actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > NASLAG > Sociaal-wetenschappelijke achtergronden
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 27th June 2022, 03:06
bijlinda's Avatar
bijlinda bijlinda is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Nov 2004
Locatie: Hasselt
Posts: 1,815
Arrow Zonde van de staat: de wereld is groter

Zonde van de staat: de wereld is groter


Martha Nussbaum heropent het debat over het kosmopolitisme. Een populair ideaal is het niet. Maar misschien eerder omdat er veel misverstanden rond bestaan, want het is de antipode van de neoliberale globalisering en van de oude natiestaat.



In 2010 was nog eens zo’n discussie gaande over de Vlaamse identiteit en het daarop gebaseerde politieke nationalisme. Dat denken verbindt identiteit, natie en staat, maar herleidt dat alles ook tot elkaar. De liberale politici Guy Verhofstadt en Sven Gatz lieten hun scepsis daarover de vrije loop – Verhofstadt zag het nationalisme zelfs onvermijdelijk eindigen in Auschwitz. De Vlaams-nationalist Geert Bourgeois (N-VA), toen Vlaams minister en nu Europarlementslid, voelde zich aangesproken. Hij noemde het duo ‘neoliberale ontwortelde kosmopolieten’, die volgens hem ‘gebakken lucht hebben verkocht, zoals de wereldwijde financiële crisis heeft aangetoond’.

Dat was ondelicaat geformuleerd. De laatste die tot dan toe over ‘ontwortelde kosmopolieten’ sprak, was Sovjetdictator Stalin, in zijn antisemitische campagne van 1947-48. Nu waart het begrip weer rond, in extreemrechtse complottheorieën, waarin een Joodse wereldheerschappij tot stand komt door het ondermijnen van de natiestaat.

Stalin en Bourgeois zien het begrip als een pleonasme. Kosmopolieten zouden er zich immers net door kenmerken dat ze ‘ontworteld’ zijn, vervreemd of losgesneden – de degeneratie komt nabij – van moederland, natie en nationale eigenheid. Of doordat ze die, al dan niet uit ‘schaamte’ of ‘oikofobie’, afwijzen of negeren. Nationalisten eisen identificatie, loyaliteit en inzet exclusief op voor de natie.


Verwarring

Toch is het maar de vraag of de bankencrisis van 2007 wel iets te maken had met kosmopolitisme. Tenslotte vloeide ze vooral voort uit een al te inhalige, inderdaad neoliberaal geïnspireerde, globale financiële speculatie. Bourgeois verwart hier kosmopolitisme met globalisering, een reëel bestaande economische en financiële praktijk die steunt op vrijhandel en deregulering, in de late 20ste eeuw een hoge vlucht nam en onverschillig staat tegenover wie ervan de dupe is – dat zou de historisch onafwendbare prijs van vooruitgang en innovatie zijn. ‘Verliezers van de globalisering’ is een bekend begrip geworden. Vaak zijn dat mensen wier jobs naar lagelonenlanden verdwenen. En de nationale politiek moet dat maar oplossen. Kosmopolitisme is iets anders. Het wereldburgerschap berust op een besef van mondiale lotsverbondenheid, in een gedeelde zorg voor de menselijke waardigheid, en dus voor internationale mensenrechten. Zo definieert de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum het in haar jongste boek De kosmopolitische traditie.

Deze titel ruimt al een volgende misvatting op: kosmopolitisme is geen postmodernistische relativering, woke zotternij of anderszins modieuze bevlieging. Nussbaum plaatst het in een 25 eeuwen lange traditie van politiek denken, die, via onder anderen Cicero, Hugo Grotius en Adam Smith, een bron vindt in het klassieke Athene, bij de onthechting van Diogenes de Cynicus. Toen hem gevraagd werd waar hij vandaan kwam, identificeerde hij zich kortweg als kosmopolitès, wereldburger, niet met een afkomst, een klasse of sociale positie. Dat is waarschijnlijk een fictief verhaal, voegt Nussbaum eraan toe, maar het dateert wel, samen met het idee dat het propageert, al van de vijfde eeuw voor Christus.


Ooit, het esperanto

Die traditie tekent zich ook af in tellingen in de bestanden van Google. Kosmopolitisme vindt als gespreksonderwerp een schriftelijke neerslag van in de latere 18de eeuw en blijft gestaag aanwezig, met meerdere pieken, in de 19de eeuw – het varieert wel volgens taalgebied. Het wint aan interesse na elke wereldoorlog, maar zakt dan weg, toch in het Frans en het Duits, maar na een volgende piek rond het jaar 2000; wint het nu, toch in het Engels, weer stilaan aan belang.

In die tellingen speelt globalisering daarentegen amper een rol. Het begrip duikt in publicaties pas op wanneer het zijn expansie in de praktijk al is begonnen, aan het eind van de vorige eeuw.

Het kreeg toen wel een heel specifieke betekenis, maar het blijkt niettemin maar weinig nood aan filosofische reflectie te kennen. De reden waarom is te vinden in het boek Vrijheid van de Belgische historica Annelien De Dijn. Rond 1800, toen de natiestaat zijn opgang begon, voltrok zich in het denken over vrijheid een breuk. Het ook al uit het oude Griekenland stammende ideaal dat vrijheid definieerde in een context van democratische zelfbeschikking, versmalde in een individualisme dat vrijheid toespitste op privé-eigendom en een aan de staat en de wet onttrokken economisch liberalisme – een begrip dat op die manier ook een tautologie werd. Na het einde van de Koude Oorlog kon de economische macht een mondiale dimensie krijgen in de globalisering. Een nieuw ideaal als glocal, als combinatie van lokaal en globaal, alsof het ene het andere zou compenseren, maar vooral met helemaal niets meer daartussen, oogt dan toch snel als een doekje voor het bloeden,

Kosmopolitisme kan vaag en strikt voluntaristisch klinken, zoals in het genereuze idealisme dat ooit het Esperanto bedacht. De relevantie ervan wordt al veel minder abstract nu de hele planeet steeds vaker kwesties op het bord krijgt waarvoor antwoorden op nationale of zelfs continentale schaal nooit zullen volstaan. De klimaatverandering of het risico op pandemieën illustreren die mondiale lotsverbondenheid. Een voorproefje ervan was het nog relatief simpel te dichten, door drijfgassen veroorzaakte gat in de ozonlaag.


Veel nieuwe verliezers

Zo belandt kosmopolitisme via het dubieuze verwijt van Geert Bourgeois aan twee kanten in een conflict: met de economische eenzijdigheid van de reëel bestaande globalisering, en met de eis tot exclusiviteit van de natiestaat.

De economische globalisering botst ondertussen hard tegen vooral ethische grenzen aan, net omdat ze mist wat kosmopolitisme wel aan uitdieping te bieden heeft in mensenrechten en het besef van lotsverbondenheid. Want hoe voelt het om straks in een café in pakweg Izegem te kijken hoe de Rode Duivels in Qatar gaan voetballen in stadions die zijn gebouwd met slavenarbeid uit Zuid-Azië? Of dat een ordinair gebruiksvoorwerp als de gsm grondstoffen benut waarvan de exploitatie in Oost-Congo daar al decennialang een gruwelijke oorlog in stand houdt? Of dat het Amerikaanse Apple zijn spul laat maken in China, maar belastingen (een beetje toch) betaalt in Ierland?

De vraag is ook praktisch: wat betekent het als de globale economische aanvoerlijnen zo hard falen dat Europa en de VS nu te kampen hebben met een gebrek aan computerchips of, bij het begin van de coronapandemie, aan iets zo simpel als mondkapjes? Temeer als bedrijven kunstmatige schaarste creëren in het globale containertransport, waardoor ze hogere tarieven kunnen aanrekenen en met minder kosten meer inkomsten en meer winst kunnen boeken? En ja, het is mogelijk om daarvoor de ogen te sluiten en terug te plooien op de natiestaat. Maar hoe duurzaam kan dat zijn? Chaos is noch efficiënt, noch effectief – en kan alleen veel nieuwe ‘verliezers’ opleveren, naast slechts enkele ‘winnaars’.


Mankementen

De risico’s van begripsverwarring of van slordig of geïdeologiseerd denken rond deze thema’s maant Martha Nussbaum zichtbaar tot voorzichtigheid. Ze gaf haar boek dan ook een relativerende ondertitel mee, waarin ze de kosmopolitische traditie ‘een nobel maar onvolkomen ideaal’ noemt. In het Engels klinkt het nog sterker: de traditie is ‘flawed’, er zitten mankementen aan. Denken over kosmopolitisme is een work in progress, waarbij op de visie van elk van de auteurs die ze behandelt wel iets af te dingen valt. Die voorzichtigheid brengt haar er ook toe om, sterker dan in vorige publicaties, dan toch maar de natiestaat en zelfs een nationalistisch liberalisme te benadrukken als een geschikte context voor een kosmopolitische ethiek, een gedachte waarvoor ze vooral op Grotius steunt.

Het is een optie die misschien in de VS geldig is – het is dan ook op zichzelf al een groot land – maar die in Europa ronduit problematisch kan worden. Het identitaire nationalisme is er zelfs uitgesproken kritisch voor politieke actie die de nationale grenzen overstijgt en het koestert vooral argwaan tegenover een organisatie als de EU – de Britten trokken er zoals bekend zelfs uit omdat ze hun identiteit en soevereiniteit bedreigd achtten. De EU voelt zich – ietwat ondanks zichzelf, of liever, ondanks wat in haar lidstaten leeft – pas de laatste maanden, en alleen als gevolg van een acute buitenlandse dreiging, de oorlog in Oekraïne, verplicht tot het demonstreren van eenheid in het bevestigen van collectieve humanitaire waarden en daarop gesteunde geopolitieke ambities – wat nog lang geen kosmopolitisme is.


Straatje zonder eind

Nussbaum kiest voor een bescheiden nationalistisch liberalisme omdat ze lijkt te denken dat het meer aanvaardbaar is als alternatief voor een zowel in de VS als in Europa best wel succesrijk intolerant en vaak zelfs racistisch nationalisme. Zo’n strategie is een straatje zonder einde voor de Belgische historicus Stefaan Marteel, die in Firenze promoveerde met een proefschrift over de intellectuele bronnen van de Belgische revolutie van 1830. In een essay dat vorig jaar verscheen, formuleerde hij een veel scherpere en vooral radicalere kritiek op de natiestaat – die hij in zijn proefschrift in België geboren zag worden – en het nationalisme dat het schraagt. Zijn titel is dan ook duidelijk genoeg: Natiestaat contra Republiek.

Zijn brede betoog citeert opvallend veel auteurs uit het Cambridge Centre for Political Thought (hij had slechtere inspiratiebronnen kunnen kiezen) en is haast een complement van de studie van Annelien De Dijn over het denken over vrijheid. Het essay bepleit de democratische en ethische superioriteit van een in de geschiedenis ‘verloren schat’: de republikeinse politieke traditie – niet te verwarren met het rechtse conservatisme dat zich in de VS of Frankrijk van die term bedient.

Dat republikeinse denken groeide van in de renaissance en de verlichting op basis van universele mensenrechten. Het nationalisme vraagt van zijn ingezetenen slechts dat ze de nationale identiteit zouden omarmen, om erin ‘geworteld’ te blijven, alsof met de natiestaat geen politiek meer nodig is. Dat valt niet te verzoenen met een actief postnationaal republikeins burgerschap. Zoals de natiestaat, zo citeert Marteel de Franse econoom Thomas Piketty, slechts de institutionele omkadering is van ‘de bezittersmaatschappij’, die niet te overstijgen is als niet ook de natiestaat wordt overstegen. In zo’n context maken universele mensenrechten geen kans – daarvoor is transnationale politieke actie nodig. Kosmopolitisme moet ergens beginnen.

Literatuur:

+Martha C. Nussbaum, De kosmopolitische traditie. Een nobel, maar onvolkomen ideaal, Querido, 2022.

+Annelien De Dijn, Vrijheid. Een woelige geschiedenis, Alfabet, 2021.

+Stefaan Marteel, Natiestaat contra Republiek. De ‘verloren schat’ van het republikeinse universalisme, Garant, 2021.


DSL, 25-06-2022 (Marc Reynebeau)
Met citaat antwoorden
Antwoord


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 04:29.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.