minder autoafhankelijkheid en een bloeiend stadscentrum. Natuurlijk liepen de paden van conservatieven en progressieven niet altijd gelijk. Maar ook dan kwamen ze soms nog verrassend samen. In de jaren 90 werd het voormalige militaire domein Vauban in Freiburg bezet door langharig werkschuw tuig en daarna door coöperaties omgetoverd in een woonwijk zonder auto’s. Destijds werd het experiment meewarig bekeken als een bedenksel van naïeve alternatievelingen. Vandaag dient het als uithangbord van de stad – tot op de Wereldtentoonstelling van Shanghai toe. De leefkwaliteit in de wijk maakt niet alleen dat er wachtlijsten zijn om er een woning op de kop te tikken, er komen nu ook conservatief denkende mensen wonen die de rust, het groen en de nabijheid van de vele voorzieningen waarderen, maar die weinig ophebben met het activisme waar de wijk het resultaat van is. Naar verluidt leidt dat geregeld tot wederzijds onbegrip, terwijl de waardering van de vroegere sceptici natuurlijk de ultieme vorm van appreciatie is. Als het goed is, ontmoeten beide kampen elkaar in de publieke ruimte – op de pleintjes waar hun kinderen spelen, op een terras of op de tram – en ontdekken ze daar dat wat hen fysiek samenbrengt, hen ook mentaal zou kunnen verbinden. Als het tegenzit, blijven ze gevangen in hun digitale bubbel, waarin de ander wordt weggezet als iemand met slechte ideeën of zelfs slechte intenties. Het ooit als venster op de wereld gepresenteerde smartphonescherm schermt ons er almaar vaker van af. Groene zelfkastijding De echte breuklijn is niet die tussen progressieven en conservatieven, maar die tussen mensen, bewegingen, partijen die openstaan voor de ander en zij die zich ervoor afsluiten. Alleen de eersten zijn in staat om de democratie te vieren. Anders dan dezer dagen door politici aan beide zijden van het ideologische spectrum wordt gesuggereerd, is de essentie van democratie niet het ene of het andere monolithische blok aan de macht brengen dat ‘de’ mening van ‘de’ burger vertolkt. Democratie is een permanent uitwisselingsproces van ideeën, ervaringen en verzuchtingen. Dat verloopt met horten en stoten en is verre van pijnloos. Maar dat is net de kracht ervan. Zoals de atleet beter wordt van elke afmattende training, zo wordt de veelstemmige samenleving ook beter van elke clash van ideeën. Als we die ideeën niet vooraf afserveren wegens komende uit de andere hoek, kunnen we zowaar ontdekken dat we vaak gewoon andere woorden gebruiken voor hetzelfde. Waarin verschilt de “ontworteling” van conservatief rechts van de “vervreemding” van progressief links? Ideeën en inzichten verwisselden in het verleden geregeld van jasje zonder dat we het in de mot hadden. Consuminderen wordt door conservatieven vandaag verketterd als groene zelfkastijding. Maar Peter Sloterdijk wees er in zijn boek Het kristalpaleis al op dat ‘verspilling’ een oud conservatief thema is met diepe wortels in agrarische samenlevingen waar schaarste een tastbaar gegeven is. Of neem ‘degrowth’. Conservatieven sidderen bij de gedachte alleen al, maar niemand minder dan de conservatieve filosoof Roger Scruton vroeg zich twaalf jaar geleden al af of er “voorbij een bepaald punt misschien niet méér groei nodig is, maar minder”. Nog eentje om het af te leren, gegrabbeld uit de politieke actualiteit. Als het platteland als conservatief geldt en de stad als progressief, hoe zit het dan met een pleidooi voor meer en beter openbaar vervoer tussen de dorpen? Is dat dan progressief of conservatief? En vooral: maakt dat iets uit? Kris Peeters, lector verkeerskunde (Hogeschool PXL) Blog DS, 04-05-2024 Laatst aangepast door bijlinda : 6th May 2024 om 00:31. |