actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > ACTUALITEITSFORUM > Just Comments...
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 28th January 2021, 14:04
Tim.B*elemans Tim.B*elemans is offline
Registered User
 
Geregistreerd op: Sep 2016
Locatie: Baarle-Hertog
Posts: 179
De maakbaarheid van seksualiteit: wat seks zegt over onze samenleving

Seks lijkt dan wel een privézaak, de manier waarop we eraan doen, wordt door veel meer factoren bepaald dan enkel jij en je eventuele partner(s). Dat zegt huisarts en schrijver Staf Henderickx. Hier schrijft hij hoe de samenleving meekijkt in bed en wat daar de gevolgen van kunnen zijn.

In mijn jeugd werd nog geloofd dat je doof werd van masturbatie, zaten vrouwen en mannen apart op de kerkbanken en was scheiding een schande. Pas eind jaren 1960 begon de jeugd die bekrompen kijk op seksualiteit uit te dagen. Ze wilde komaf maken met taboes, vooroordelen en het binaire man-vrouw-denken. 'Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt', schreef Simone de Beauvoir in De tweede sekse. Toch claimde John Gray in zijn pseudowetenschappelijke bestseller uit de jaren 1990 van de weeromstuit dat 'mannen van Mars en vrouwen van Venus' komen. Zo wilde het oude vakjesdenken het: er was iets mis met je wanneer je niet aan het stereotype van een jongen of meisje voldeed.

Toch probeerden we, Simone de Beauvoir indachtig, onze kinderen uniseks groot te brengen - jongens mochten met poppen spelen en meisjes met autootjes. Lukken deed het niet echt. Al kwamen er barsten in het 'glazen plafond', de meeste vrouwen werden er netjes onder gehouden. Daarbij vond het oude hokjesdenken een nieuwe bondgenoot in de neurobiologie: het leek erop dat er 'biologische geprogrammeerde verschillen' waren tussen het mannelijke en het vrouwelijke brein. Vrouwen, zo luidde het, waren te intuïtief voor wiskunde en mannen te gefocust om het huishouden te doen.

Er tekenden zich in de wetenschappelijke wereld twee kampen die zich afvroegen of gedrag nu biologisch bepaald was, dan wel cultureel of sociaal aangeleerd. Nature versus nurture, genen versus omgeving, of biologie versus sociologie. Zijn eigenschappen genetisch bepaald of spelen omgevingsfactoren en wijzelf een bepalende rol?
'De mens is van nature een cultuurwezen'

Alle organismen in de natuur evolueren in wisselwerking met hun omgeving. Een boom verandert de bodem met zijn wortels en gevallen bladeren. Waar grazers leven, blijft een open landschap met specifieke fauna en flora behouden. Ook de mens ontwikkelt zich in dat samenspel van biologische mogelijkheden en omgevingsinvloeden, zo leert de geschiedenis ons.

In de lange periode tussen de oorsprong van de eerste mensachtigen 2,4 miljoen jaar geleden tot het ontstaan van de Homo sapiens 250.000 jaar geleden, werd de biologische onderbouw van ons seksueel gedrag verankerd. Maar toen onze verre voorouders vuistbijlen en andere gebruiksvoorwerpen gingen maken en collectieve jacht- en verzameltechnieken gingen uitproberen, groeide het brein ook stelselmatig. Er kwam een biologische én culturele evolutie op gang.

De maakbaarheid van seksualiteit: wat seks zegt over onze samenleving

Toen twaalfduizend jaar geleden mensen zich vestigden in nederzettingen, had dat ingrijpende gevolgen. Er ontstonden ingewikkelde samenwerkingsverbanden, het leven werd complexer. De voedselproductie steeg. Het werd mogelijk voorraden aan te leggen in aarden kruiken en graansilo's. Veestapels werden groter. Er ontstonden vormen van privébezit en er kwamen rijkere mensen. De verschillen tussen de sociale lagen groeiden uit tot klassen van mensen. Dat vertaalde zich in nieuwe menselijke relaties en in andere seksuele gewoonten. Bij de jagers-verzamelaars speelde het delen van seks en het gemeenschappelijk opvoeden van de kinderen een verbindende rol, in de nieuwe landbouwmaatschappij werden seks en opvoeding gaandeweg privézaken. De vroegere stammen, clans, gemeenschappen en de grotere familie verloren aan betekenis. De 'directe familie' met kinderen, bijvrouwen en slaven werd de basis van de samenleving. Op die manier garandeerden de elites het vaderschap en beschermden ze hun erfrecht.

Dat was een keerpunt. Voortaan was niet langer de biologische aanpassing via de veranderingen in het DNA de dominante factor. De mens paste zijn omgeving aan met zijn cultuur, zijn intelligentie en door samenwerking. Ook de ontwikkeling van (geschreven) taal droeg daaraan bij. De mens werd maker van zichzelf.

Monogamie (met een achterpoortje) als norm

Om het erfrecht te beschermen werd sociale monogamie de norm in de standenmaatschappij. Het huwelijk, een zakelijk contract, was er de hoeksteen van. Maar omdat het bloed kruipt waar het niet gaan kan, werden seksuele betrekkingen buiten het huwelijk getolereerd. De monogamie focuste vooral op de opgelegde kuisheid van de vrouw binnen het huwelijk. Voor mannen waren de wetten veel inschikkelijker. Bij sociale monogamie lijkt het alleen maar dat iedereen monogaam is, maar tracht ieder individu toch al dan niet stiekem zijn genen door te geven aan meerdere partners. De achterliggende drijfveer was: het erfrecht en privébezit in mannelijke lijn beschermen en de overdracht ervan veilig reguleren. Het was meteen het begin van de dubbele moraal voor mannen en vrouwen.

Vroeger konden alleen vogels vliegen. Dat kunnen we vandaag ook, en nog wel verder en sneller. Die maakbaarheid vertoont zich ook in ons seksueel gedrag

Zo schatte men in het Victoriaanse Londen van de jaren 1840 het aantal prostituees op 50.000 op een bevolking van twee miljoen. Alleen Wenen, de keizerlijke hoofdstad van het Habsburgse rijk, overtrof Londen: de stad telde in 1820 20.000 prostituees op een bevolking van 400.000 inwoners. 'De prostituee is het offer op het altaar van de monogamie,' schreef de seksuoloog Jos Van Ussel daarover. Achter het Victoriaanse gordijn van preutsheid en burgerlijke moraal ging een ongeziene schijnheiligheid schuil. Die dubbele moraal blijft vooral in sommige kringen springlevend. Het seksschandaal van het Hongaarse Europarlementslid Jozsef Szajer van de oerconservatieve partij van Orban is daar een recent voorbeeld van.

Dat sinds de industriële revolutie ook vrouwen als werkneemsters aan de slag gingen, had twee gevolgen. Enerzijds ondermijnde de evolutie de traditionele gezinsstructuren omdat de vrouwen niet op dezelfde manier voor hun kinderen konden zorgen als daarvoor, anderzijds leidde het tot 'een hogere vorm van gezin' waarbij vrouwen de ware gelijken werden van de mannen. Ze kregen meer grip op hun privéleven want ze gingen nu geldelijk bijdragen aan het gezin en bleven niet langer onder de directe controle van hun mannen of vaders.

Cultureel gestuurde biologie

Vroeger konden alleen vogels vliegen. Dat kunnen we vandaag ook, en nog wel verder en sneller. Die maakbaarheid vertoont zich ook in ons seksueel gedrag. Was dat voorheen vooral biologisch gestuurd, dan nam de culturele sturing het in de loop van onze geschiedenis steeds meer over.

Laten we ter illustratie daarvan eens kijken naar de manier waarop we (geen) kinderen krijgen.

Tot 1964 hing een mogelijke zwangerschap als een zwaard van Damocles boven het bed van een vrijend koppel. Dat heeft lang meegespeeld in het dwingend verbod op voorhuwelijkse betrekkingen. In 1964 kwam de pil op de markt, gevolgd door een scala van andere betrouwbare voorbehoedsmiddelen. De culturele evolutie koppelde seks los van voortplanting. Voortaan kon je vrijer van seks genieten en konden mensen samen beslissen wanneer en hoeveel kinderen ze samen wilden.

Ook wanneer kinderen maken niet via de natuurlijke weg gaat, is daar tegenwoordig de cultuur. Vroeger konden vrouwen slechts op één manier zwanger raken: door coïtus. Vandaag maken spermabanken en bevruchtingstechnieken het vrijen en soms zelfs een man onnodig. En nu genetische screening van embryo's niet alleen op ziektes en gezondheidsrisico's maar ook op gewenste kenmerken in opmars is, willen veel ouders niet alleen een gezond, maar ook een perfect kind.

Nature zonder nurture betekent status quo
Alles reduceren tot nature - 'de aard van het beestje', de biologie - leidt tot stereotiepe beoordelingen en foute veralgemeningen in de stijl van: 'Meisjes zijn lief en jongens zijn stoer.' Vlaamse mannen hangen op feestjes inderdaad weleens aan de toog terwijl de vrouwen zich op de dansvloer uitleven, maar dat mag je niet veralgemenen tot 'typisch mannelijk' gedrag: in Afrika, Griekenland en Argentinië stelen immers net de mannen de show op de dansvloer.

Zulke stereotyperingen, die groepen mensen herleiden tot bepaalde biologische eigenschappen, ontwrichten gemeenschappen. Het reductionisme, dat het menselijk gedrag verklaart louter vanuit biologie, leidde zelfs tot de Jodenvervolging door de nazi's. Toch raakte de visie op mensen na de Tweede Wereldoorlog niet helemaal in diskrediet. Hij bereikte zelfs een nieuwe piek in de jaren 1970. De theorie van Darwin werd toen misbruikt om de almacht van de natuurlijke selectie te staven: ieders eigenschappen en gedragingen zouden daar de rechtstreekse producten van zijn.

De meeste mensen willen absoluut niet terug naar de bekrompen en seksistische oude opvattingen over seks, behalve extreemrechts

Reactie daartegen kwam er met het beroemde boek Not in our genes van de geneticus Richard Lewontin, de neurobioloog Steven Rose en de psycholoog Leon Kamin. Deze auteurs verdedigden dat 'alle organismen - maar vooral mensen - niet eenvoudigweg het resultaat zijn van hun omgeving, maar ook de oorzaak.' De drie legden ook een verband tussen de piek van het reductionistisch denken en de opgang van 'het nieuwe conservatisme van Thatcher en Reagan' in die jaren, wat men later 'het neoliberalisme' is gaan noemen.

Verbazend was dat verband niet. Want dat eigenschappen en gedragingen fataal onveranderlijk zouden zijn wegens de genen, impliceert dat ze onvermijdelijk door de natuur zijn gecreëerd. En wat 100 procent genetisch bepaald is, is dan ook onveranderlijk. Elke poging tot verandering die niet genetisch gedragen is, wordt dan futiel en zelfs schadelijk bevonden. De Britse premier Thatcher zag de samenleving als niets meer dan de optelsom van alle individuen. Werkloosheid, burn-out, armoede, psychische problemen: het was allemaal een teken van persoonlijk falen. Structurele oplossingen waren dan ook niet aan de orde.

De meeste mensen willen absoluut niet terug naar de bekrompen en seksistische oude opvattingen over seks. Behalve extreemrechts. Dat zweert bij de vader als autoritaire kostwinner en de moeder aan de haard. Vandaag vind je dat georganiseerd antifeminisme terug bij de neomasculienen van nieuw rechts, zoals bij Schild en Vrienden van Vlaams Belanger Dries van Langenhove. Op duizenden obscure blogs, fora en sites, die bekendstaan als de manosfeer, kloppen ze hun mannelijkheid op. Volgens hen hebben jobs, huishoudelijk comfort en de pil de vrouw lelijk en dik gemaakt. Wie zich inzet voor seksuele rechten en diversiteit, krijgt bakken beledigingen en bedreigingen over zich heen met als finaliteit dat er een piemel in moet.

Nochtans is de wetenschappelijke discussie over dat genetisch reductionisme vandaag, bijna zeventig jaar na het ontrafelen van de chemische structuur van het DNA en bijna twintig jaar na het ontrafelen van het menselijk genoom, wel beslecht. De veronderstelling dat je de verscheidenheid van het leven enkel kunt verklaren vanuit het oogpunt van het gen houdt geen steek. Ook ons seksueel gedrag is grotendeels gevormd door invloeden van bij de geboorte, door de opvoeding en de omgeving.

Vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid zijn sexy

Meer dan 90 procent van de tijd sinds het ontstaan van de homo sapiens hebben mensen geleefd in samenlevingen van jagers-verzamelaars die voedsel, onderdak en alles wat nodig was om te overleven, onder elkaar verdeelden in relatief egalitaire maatschappelijke omstandigheden. Zij konden overleven dankzij deze heersende cultuur van sociaal en coöperatief gedrag. Dat werd niet van buitenaf of door ethiek afgedwongen, maar was nodig om er gemeenschappelijke problemen mee op te lossen. Dat gedrag raakte ook de seksualiteit en het ouderschap. Mensen sliepen toen met meerdere mensen, zoals velen dat vandaag doen. Alleen hadden ze niet het gevoel dat ze daarnaast op zoek moesten naar De Ware.

Vandaag kraakt het kerngezin - ouders met hun kinderen - in zijn voegen. In mijn leven als huisarts heb ik het Vlaamse gezin zien evolueren van 'mannetje-vrouwtje-kindjes' en 'huisje-tuintje-boompje' naar allerlei vormen van samenleven. In Europa maakt het kerngezin vandaag nog slechts 33 procent van alle gezinnen uit. Eénoudergezinnen - 10 procent van alle gezinnen wordt gerund door een alleenstaande moeder -, alleenwonenden, ongehuwd samenwonenden, latgezinnen, nieuw samengestelde gezinnen, co-ouderschap, holebi-ouderschap, mikadogezinnen,... Al die nieuwe samenlevingsvormen maken ondertussen de meerderheid uit van de gezinnen. Niet zo verwonderlijk als je naar onze geschiedenis kijkt. Tussen 2,4 miljoen jaar geleden en vandaag bestond het kerngezin immers maar enkele eeuwen.

De seksuele emancipatie is nog volop in beweging

Nu er meer seksuele vrijheid is en meer materiële en juridische gelijkheid tussen mannen en vrouwen, steken weer nieuwe vragen de kop op zoals: is het neoliberale individualiteitsdenken ook doorgedrongen tot in ons liefdesleven? Is seks verworden tot een koopwaar als geen ander? Kiezen we voor het eigenbelang in plaats van voor partner of kinderen? En hoe belangrijk is kapitaalkrachtig zijn hier?

Zeker is dat al die factoren een rol spelen in onze seksualiteit. Seksueel gedrag is geen louter individueel gebeuren, het hangt samen met sociale verhoudingen tussen mensen en met de heersende opvattingen. Laat mij dat illustreren met een voorbeeld uit mijn dokterspraktijk. Goele komt bij mij op consultatie en vertelt dat ze van Frank wil scheiden: 'Ik kan niet met hem praten en in bed botert het ook niet meer'. Ik nodig Frank uit voor een gesprek. Hij vertelt me dat hij doodop is. Hij heeft een voltijdse job in de bouw en na zijn uren gaat hij nog bijklussen, want hij moet het huis afbetaald krijgen. Slapen is 's avonds laat zijn hoofdbekommernis. Bij hoeveel Belgen leidt een gelijkaardige situatie tot seksuele ontgoochelingen en echtscheidingen? We weten immers dat burn-out vaak een synoniem is voor impotentie. We weten dat antidepressiva sekskillers zijn. Dat nacht- en ploegenarbeid ons bioritme en onze relatie verstoort. Dat werkloosheid en interim werk je kansen om samen een stabiele relatie op te bouwen verlaagt.

Weg met het hokjesdenken!

Ieders seksuele identiteit is een kristallisatie van allerlei economisch, sociale, culturele en psychologische invloeden. Iedereen verschilt en niemand hoeft niet per se in een hokje te passen. Laten we die diversiteit omarmen, wars van de norm: van houwen en trouwen tot single zijn of polyamorie. Het sociale verwachtingspatroon evolueert toch continu en overal, en het staat vandaag nog dikwijls voor bewuste of onbewuste dwang. Zo zorgt het verwachtingspatroon van de 'typische vrouw' ervoor dat vele vrouwen nog altijd een dagelijkse veldslag leveren waarbij ze zeventien rollen willen combineren: kok, poetsvrouw, chauffeur, job, hulp bij huiswerk, luisterend oor en sexy partner. Ploetermoeders. De seksuele emancipatie is nog volop in beweging.

Technologische, economische en maatschappelijke veranderingen brengen andere seksuele gedragingen met zich mee. In een samenleving waarin ongelijkheid kolossale proporties aanneemt en waarin bezit een doel wordt in plaats van een middel, zullen macht, bezitsdrang en geld ook hun stempel drukken op de seksuele beleving. Gemeenschappen waar vrouwen echter gelijke toegang hebben tot een inkomen en status en waar ze zelf vrij en zelfstandig over hun seksualiteit kunnen beslissen, zijn toleranter en seksueel actiever. De keuze is aan ons.

Bron: Knack
Datum: 28/01/2021
Met citaat antwoorden
  #2  
Oud 28th January 2021, 14:07
Tim.B*elemans Tim.B*elemans is offline
Registered User
 
Geregistreerd op: Sep 2016
Locatie: Baarle-Hertog
Posts: 179
Monogaam worden was evolutionaire topzet

Veel vrouwen hebben, is best lastig voor een man: je moet steeds maar vechten met rivalen en waken over je harem. Monogaam worden was misschien wel de beste zet die onze voorouders ooit gedaan hebben.

Zoogdieren lopen niet hoog op met monogamie: minder dan tien procent van alle soorten leeft in exclusieve paartjes. De nauwste verwanten van de mens geven maar net iets vaker de voorkeur aan koppelvorming: 15 tot 29 procent van de primatensoorten kiest ervoor als paar door het leven te gaan, en nog veel minder van hen doen aan monogamie zoals wij mensen die kennen – als een exclusief seksueel partnerschap tussen twee individuen.

Een vlekkeloze reputatie heeft de mens niet, zoveel is zeker. We gaan vreemd, scheiden van elkaar, en in sommige culturen trouwen we met meerdere partners. Zowat overal ter wereld komt polygamie voor. Maar zelfs daar waar het mag, kiest maar een minderheid voor die levensstijl. De meeste maatschappijen zijn georganiseerd rond de premisse dat een groot deel van de bevolking een langdurend, seksueel exclusief partnerschap aangaat.

Die keuze voor koppels lijkt onze soort geen windeieren te hebben gelegd. De ‘paarband,’ zoals een monogame relatie in wetenschappelijke termen heet, begon als een cruciale adaptatie bij een verre voorouder, en werd het fundament waarop de menselijke sociale systemen en ons evolutionaire succes gestoeld zijn. ‘Door die paarband hebben we meer dan een voetje voor op veel andere soorten’, weet antropoloog Bernard Chapais van de Université de Montreal.

Het monogame koppel ligt ook aan de basis van iets uniek menselijks: de uitgebreide en complexe sociale netwerken waarin we leven. Andere primaten kennen alleen familie aan moederszijde, maar de mens vormt verwantschapsbanden via beide ouders, waardoor de familie generatie na generatie aangroeit. Het sociale netwerk van de mens reikt zelfs nog verder: we gaan, in steeds verder uitdijende kringen, ook om met andere families, en met groepen zonder ook maar enige verwantschapsband. Volgens Chapais zijn die groepsbanden en onze monogamie ‘twee van de meest bepalende kenmerken van de mensenmaatschappij’.

Al tientallen jaren proberen wetenschappers de oorsprong en betekenis van de menselijke monogamie te achterhalen. Elementaire vragen zoals wanneer de mens als koppel door het leven begon te gaan, wat voor voordelen dat bood, en hoe paarvorming ons succes als soort mogelijk in de hand heeft gewerkt, blijven tot op heden onopgelost en omstreden. Nieuw onderzoek brengt ons een stap dichter bij de oplossing van het mysterie.

Prille koppels

Het zou kunnen dat onze oudste voorouders monogaam waren. Fossiele bewijzen, vertelt antropoloog Owen Lovejoy van Kent State University, geven aan dat monogamie zelfs al bestond vóór Ardipithecus ramidus, de 4,4 miljoen jaar oude mensachtige die we het best kennen door de ontdekking van Ardi, een vrouwelijk skelet dat gedeeltelijk intact werd gevonden in Ethiopië. Volgens Lovejoys hypothese stapten de hominini meer dan zeven miljoen jaar geleden, kort nadat de evolutionaire stamboom van de grote apen en die van de mens zich splitsten, over op drie revolutionaire gedragingen: ze gingen voedsel dragen in hun armen, wat kon door rechtop te lopen, ze vormden paarbanden, en ze verhulden externe signalen van de eisprong (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de chimpansee, waarbij de genitaliën van het vrouwtje zwellen als ze vruchtbaar is). Die innovaties evolueerden samen, en gaven de homininen, die leefden toen de vroege mens zich afsplitste van de chimpansee, een voortplantingsvoordeel ten opzichte van de apen.


Een polygaam systeem werd vervangen door de paarband toen mannetjes die lager in de pikorde stonden, ermee ophielden te vechten om een vrouwtje, en haar in plaats daarvan probeerden te verleiden met voedsel. De vrouwtjes verkozen betrouwbare kostwinners boven agressieve rivalen, en vormden een band met de betere voedselverzamelaars. Na verloop van tijd verloren de vrouwtjes de huidzwelling of andere tekenen van seksuele ontvankelijkheid die mannetjes aangetrokken zouden hebben terwijl hun partner op pad was om eten te zoeken.

Het bewijs voor zijn hypothese vindt Lovejoy in de tanden van Ardi en haar soortgenoten. Vergeleken met levende en fossiele apen is er bij de mannelijke en vrouwelijke A. ramidus opvallend weinig verschil in de grootte van de hoektanden. Bij veel primatenmannetjes zijn de hoektanden doorheen de evolutie tot krachtige dolkvormige wapens geslepen, die van pas kwamen om te vechten om een paringspartner. Bij de vroege mannelijke hominini is dat niet het geval. Net zoals de moderne mens had die kleine, stompe hoektanden, waarvan weinig dreiging uitgaat. Het maakt de hominini uniek, al van bij de vroegste Ardipithecus.

Er kan ook een verband gelegd worden tussen paargedrag en seksuele dimorfie, de variatie in lichaamsgewicht en -grootte tussen de geslachten. Hoe meer dimorf een primatensoort is, hoe groter de kans dat de mannetjes vechten om de vrouwtjes. Aan het ene uiterste staat de gorilla, met mannetjes die ruim twee keer zo groot worden als de wijfjes. Aan het andere uiterste van het spectrum vind je de overwegend monogame gibbon, met mannetjes en vrouwtjes die ongeveer even groot zijn. De mens leunt op de dimorfieschaal dichter aan bij de gibbon, met mannen die tot twintig procent groter worden dan vrouwen.

Maar we kunnen lang niet alles afleiden uit fossiele beenderresten, en paleoantropoloog Michael Playcan van de universiteit van Arkansas waarschuwt voor overhaaste conclusies over het sociale gedrag van de hominini. Denk maar aan Australopithecus afarensis, de soort waartoe Lucy behoorde, en die 3,7 tot 3 miljoen jaar geleden leefde. Net als Ardipithecus had A. afarensis kleine hoektanden, maar het skelet vertoont een graad van dimorfie die de soort tussen de moderne chimpansee en gorilla in plaatst.

Heel wat antropologen betwisten ook Lovejoys conclusie dat monogamie, uitgelokt door mannetjes die hun partner en nageslacht voedsel bezorgden, een strategie is die hominini al miljoenen jaren beoefenen. In 2013 betoogde Chapais in het tijdschrift Evolutionary Anthropology dat de unieke kenmerken van de sociale en familiestructuur bij de mens (monogamie, verwantschapsbanden via beide ouders en uitdijende sociale kringen) stapsgewijs evolueerden. Voorheen, aldus Chapais, waren bij de hominini beide geslachten promiscue, net als bij de chimpansees. Daarna kwam de stap naar polygamie, die we bij de gorilla’s terugvinden. Maar het is best lastig om zoveel paringspartners te hebben, want je moet steeds maar vechten met rivalen en waken over je vrouwen. Monogamie kwam dus misschien uit de bus als de beste manier om krachten te sparen.

Chapais wil zich niet wagen aan speculatie over wanneer die transitie plaatsvond en bij welke soorten dat gebeurde. Maar andere onderzoekers focussen op de periode tussen 2 en 1,5 miljoen jaar geleden, na het ontstaan van ons geslacht Homo en gelijktijdig met de fysieke veranderingen die optraden bij Homo erectus, hoogst waarschijnlijk de eerste homininen die zich met succes buiten Afrika waagden. H. erectus had een veel groter lichaam dan zijn voorgangers, met verhoudingen die veel dichter aanleunden bij die van de moderne mens. Hij was ongeveer twee keer zo groot als Lucy’s soortgenoten, en lijkt ook minder seksueel dimorf te zijn geweest dan Australopithecus en de vroegste Homo. Een kleine fossiele bewijslast geeft aan dat H. erectus ongeveer even dimorf was als de moderne mens, en dat de vrouw qua gestalte in de buurt van de man begon te komen. Dat zou kunnen betekenen dat er minder rivaliteit speelde dan bij zijn voorgangers. Primaten die ongeveer even groot zijn, blijken doorgaans monogaam, dus die verandering zou kunnen duiden op een verschuiving naar exclusiever paargedrag.

Strategische partners

Als wetenschappers het er al niet over eens raken wanneer de mens monogaam werd, kunnen we nauwelijks eensgezindheid verwachten over waarom dat gebeurde. In 2013 verschenen – los van elkaar – twee studies van onafhankelijke onderzoeksteams. Door middel van statistische analyse van de bestaande literatuur gingen ze op zoek naar gedragingen die de drijvende kracht zouden kunnen zijn geweest achter monogamie. Allebei keken ze daarvoor naar drie gevestigde hypothesen: een eerste die uitgaat van de spreiding van de vrouwtjes, een tweede rond het vermijden van kindermoord en een derde die kijkt naar de vaderzorg.


De eerste hypothese stelt dat monogamie ontstaat als vrouwtjes zich een groter territorium toe-eigenen, om de beperkte voedselvoorraden van een groter gebied te kunnen aanspreken. Hierdoor groeit de afstand tussen de vrouwtjes, en heeft de man het moeilijker om meerdere partners te vinden en te behouden. Door zich te vestigen met één partner maakt hij zich het leven een stuk makkelijker; hij loopt minder risico gewond te raken bij het patrouilleren van zijn territorium en kan er zeker van zijn dat hij de vader is van het kroost van zijn partner.

Zoölogen Dieter Lukas en Tim Clutton-Brock van de University of Cambridge beschreven in Science hoe ze het bewijs voor die hypothese vonden in de statistische analyse van 2.545 zoogdiersoorten. Uit de data leidden ze af dat zoogdieren eerst solitair waren, maar dat daarna deze of gene soort doorheen zijn evolutionaire geschiedenis 61 verschillende keren overstapte op monogamie. Monogamie kwam het vaakst voor bij vleeseters en primaten. Dat geeft aan dat vaker voor paarvorming wordt gekozen als de vrouwtjes rijk maar moeilijk te vinden voedsel eten (eiwitrijke karkassen bijvoorbeeld, of rijpe vruchten), waarvoor je een groot gebied moet doorzoeken. De onderzoekers vonden de sterkste statistische onderbouwing voor de conclusie dat steeds wijder verspreide solitaire vrouwtjes de mannetjes ertoe dreven het bij een enkele partner te houden.

De hypothese kan steek houden voor andere zoogdieren, maar Lukas erkent dat ze misschien minder van toepassing is voor de mens. Het sociale karakter van de mens valt moeilijk te verzoenen met een grote spreiding van individuen over de savanne. Anderzijds valt niet uit te sluiten dat monogamie zijn intrede deed bij de homininen vóór onze neiging om in groep te leven dat deed.

Een rivaliserende hypothese verklaart het ontstaan van monogamie met de dreiging van dodelijk geweld tegen de kroost. Als een dominant mannetje werd uitgedaagd of verstoten door een rivaal, gebeurde het dat die agressor de jongen doodde die hij niet had verwekt. Moeders stopten melk te produceren en begonnen weer te ovuleren, waardoor het nieuwe alfamannetje de kans kreeg zijn genen te verspreiden. Om kindermoord te voorkomen, zou een vrouwtje een mannelijke bondgenoot kiezen die haar en haar baby zou verdedigen.

Antropoloog Kit Opie van University College London doet in Proceedings of the National Academy of Sciences uit de doeken waarom deze hypothese aan de basis zou liggen van de menselijke monogamie. Opie en zijn collega’s voerden computersimulaties uit van de evolutionaire geschiedenis van 230 primatensoorten, en met een zogeheten Bayesiaanse statistische analyse bepaalden ze welke van de drie prominente hypothesen het meest waarschijnlijk was. Ze vonden een betekenisvolle correlatie bij alle drie de theorieën, maar alleen een verhoogde infanticidedreiging ging bij meerdere primatengeslachten vooraf aan de opkomst van monogamie.

De biologie en het gedrag van moderne primaten lijkt die conclusie te schragen. Primaten lopen een groot risico bij infanticide, want ze hebben een groot brein dat tijd nodig heeft om te volgroeien, waardoor baby’s na de geboorte lang afhankelijk en kwetsbaar blijven. Bovendien is infanticide bij meer dan vijftig primatensoorten waargenomen. Doorgaans valt een mannetje van buiten de groep, in een poging de dominantie of toegang tot de vrouwtjes te bemachtigen, een kind aan dat nog gezoogd wordt. Maar ook dit bewijs is niet waterdicht: bijna al deze soorten hebben of een promiscue of een polygaam paarsysteem. Het infanticidecijfer bij levende primaten ontkracht dus de veronderstelling dat een verhoogde dreiging van infanticide automatisch tot monogamie leidt.

De derde hypothese schrijft het ontstaan van monogamie toe aan het mannetje dat een deel van de ouderlijke plichten op zich neemt. Als een baby zoveel calorieën en energie kost dat de moeder hem niet langer alleen kan opvoeden, biedt een vader die bij het gezin blijft en voedsel of andere zorgen voorziet, zijn kroost een betere kans om te overleven, en bevordert hij de band met de moeder. Een soortgelijk idee, voorgesteld door antropoloog Lee Gettler van de University of Notre Dame, stelt dat monogamie in de hand wordt gewerkt als vaders simpelweg hun kroost dragen. De moeder moet namelijk genoeg voedsel zien te vinden om haar baby te zogen. Maar een zuigeling dragen, zeker zonder het gemak van een draagdoek of iets soortgelijks, kostte primaten en menselijke jager-verzamelaars ongeveer evenveel energie als het zogen zelf. Als het mannetje de zuigeling droeg, kon het vrouwtje genoeg voedsel bijeenzoeken om in haar energiebehoefte te voldoen.

Het Zuid-Amerikaanse nachtaapje Aotus Azarae toont aan hoe vaderlijke zorg monogamie kan versterken. De aapjes leven in kleine familiegroepen, die bestaan uit een volwassen paar met een jong kind, en een of twee jongelingen. Vlak na de geboorte draagt de moeder het jong op haar bovenbeen. Maar zodra het twee weken oud is neemt de vader het grootste deel van de zorg – dragen, wassen, spelen en voeden – voor zijn rekening. De volwassen partners blijven letterlijk voeling houden met elkaar door regelmatig staartcontact. Louter het feit dat het mannetje dicht bij het vrouwtje en zijn jongen blijft, zou een diepe emotionele band kunnen scheppen.

In maart 2014 werd bovendien in Proceedings of the Royal Society bericht over genetisch bewijs voor de blijvende monogamie van Aotus Azarae-koppeltjes – de eerste genetische bevestiging voor een andere primaat dan de mens. Verschillende onderzoeksgroepen verzamelden DNA waaruit blijkt dat alle vrouwtjes en op een na alle mannetjes van 17 apenparen de meest waarschijnlijke ouders waren van 35 jongen. ‘Ze gaan er helemaal voor, en engageren zich tot een monogame relatie op genetisch vlak’, weet antropoloog en coauteur van de studie Eduardo Fernandez Duque (University of Yale). De paarband van de koppeltjes blijft gemiddeld negen jaar intact, en individuen die bij dezelfde partner blijven, hebben meer jongen – de ultieme betrachting van evolutie in elk paarsysteem.

Wat hebben de twee statistische studies te zeggen over de hypothese van de vaderzorg? Beide concluderen dat die de minst plausibele verklaring biedt voor de oorsprong van monogaam paargedrag. Maar, aldus Lukas, ‘vaderzorg zou wel kunnen verklaren waarom een soort monogaam blijft.’

Gedeelde zorg

Een monogaam stel ouders is niet genoeg om een aap groot te brengen die zo slim en sociaal is als de mens, vertelt antropoloog Sarah Hrdy van de University of Californië, Davis. Een mensenkind verbruikt zo’n 13 miljoen calorieën op zijn lange tocht van geboorte tot volwassenheid. Dat is een zware last voor een moeder, zelfs met de hulp van een partner, en het verklaart misschien waarom moeders in zoveel samenlevingen de hulp inroepen van ‘allo-ouders’ (de familie van de ouders, maar ook andere groepsleden) voor voeding en kinderzorg. ‘Mensenmoeders laten anderen meteen na de geboorte hun baby vasthouden’, legt Hrdy uit. ‘Dat is fantastisch, en het is opmerkelijk on-aapachtig gedrag.’ Geen enkele aap doet ook maar iets in de richting van allo-ouderschap.

Hrdy is ervan overtuigd dat het sociale systeem waarin allo-ouders meehelpen in de zorg voor de kroost, ontstond bij onze vroege voorouders, te beginnen met H. erectus, een kleine twee miljoen jaar geleden. Die soort had een veel groter lichaam en brein dan zijn voorgangers; het zou tot veertig procent meer metabole energie gekost hebben om zijn lichaam aan de gang te houden dan dat van vroegere hominini. Als bij H. erectus de evolutie begon naar de vertraagde ontwikkeling en volgehouden afhankelijkheid van de moderne mens, was allo-ouderschap misschien onontbeerlijk om in de energetische noden te voorzien van het grootbrengen van baby’s met een groter brein.

Zonder de gedeelde zorg, besluiten Karin Isler en Carel van Schaik, beiden verbonden aan de Universität Zürich, had de vroege Homo niet door het hypothetische ‘grijze plafond’ kunnen stoten dat het volume van het apenbrein beperkt tot zo’n 700 kubieke centimeter. Om de energetische kost van dat grotere brein te compenseren, moet een dier zijn geboorteritme of zijn groeiritme verlagen, of beide. Maar de mens heeft een kortere zoogperiode en een succesrijkere voortplanting dan theoretisch mogelijk is met een hersenvolume van 1.100 tot 1.700 kubieke centimeter. Isler en van Schaik schrijven dat succes toe aan het allo-ouderschap: dat zou H. erectus in staat hebben gesteld vaker kinderen te krijgen, en die kinderen genoeg energie te geven om een groot brein te ontwikkelen.

Het was dus door samen te werken – als monogame paren, kerngezinnen of stammen – dat de mens evolutionair succes boekte terwijl al onze fossiele voorouders en verre verwanten niet konden ontsnappen aan het uitsterven. Samenwerken is misschien wel de belangrijkste vaardigheid die de mens zich de afgelopen twee miljoen jaar eigen heeft gemaakt – een vaardigheid die ons geslacht door tijden van verandering en druk op de leefomgeving hielp, en die wellicht zal bepalen hoe de toekomst eruitziet voor onze geologisch jonge soort.

Bron: EOS
Datum: 13/02/2015
Met citaat antwoorden
  #3  
Oud 28th January 2021, 18:38
Indy.Geeraerts
Gast
 
Posts: n/a
Hoi Tim, dit is een hoop lectuur voor deze sombere donderdagavond!

Tijdens het lezen (euh: beluisteren) van deze artikels maakte ik me enkele bedenkingen, nl.:

* Wist je dat pinguïns monogaam zijn? (Ze zijn een van de meest monogame diersoorten die er zijn. Desondanks zijn er onder hen ook vreemdgangers. 🤢
Nog een weetje: pinguïns versieren hun partner door hen mooie stenen te geven.)

* Wist je dat de maandelijkse cyclus "slechts" 75 miljoen jaar geleden ontstond? Voorheen zou, waarschijnlijk, net zoals bij katten en konijnen, het orgasme tot de eisprong geleid hebben.
Waarom dit veranderde? Wel...

* Wist je dat statistisch gezien de meeste mensen op donderdag vreemdgaan?

* Enkele maanden geleden vond ik een goede "talk" over polygamy.
Indien je hierin interesse hebt kan je deze hier vinden.

* Deze hele kwestie - rol van man vrouw/mono- of polygaam/... - komt ook vaak in muziek aan bod.
Ter illustratie:
--> Meisjes, Raymond van het Groenewoud - https://www.youtube.com/watch?v=8ZBVFq5xYiw
--> Jongens zijn gek, K3 - https://www.youtube.com/watch?v=AnwqRMyM56A
--> La pilule d'or, Soeur Sourire - https://www.youtube.com/watch?v=4nRu4FnXpMw
--> Boy's don't cry, The cure - https://www.youtube.com/watch?v=0iS...GoIpZQGma4bNYnT ( ❤️ )
--> Pa, Doe Maar - https://www.youtube.com/watch?v=KeuCOtpEsZQ
--> Altijd weer tikt de klok, Yasmine - https://www.youtube.com/watch?v=vKx0xEYiqOo
--> ...

(Gelukkig komt er in dit "jongens-meisjes" denken de laatste jaren een kentering.)

Tot slot las ik onlangs een interessant artikel over hoe polygame ouders de jeugd van actrice Katrin Lohmann beïnvloedde.
Hieronder dit artikel.


------------------------------------------------------------------------------

‘Fuck you, we moeten niet positief zijn’

Das Leben der Anderen: als actrice en als psychotherapeute kan Katrin Lohmann er maar niet genoeg van krijgen. Door op te groeien in een polyamoureus hippiegezin leerde ze zonder vooroordelen naar mensen te kijken.


Door Cathérine De Kock Foto’s Kaat Pype
Zaterdag 23 januari 2021 om 3.25 uur



Katrin Lohmann (40) is behalve actrice, onder meer in Callboys en Beau séjour, psycho- en dramatherapeute op de psychiatrische afdeling van de gevangenis in Antwerpen. In Het leven.doc, de Woestijnvisreeks op VRT.Nu, schrijft ze samen met Thomas Huyghe een handleiding voor het leven, waarin ze haar liefde voor de struikelende mens met haar podiumprésence combineert.

We wandelen in de vrieskou langs de Schelde op Linkeroever. Het wordt een afscheidswandeling, vertelt Lohmann. Over een maand ruilt ze het appartement op Linkeroever voor een huis met een tuin in Hoboken. ‘Ik wil hier eigenlijk niet weg, maar een huis is op Linkeroever onbetaalbaar’, zegt ze. ‘Tegelijk kijk ik er geweldig naar uit. Ik vind het altijd leuk om opnieuw te beginnen. Een nieuwe job, een nieuwe opdracht, een nieuwe plek: ik krijg daar een kick van.’

Lohmann groeide op in Duitsland maar woont al zestien jaar in Antwerpen. ‘Ik heb een haat-liefdeverhouding met deze stad’, zegt ze. ‘Antwerpen is voor mij als een brave gast met wie je per ongeluk trouwt en kinderen maakt en van wie je dan denkt: grote passie is het niet, maar ik zal nu maar blijven, zeker? Wat niets zegt over mijn relatie, hè. (lacht) Ik haat het dat er overal auto’s zijn, dat er weinig groen is en dat de helft van de stad rechts denkt. Dat er water is in de stad, vind ik dan weer heel fijn. Een stad met een rivier geeft je het gevoel dat je altijd weg kan en dat er iets nieuws kan ontstaan.’

Hoe bent u hier terechtgekomen, bij dat lastige lief?
‘Door verschillende liefdes, mijn studie aan Herman Teirlinck en het werk. Ik vind verhuizen sowieso leuk. Voordien woonde ik een jaartje in Spanje. Daarvoor woonde ik vijf jaar in Nederland om er dramatherapie te studeren. Die opleiding bestond in die vorm toen niet in Duitsland.’

Is terugkeren naar Duitsland een optie?
‘Als ik alleen als therapeut werkte, zou ik misschien verhuizen. Maar voor mijn job als actrice heb ik een uitgebreid netwerk nodig. Ik zie het niet zitten om dat in Duitsland van nul op te bouwen.’

‘Mijn zus woont in Berlijn met haar gezin en mijn ouders hebben er een bungalow in een bos. Daar ga ik met mijn gezin geregeld naartoe. Toen ik een theaterproductie in Berlijn deed, heb ik er ook drie maanden gewoond – ik was net bevallen. Een heerlijke tijd.’

Een haat-liefdeverhouding heeft ze ook met de nacht, vertelt ze, terwijl we het werkloze reuzenrad aan het Steen in de verte zien flikkeren. ‘Mijn band met de nacht is keihard veranderd door het moederschap. Voor ik een kind kreeg, kon ik makkelijk tot zes uur ’s ochtends uitgaan. Ik speelde toen ook veel meer theater. Als je om elf uur ’s avonds gedaan hebt met spelen, wil je nog niet naar huis. Dat is na de geboorte van ons kind, 2,5 jaar geleden, helemaal gestopt. Ik vind het moederschap het grootste cadeau ooit, maar de vermoeidheid die erbij komt kijken, heb ik totaal onderschat. Onze zoon heeft heel lang slecht geslapen. Ik haatte de nacht, ik werd er bang van. Soms stond ik aan de bus*halte te wachten en was ik zo moe dat ik niet meer wist of ik al gewerkt had of nog moest gaan werken. Pas nu hij eindelijk normaal slaapt, besef ik hoe uitgeput ik ben. Mijn avond- en nachtrust is nu heilig: ik beantwoord geen e-mails en neem ook nooit de telefoon op.’

Hypochonder
De wind staat iets te strak in de zeilen van de boten aan de Schelde. We kijken nog een keer naar het lichtgevende baken van de zeescouts en gaan dan opwarmen in de Sint-Annatunnel, waar fietsers en wandelaars zich naar hun nachtelijke bestemming reppen.

Hoe hebt u de coronacrisis beleefd?
‘De crisis heeft me professioneel niet zo hard getroffen als andere acteurs, omdat ik kon blijven werken als therapeut. De gevangenis is maar een paar weken in lockdown geweest en ik heb nog een privépraktijk waar ik cliënten heb kunnen zien. Het enige wat is weggevallen, is theater, maar daar had ik het afgelopen jaar niet zoveel opdrachten. Vreemd genoeg heb ik twee keer een première gehad, net tijdens die periodes toen de maatregelen versoepeld werden. Eigenlijk heb ik in 2020 veel gewerkt, zij het in bizarre omstandigheden.’

U wist al op uw achttiende dat u dramatherapeut wou worden. Wat trok u daarin aan?
‘Ik wou graag mensen helpen, maar ik wist ook dat ik me snel verveelde. Straathoekwerker worden leek me te weinig creatief. Ik wou ook graag naar de toneelschool, maar durfde niet uit faalangst. Dramatherapeut worden was een goede tussenoplossing: ik kon so*ciaal werk doen én acteren.’

Hebt u de impact van corona op het welzijn van uw cliënten gevoeld?
‘Ik zie meer mensen met depressie, smetvrees en angstklachten. Ik voel de weerslag ook op mijn eigen welzijn. Een angstig type ben ik nooit geweest, maar door corona werd ik plots een beetje een hypochonder. Ik dacht al dat ik ging sterven als ik keelpijn kreeg. De epidemie legt de illusie bloot dat we compleet immuun voor tegenslag zijn. Ik moet ook vaker dan gewoonlijk wenen als ik het nieuws op tv zie, het gevoel besluipt me dan dat de wereld zal vergaan.’

Hoe wapent u zich tegen
die angstige gedachten?‘Ik geloof dat een goede therapeut dat nét niet mag doen. Je moet je niet wapenen tegen het leed van de ander of tegen je eigen leed, want dat impliceert dat kwetsbaarheid iets is wat je moet verbergen. Je moet pijn kunnen verdragen zonder in de val te trappen dat je er iets tegen kunt doen. Mensen willen altijd iets ondernemen tegen hun pijn en verdriet. Dat zie je ook bij corona: we gebruiken handgel om onze angst voor het virus te bezweren.’

Mensen willen nu eenmaal controle krijgen over hun leven.

‘Dat is een menselijke reflex. Maar daarnaast moet je kunnen aanvaarden dat we kwetsbaar, sterfelijk en soms verdrietig zijn. Het stoort me dat sommige psychologen tijdens de coronacrisis de bevolking oproepen om positief te blijven. Fuck you, denk ik dan, we moeten helemaal niet positief zijn. Meer nog, het idee dat mensen altijd de goeie kant moeten zien aan hun verdriet, is toxisch. Waarom zou je dat ook van iemand willen vragen? Eigenlijk ontken je met opmerkingen als “Probeer er het beste van te maken” of “Zijn er ook positieve kanten aan het feit dat je broer je verkracht heeft?” de pijn van de ander. Er zijn nu eenmaal ervaringen die zo verwoestend zijn dat je die niet als positief hoeft te labelen. Je hoeft ook niet uit alles een les te leren. Als je terugkijkt op een gewelddadige relatie met een ex en denkt: “Hier heb ik iets geleerd”, dan is dat mooi meegenomen, maar het is niet noodzakelijk een bewijs van mentaal evenwicht. Ik vind het gevaarlijk om zo te denken.’

Omdat we emoties wegdrukken?
‘Exact, omdat je de pijn niet toelaat. Als je wel een talent hebt om iets negatiefs om te buigen in iets positiefs, dan is dat een prima copingmechanisme, maar laten we daar vooral geen standaardaanpak voor psychische gezondheid van maken. Mensen met een depressie bijvoorbeeld lijden door dat soort goedbedoelde advies nog meer. Die voelen zich nog harder falen, en het is verdorie hun eigen schuld, want ze kunnen of willen de positieve kanten van het leven maar niet zien.’

‘Mentale pijn moet je leren te dragen. Het klinkt bijna religieus, maar ik meen het. Fysieke pijn is soms makkelijker om mee om te gaan: een wonde kun je proper maken en hechten. Je wacht geduldig tot de wonde geneest, en als je pech hebt, geneest ze niet. Bij mentale pijn hebben we veel vaker de illusie dat we het ongeluk kunnen afweren, als we maar genoeg ons best doen. Het is een verademing om niet altijd gelukkig te hoeven zijn.’

U werkt ook als therapeut in de gevangenis van Antwerpen. Hoe is het voor mensen die al in lockdown zitten om in een nog strengere lockdown te gaan?

‘Geen bezoek, minder wandelingen, minder groepsactiviteiten en cultuur. Nu die pleisters op de wonde wegvallen, worden hun problemen nog hopelozer. De problemen van gedetineerden zijn sowieso van een meer existentiële aard, ook door detentie, die een bewezen schadelijk effect heeft. Geluk streven ze niet meer na. Ze zijn al blij als ze overleven, geluk is in hun ogen iets voor andere mensen, voor de middenklasse, zeg maar. Wat natuurlijk niet wegneemt dat mensen uit de middenklasse psychisch enorm kunnen lijden en vreselijke trauma’s kunnen meemaken.’

Lukt het altijd even makkelijk om voor elke gedetineerde begrip op te brengen?
‘Soms is dat moeilijk, maar het lukt me aardig – ik probeer mensen nooit te reduceren tot hun daden. Iemand terugbrengen tot één karaktertrek of een moment uit zijn of haar leven is een vorm van geweld. Ik begrijp dat iemand die zichzelf als brave belastingbetaler ziet weinig empathie heeft voor moordenaars en verkrachters. Maar ook als je geen mildheid of begrip kan opbrengen, vind ik dat iedere burger moet nadenken of dat allesbehalve humane detentiebeleid wel zo efficiënt is. België kent een hoge recidive. Dat kost bakken geld, de maatschappelijke tol is groot. Het systeem werkt niet.’

Er wordt veel te weinig geïnvesteerd in nazorg en cultuur in de gevangenis. Gedetineerden krijgen te weinig kans om sociale relaties op te bouwen binnen en buiten de gevangenis. Een Belgische gevangenis is een plek waar mensen worden bewaard tot ze worden uitgekotst in de maatschappij.’

U maakt onder meer radio met gedetineerden. Ziet u het effect van cultuur op hun mentale welzijn?
‘Zeker. Ik weet niet of cultuur op zich zo helend is. Maar cultuur biedt wel ruimte om sociale relaties te laten ontstaan en een identiteit te ontwikkelen. Je bent niet alleen maar de dief, je wordt de zanger of de schrijver. Je spreekt via cultuur aspecten aan van jezelf die gezond en leuk zijn. Je mag jouw verhaal doen maar ook even iemand anders zijn en door die ervaringen kun je ook iemand anders worden, met meer eigenwaarde. Als je je enkel kunt identificeren met de outcast, waarom zou je je dan aan de regels houden van mensen die je uitspuwen? Dat werkt niet.’

Hebt u al mensen gered?

‘Je kunt niet goedmaken wat een leven lang misloopt, zeker niet als mensen letterlijk gevangenzitten in een systeem met vele tekortkomingen. Niet iedereen komt naar zo’n therapeutische sessie omdat ze iets met Shakespeare hebben, sommigen komen gewoon voor de koekjes – en dat is prima. Die twee uurtjes therapie maken wel een verschil in een dag waarin iemand twaalf uur op cel moet blijven. Maar dat alleen kan het grote verschil niet maken.’

Neemt u soms schrijnende verhalen mee naar huis?
‘Ja, maar ik vind dat net verrijkend. Als je een steengoede, ontroerende Netflixserie hebt gezien, laat je dat verhaal toch ook nawerken? Je mag je laten raken! Het wordt pas ongezond als je denkt dat je die mensen moet gaan redden. In de gevangenis is de hoop op redding minder aan de orde. Redden is ook niet mijn opdracht. Daardoor kan ik me op de essentie concentreren, namelijk het maken van contact.’

U werkt dus in de gevangenis altijd in het nu.
‘Eigenlijk wel. In mijn privépraktijk werkt het anders: cliënten komen langs met een concreet probleem en beschikken over de vrijheid daaraan te werken – en na een tijd voelen ze zich beter. Ze hebben een nieuwe job gezocht, ze zijn gestopt met drinken of zijn niet langer depressief.’

Wat haalt u eruit voor uzelf?
‘Ik vind het mooi om te zien hoe mensen problemen proberen op te lossen. Soms stijlvol, soms morsig en moeizaam. Ik vind het een eer dat mensen intieme dingen met mij delen. Het raakt me ook vaak diep.’

Weent u dan?
‘Dat gebeurt, ik vind het ook niet erg dat cliënten zien dat hun verhaal mij emotioneel maakt. Dat hoort bij een oprecht menselijk contact.’

Na het tuchtvonnis over psychologe Kaat Bollen ontstond het debat in hoeverre je als therapeut je persoonlijkheid mag tonen. Hoe denkt u daarover?
‘Ik ben opgeleid in de cliëntgerichte therapie. In die stroming geloven we erg in de kracht van de relatie tussen cliënt en therapeut en de authenticiteit van de therapeut. Het is dus net heel goed om transparant en authentiek te zijn als therapeut. Niet om je eigen normen en waarden op te dringen of om het over jou te laten gaan, maar omdat je alleen in een oprechte relatie contact met elkaar kan maken. Iedereen weet dat je vrouwen niet mag slaan of dat drugs nemen slecht voor je is en toch blijven mensen dat doen. Zo werkt verandering niet. Je gooit ook niet je leven om, omdat iemand je zegt hoe je het moet aanpakken. Verandering is pas mogelijk als iemand empathisch naar je verhaal luistert en je het gevoel geeft dat bepaalde aspecten van jezelf die je misschien veroordeelt of ontkent, aanvaard worden. Pas vanuit die positie kun je intrinsiek gemotiveerd raken om te veranderen. Maar dat lukt alleen met iemand die waarachtig is.’

Er zijn therapeuten die hun privéleven helemaal afschermen. U vertelt in Het leven.doc heel open over uw jeugd in een polyamoureus gezin met ouders die antibourgeois waren.
‘Ik heb vooraf goed nagedacht of ik dat wel zou delen. Ik zou dat nooit in therapie vertellen aan een cliënt, want het mag niet over mij gaan. Voorts mag iedereen mij daarover aanspreken, want het toont net hoe elke mens verschillende identiteiten combineert. Je bent niet alleen maar het in de steek gelaten kind of die gast die gevaarlijke dingen uitsteekt. Het is bevrijdend om te weten dat je niet op één rol hoeft te worden vastgepind. Ik kan een integere therapeut zijn maar ook die flapuit met die rare hippiefamilie.’

Of een actrice die naaktscènes doet.
‘Exact. Al vind ik dat laatste met de jaren moeilijker worden, omdat ik vrees dat het cliënten zou kunnen afleiden.’

Hoe heeft uw jeugd uw beeld van de liefde bepaald?
‘Mijn zus en ik hebben de relatie van mijn ouders en hun vriendin altijd heel normaal gevonden, tot we er door de buitenwereld op aangesproken werden. Voor mijn ouders was polyamorie geen bewust gekozen lifestyle, maar iets dat hen toevallig overkwam. Ze werden allebei verliefd op dezelfde vrouw, met wie ze twaalf jaar een relatie hadden. Ik vind het raar dat mensen dat raar vinden. Ik heb cliënten die er veel ingewikkeldere gezinsvormen op na houden. (lacht)’

‘Dankzij mijn ouders heb ik een grote tolerantie jegens seksuele voorkeuren meegekregen. Zelfs mensen die claimen dat ze niet homofoob zijn, vinden kussende homo’s vaak raar. Ik heb van dat soort vooroordelen helemaal geen last.’

‘Wat me erg heeft gestoord, was de reactie van heel wat mensen toen de relatie van mijn ouders met hun geliefde na twaalf jaar stopte: ze zagen daarin een bewijs dat polyamorie niet werkt. “Zie je wel: het lukt niet, een relatie met drie.” Terwijl er monogame relaties bestaan die veel sneller stranden. Het heeft verdorie twaalf jaar heel goed gewerkt.’

Toch is de norm in onze maatschappij seriële monogamie.
‘Eén groot bedrog als je het mij vraagt. Iedereen draagt het beeld van seksuele exclusiviteit naar buiten, maar veel mensen gaan vreemd. Een op de honderd kinderen is buitenechtelijk. De meerderheid van de bevolking is helemaal niet serieel monogaam.’

Zou polyamorie voor u werken?
‘Geen idee, ik heb er in ieder geval geen moreel probleem mee. Maar ik ben nog nooit tegelijk verliefd geworden op een man en een vrouw. Bovendien zou mijn vriend er niet voor openstaan. Het is dus niet aan de orde. Ik verlang er ook niet naar. Ik mis andere dingen in mijn leven. Slaap of een barbecue in mijn nieuwe tuin staat hoger op mijn verlanglijst dan een trio. (lacht)’

Vinden uw ouders u burgerlijk?
‘Ze vinden het soms gek dat mijn zus en ik een conventionelere levensstijl hebben. Maar het is niet zo dat we ons bewust tegen onze opvoeding hebben afgezet. Ik ben gelukkig met mijn vriend en ons kind. Tegelijk fantaseer ik wel eens over samenhokken met vrienden in een soort commune, want ik vind zo’n kerngezin soms ook wel eenzaam en beklemmend.’

‘En zo bourgeois ben ik nu ook weer niet. Ik ben veertig: mag ik ook eens een huisje met een tuintje hebben? (lacht)

In de reeks ‘De slaapwandelaar’ maken we een avondwandeling, net voor de avondklok ingaat. In een stad of ver daarbuiten praten we over leven en werk, duisternis en licht.


Bron: De Standaard, 23 januari 2021
https://www.standaard.be/cnt/dmf202...F4EF974D4EB4757
Met citaat antwoorden
Antwoord


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 05:36.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.