actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > NASLAG > Boeken, Artikels, Muziek & Films > Artikels & Boeken
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 26th June 2004, 03:11
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,562
Post Tekstevaluatie voor cursus RZL2 in ILSO...

Morele autoriteit als verbond tussen instituut en authenticiteit

Hans Achterhuis

We waren tegen alle autoriteit en stuurden onze kinderen naar anti-autoritaire crèches. Met de F-schaal van Adorno en Horkheimer in de hand ontdekten we overal autoritaire persoonlijkheden zoals Fromm die beschreven had, en die we voor het gemak maar meteen als fascistisch betitelden. De genoemde kopstukken van de Frankfurter Schule hadden in hun studies met name het autoritaire gezin op de korrel genomen, en dat betekende voor ons dat zowat elke gezinsstructuur autoritair mocht heten. Autoriteiten, personen die traditioneel met autoriteit bekleed waren, werden bestreden en – wat dodelijker was – belachelijk gemaakt. Elk instituut werd, met een titel van Rudi van den Hoofdakker, als een ‘bolwerk van beterweters’ beschouwd. Het moest ontmanteld worden.

Omdat we geen autoriteit wilden erkennen, zagen we, met Foucault, alleen maar machtsstructuren in de samenleving. Alles draaide om macht. Die werd tot in de uithoeken van de maatschappij dan ook opgespoord en geanalyseerd. En over de beste manieren om je ertegen te verzetten, werd eindeloos gedebatteerd.

Dat laatste gebeurde trouwens op elk maatschappelijk terrein. Laat ik de universiteit maar als voorbeeld nemen. Omdat autoriteit, die altijd met hiërarchie verbonden is, in naam van de gelijkheid afgeschaft was, moest iedereen voortdurend overal over meepraten. One man, one vote. Dus werd op het instituut waar ik werkte, het onderwijsprogramma bijvoorbeeld vastgesteld door de roemruchte AV, de Algemene Vergadering. Die bepaalde uiteindelijk de vakken en dus ook deels de inhoud van wat docenten gingen onderwijzen.

Het zal u duidelijk zijn waar ik het over heb. Dit stukje van mijn intellectuele autobiografie gaat over de jaren zestig, maar vooral over de jaren zeventig, toen de strijd tegen autoriteit veel feller en principiëler werd gevoerd dan in het legendarische decennium daarvoor, waar altijd naar verwezen wordt.

Velen zullen retrospectief de maatschappelijke veranderingen die toen werden ingezet als overwegend positief beoordelen, anderen hebben het als hun politieke taak opgevat ze te vuur en te zwaard te bestrijden. Dat laatste doet bijvoorbeeld de Franse auteur Michel Houellebecq. In een roman als Elementaire deeltjes wordt op venijnige wijze afgerekend met de jaren zestig en zeventig. De erfenis hiervan acht Houellebecq zo funest, dat hij eigenlijk alleen maar een utopische mutatie van de mensheid als oplossing voor de verloedering en ondergang kan suggereren.

Mijn eigen positie is, ondanks de boutade waarmee ik begon, positiever. Ik denk dat Houellebecq vooral uitwassen en oppervlakteverschijnselen beschrijft. Of misschien beter nog, dat hij de teksten die in de jaren zestig en zeventig werden geproduceerd, voor de maatschappelijke werkelijkheid aanziet. Mijn vermoeden is dat onder alle retoriek en protest, grote delen van het maatschappelijk leven met kleine aanpassingen hun gewone gangetje gingen. Ondanks de ideologie van radicale zelfontplooiing werden de meeste mensen geen los van elkaar zwevende deeltjes. Traditionele solidariteitsbanden bleven bestaan, soms inderdaad in nieuwe vormen,. En al het theoretisch anti-autoritair verbaal geweld verhinderde niet dat in de praktijk autoriteit, als die bereid was zich deels ook in nieuwe vormen te kleden, werd erkend.

Waar ik wel negatief over ben, is het politiek-filosofisch en sociaal-filosofisch denken dat de jaren zestig en zeventig hebben opgeleverd, zowel dat van de progressieven, die de meeste veranderingen omarmden, als dat van de conservatieven, die ze grotendeels wilden terugdraaien. Geen van beide denkwijzen deed recht aan de aard van de maatschappelijke veranderingen die optraden en aan de vragen die ze opriepen. Juist omdat het denken liever de platgetreden deels ideologische paden volgde dan zich vrij te verhouden tot de veranderde maatschappelijke werkelijkheid, zijn we nu onvoorbereid terechtgekomen in wat als een normen- en waardecrisis wordt omschreven. Zeker, van alle kanten worden nu diagnoses en therapieën aangedragen, maar een aansprekende, breed gedeelde theoretische visie ontbreekt.

Wat het onderwerp van dit artikel betreft – de plaats en de rol van morele autoriteit –, werd dit tekort mij helaas maar al te duidelijk. In de voorbereidende literatuur die ik doorploegde, van filosofie en politicologie tot de opiniepagina’s van de kranten, werd bijvoorbeeld het begrip autoriteit niet of nauwelijks onderscheiden van verwante begrippen als macht en geweld. Vooral macht en autoriteit werden steevast als synoniemen opgevoerd. Met Hannah Arendt ben ik van mening dat al deze begrippen verwijzen naar verschillend ervaren maatschappelijke werkelijkheden. Waarom zouden we anders verschillende termen blijven gebruiken? Als je alleen maar de vraag stelt ‘wie heerst over wie’, zoals veel hedendaagse denkers doen, dan worden al deze begrippen echter al snel één pot nat. Ze hebben dan immers dezelfde functie. Of iemand via autoriteit, macht of geweld heerst, maakt dan weinig uit. De simpele vraag lijkt welke manier het meest effectief is. Pas als je ophoudt alle politieke vragen te herleiden tot de vraag naar de heerschappij, worden er maatschappelijke dimensies zichtbaar waarop autoriteit als iets anders dan macht, kracht en geweld wordt ervaren. Ik wil proberen de ermee verbonden ervaringen kort zichtbaar te maken. Daarna zal ik ook ingaan op de achtergronden en recente veranderingen van onze westerse ervaring van autoriteit.


Macht en autoriteit


Hoeveel divisies heeft de paus? Deze beroemde vraag van Stalin over de politieke betekenis van het pontificaat, laat de verschillen tussen op geweld gebaseerde macht en vrijwillig aanvaarde autoriteit scherp uitkomen. Ze laat tevens zien dat het bij beide om heel verschillende ervaringen in de tijd gaat. Bij macht en geweld gaat het om wat ik snelle ervaringen zou willen noemen, autoriteit wordt op een trage, meer duurzame wijze ervaren. Macht kan snel worden opgebouwd, geweld kan in korte tijd allesverwoestend worden ingezet. Autoriteit daarentegen berust op herinnering, gedachtenis en blijvend vertrouwen, ze kan vaak herleid worden tot de stabiliteit van een oud instituut. Macht kan van vandaag op morgen verloren gaan, van autoriteit zeg je veeleer dat ze langzaam afbladdert en erodeert.

In een openbare ontslagbrief van de Amerikaanse diplomaat John Kiesling die in De Volkskrant van 7 maart werd gepubliceerd, komt dit temporele verschil tussen opgelegde militaire macht en vrijelijk erkende autoriteit mooi naar voren. Kiesling stelt dat het Irakbeleid van Bush de morele autoriteit die de Verenigde Staten dankzij hun optreden in meer dan een eeuw hadden verworven, te grabbel gooit door alleen op de inzet van geweld te gokken. In deze autoriteit (Kiesling heeft het over het opgebouwde morele kapitaal) lag volgens hem ‘het machtigste offensieve en defensieve wapen van Amerika’. Dankzij deze morele autoriteit was ‘het grootste en doeltreffendste net van internationale betrekkingen opgebouwd dat de wereld ooit gekend heeft’. Dat web van ‘verdragen, organisaties en gedeelde waarden’ is volgens Kiesling uiteindelijk veel effectiever tegen de vijanden van de Verenigde Staten dan het vertrouwen op alleen militaire macht. Je hoeft het niet met de visie op Irak van deze diplomaat eens te zijn om te onderkennen dat er inderdaad een onderscheid moet worden gemaakt tussen macht en autoriteit, en dat de inzet van militaire macht de opgebouwde morele autoriteit ernstig kan ondermijnen. Waar ik dan meteen aan toevoeg dat juist omdat het hier om een trage en duurzame ervaring gaat, het verlies van autoriteit meestal niet zo abrupt verloopt als Kiesling suggereert.

Een laatste voorbeeld uit het bedrijfsleven, het debacle van Ahold. Net als Enron en Parmalat bleek dit van oorsprong Nederlandse concern Albert Heijn, dat als Ahold een wereldwijd conglomeraat werd, miljarden euro’s te hebben ‘zoekgemaakt’ via ondoorzichtige financiële constructies. Dat Cees van der Hoeven een financieel machtig man was, zal niemand ontkennen. Had hij daarom ook morele autoriteit? Ik betwijfel dat sterk. Voor velen was hij al een exponent van het ‘excessieve graaien’ dat premier Kok hekelde. Voor zover hij autoriteit had, dankte hij dat toch vooral aan de naam en het stabiele instituut van de meer dan honderdvijftienjarige Albert Heijn. De oude kruidenier van die naam had zeker gezag, autoriteit, maar heeft nooit de macht van een Van der Hoeven gekend. Los weer van elk oordeel over de Ahold-affaire wordt, denk ik, uit dit laatste voorbeeld opnieuw duidelijk dat het loont een onderscheid te maken tussen de betekenis van autoriteit en macht.

Als we ons nu buigen over de oorsprong van het autoriteitsbegrip, ondersteunt die de actuele observaties die ik deed. Dit keer kunnen we niet teruggaan naar Plato en Aristoteles, de grote Grieken met wie het meestal begint. Beiden zochten in hun politieke filosofie tevergeefs naar een principe dat de tegenstelling tussen het gedwongen gehoorzamen aan de despoot die boven je stond en het elkaar met argumenten overtuigen van de vrije en gelijke burgers van de polis, kon overstijgen. Het bleef bij aanzetten, die later door het christendom deels werden geïntegreerd.

De Romeinen komt de eer toe het begrip ‘autoriteit’ te hebben ontwikkeld. De term komt van het werkwoord augere, dat ‘vermeerderen’, ‘doen groeien’ of ‘vergroten’ betekent. Een auctor is iemand die bevordert, een grondvester, een stichter. Autoriteit werd daarom door de Romeinen altijd verbonden met de oorsprong, de stichting van Rome. Elk spreken of handelen met autoriteit was steeds te herleiden tot dat begin. Autoriteit dient ertoe het toen begonnene te bevestigen en te versterken. Het klinkt als een contradictio in terminis, maar autoriteit dient uit vrijheid gehoorzaamd te worden. Het gaat niet om een onderwerping door macht, noch om een steeds overtuigd moeten worden door de argumentatie van een gelijke. Macht en autoriteit werden daarom door de Romeinen niet alleen onderscheiden, maar ook gescheiden. Cum potestas in populo auctoritas in senatu sit, luidt de beroemde uitspraak van Cicero: terwijl de macht bij het volk berust, ligt de autoriteit bij de Senaat.

Hannah Arendt, die ik reeds noemde, laat zien dat de Romeinen politiek gezien leefden vanuit de drie-eenheid van traditie, religie en autoriteit. In de traditie werd teruggegrepen naar de oorsprong. Dat werd door de religie bekrachtigd en ondersteund, waardoor autoriteit erkend en aanvaard kon worden. Na een aanvankelijke aarzeling nam het christendom deze drie-eenheid over. Het is vooral de verdienste van de grote kerkvader Augustinus geweest dat hij het vergeestelijkte, a-politieke christendom van zijn tijd op deze wijze maatschappelijke duurzaamheid verschafte. Niet de stichting van Rome, maar de geboorte en het leven van Jezus werden in een nieuwe visie op de wereldgeschiedenis als de oorsprong gedefinieerd. Van daaruit kon de traditie van apostelen, bisschoppen en het pausdom zich ontvouwen. En die traditie werd – dat was de erfenis van Plato en niet van de Romeinen – door een transcendente religieuze openbaring geschraagd. Alleen vanuit deze twee gegevenheden kan de autoriteit van paus en katholieke kerk worden begrepen.

Als een van de delen van deze drie-eenheid gaat wankelen, worden ook de andere twee getroffen. Als de religie haar vanzelfsprekendheid verliest, als de band met de traditie verzwakt, erodeert onvermijdelijk ook de autoriteit. Het is een misvatting dat men willekeurig een van deze elementen zonder de andere twee zou kunnen bewaren. Conservatieven die bijvoorbeeld menen dat ze autoriteit kunnen herstellen in een maatschappelijke constellatie waarin noch de religie noch de traditie een kans maken terug te keren, voeren een bij voorbaat verloren strijd.

Het zal nu, hoop ik, ook duidelijk zijn waarom in de moderne tijd autoriteit zo’n moeizaam te hanteren begrip is. Dat heeft niets te maken met de jaren zestig, maat gaat veel verder terug. Sapere aude, heb de moed je van je eigen verstand te bedienen, luidt volgens Immanuel Kant de zinspreuk van de Verlichting. Traditie en religie zijn niet meer maatgevend voor de inrichting van de maatschappij en voor de wijze waarop mensen hun eigen leven vorm willen geven. In de jaren zestig beleefden we een zoveelste golf, een uitwas volgens sommigen, van deze ‘Verlichtingsstroom’, die de nog bestaande autoritaire structuren in Nederland wegspoelde. Over de manier waarop dat gebeurde, kan getwist worden, dat iets dergelijks onontkoombaar was, lijdt geen twijfel. Toen religie en traditie onder vuur kwamen en verschrompelden, kon de gebruikelijke autoriteit ook niet lang meer standhouden.

Is autoriteit daarom verdwenen? In de traditionele zin is dat ongetwijfeld het geval. Tegen veel cultuurpessimisten in zou ik echter willen stellen dat er zich nieuwe moderne vormen van autoriteit hebben aangediend. Als we daar zicht op kunnen krijgen, krijgen we tegelijkertijd misschien iets meer greep op de vraag naar de crisis van normen en waarden die met het verlies van de traditionele autoriteit verbonden is.


Authenticiteit


Het sloeg in als een bom en het is waarschijnlijk daarom dat ik nog precies weet waar het gebeurde. Op een camping in Friesland las ik Deschooling Society, ‘Ontscholing van de maatschappij’ van Ivan Illich. Dat boek is waarschijnlijk de felste aanval op de autoriteit van de westerse onderwijsinstellingen die ooit geschreven werd. Tegelijkertijd leerde Illich mij op een onverwachte wijze een nieuwe vorm van autoriteit ontdekken. Ergens middenin zijn voor mij toen overtuigende aanklacht daagt hij de lezer die misschien toch school en universiteit niet zo snel af wil schrijven, uit met een verrassende vraag: heb je nu de meest belangrijke dingen geleerd van het instituut waar je op zat of van een individuele docent die je aansprak en inspireerde? Mijn antwoord was niet moeilijk. De ontmoeting met professor De Graaf, hoogleraar ethiek is beslissend geweest voor mijn intellectuele ‘Werdegang’. Als ik in Illuster een voor mij belangrijke leermeester uit Utrecht zou moeten portretteren, zou dat Hannes de Graaf zijn. Zijn autoriteit strekte zich voor mij buiten zijn vakgebied uit, dit in tegenstelling tot zijn collega’s over wier deskundigheid en strikt wetenschappelijke autoriteit ik echter zeker niets te klagen heb.

Als ik nu probeer te verwoorden waarin zijn morele autoriteit voor mij lag, heb ik helaas slechts een modewoord uit de jaren zestig tot mijn beschikking. De Graaf was authentiek, en wel in twee opzichten. In de eerste plaats liet hij zijn eigen persoon uitdrukkelijk meeklinken in zijn onderwijs. Dat gebeurde veeleer op een vanzelfsprekende dan opdringerige manier. Voor mij als derdejaars theologiestudent die met een vloed van elkaar tegensprekende ethische theorieën werd overspoeld, was het een verademing, de hoogleraar openlijk zijn persoonlijke vragen en twijfels bij sommige theorieën te horen uitspreken. De Graaf was in de tweede plaats authentiek omdat hij zijn persoon verbond met een aantal idealen buiten zichzelf. Hij was in 1957 een van de oprichters van de in 1991 in Groen Links opgegane Pacifistische Socialistische Partij, en een van de eersten die in de Koude Oorlog de dialoog met het communisme en de Oost-Europese kerken propageerde. Ook zijn politieke stellingname drong hij zijn studenten allerminst op. Integendeel, hij was nooit belerend of moraliserend. Maar over de zaken waar hij voor stond, ging hij wel in discussie met ieder die dat wilde.

Als intellectuele autoriteit inderdaad te maken heeft met een vrijwillige aanvaarding van iemands suggesties, ideeën en richtlijnen, dan kende ik De Graaf autoriteit toe. Dat deed ik later, toen ik hem persoonlijk leerde kennen, met Ivan Illich en met Hannah Arendt, die ik alleen uit haar werk en biografie ken. Bij alle drie had dat iets te maken met authenticiteit, die ik in zowel hun persoon als hun werk ervaarde. Dezelfde twee aspecten van authenticiteit spelen een rol bij bekende publieke figuren van wie velen de morele autoriteit erkennen. Nelson Mandela en Vaclav Havel zijn hiervan goede voorbeelden. In beide gevallen is het zowel hun leven als hun verbondenheid met een zaak buiten hen die ons van authenticiteit doet spreken.

Het soort intellectuele en morele autoriteit waar de genoemde mensen over beschikken, wijkt minstens op twee punten af van de autoriteit zoals wij die uit de traditie kennen. In de eerste plaats is zij niet vanzelfsprekend aan ambt of instituut verbonden. Er komt authenticiteit bij. Het is niet voldoende simpelweg president of professor te zijn, zoals in het verleden, om over autoriteit te beschikken.

In de tweede plaats gaat het niet om een blindelings aanvaarden van oordelen of richtlijnen, zoals dat in het verleden wel het geval was als het om bijvoorbeeld missives van pastoor of predikant, paus of professor ging. Wanneer ik de autoriteit van een leermeester erken, open ik mij in eerste instantie voor zijn of haar ideeën, ook al ben ik het er niet onmiddellijk mee eens. Zij krijgen het voordeel van de twijfel. Maar de twijfel kan toeslaan, het zelf durven denken kan ertoe leiden dat je bepaalde ideeën uiteindelijk niet aanvaardt.

Om maar een relevant voorbeeld te noemen, de idee van een radicale en totale breuk tussen traditie en moderniteit zoals Illich en Arendt die soms verwoorden, aanvaard ik niet. Dat houdt volgens hen voor ons onderwerp in dat autoriteit in de moderne tijd niet kan bestaan, dat de ervaring waarop ze teruggaat ons onbekend is. Ik hoop aangetoond te hebben dat dit niet het geval is. Juist omdat autoriteit een trage ervaring is, werd deze niet ineens uitgewist door de Verlichting, maar veeleer in brokstukken in de geschiedenis van de moderne tijd meegesleept en getransformeerd. Dat het bij de moderne intellectuele en morele autoriteit zelf overigens ook om een trage ervaring gaat, zien we duidelijk in onze omgang met de voorbeelden van authenticiteit die voor ons autoriteit belichamen. Ik ben mij bijvoorbeeld zeer bewust van het feit dat Havel als president in de Praagse Burcht aan morele autoriteit inboette en dat bepaalde contacten van Mandela er ook afbreuk aan deden. Dat neemt niet weg dat autoriteit die via authenticiteit langzaam is opgebouwd, zelden in een handomdraai verdwenen is. Persoonlijk plaats ik bijvoorbeeld grote vraagtekens bij het laatste werk van Illich, maar zijn autoriteit blijft voor mij zo groot, dat ik wel gedwongen word er diep in te duiken om tot een oordeel erover te komen. Het simpel terzijde te leggen is onmogelijk.

Heb ik het mij te gemakkelijk gemaakt door in deels persoonlijke voorbeelden van authenticiteit en autoriteit te vluchten? Ik dacht het niet. Van meet af aan heeft het persoonlijke voorbeeld een belangrijke rol gespeeld in de erkenning van autoriteit, ook al lag deze primair in instituten verankerd. De Romeinen hadden al een lange rij voorbeeldige ‘autoriteiten’. Van de twee Scipio’s werden bijvoorbeeld vele verhalen verteld om hun kwaliteiten en voorbeeldige levenswijze te illustreren. Als ik mijn eigen vakgebied als voorbeeld neem, dan zou je met een anachronisme kunnen zeggen dat een klassiek wijsgeer authentiek moest zijn in zijn leven én in zijn leer. De stoïcijnen maakten een onderscheid tussen praten over filosofie en filosofie zelf. De autoriteit van de filosoof had te maken met het laatste, het doorleven ervan of, zoals wij dat tegenwoordig noemen, de levenskunst. Praten over wat wij tegenwoordig tenslotte vooral als filosofie beschouwen, is niet voldoende om autoriteit als filosoof te kunnen claimen. In de Oudheid werd de politicus Cato van Utica die niets schreef of leerde, toch algemeen als een filosoof beschouwd vanwege zijn levenswijze (die in overeenstemming was met de stoïcijnse leer). De Duitse ethicus Scheler uit het begin van de vorige eeuw werd eens het verwijt gemaakt dat zijn persoonlijke leven flagrant in strijd was met de waarden die hij propageerde. Ik wijs de weg, zei Scheler, en van een wegwijzer mag men tenslotte niet verwachten dat hij zelf op pad gaat. Voor de klassieken zou dat onbegrijpelijk zijn geweest, voor ons wordt zijn wijsbegeerte er niet direct door afgewezen. Schelers filosofische kwaliteiten en zijn strikt wetenschappelijke autoriteit lijken mij door dat beeld niet aangetast, zijn morele autoriteit echter wel.

Bij authenticiteit gaat het om een modern ideaal dat uit de Romantiek stamt. Het Griekse authentikos is een verbinding van eauton (zelf) en thetein (stellen). Een individu dat zichzelf stelt, positioneert, is authentiek. Die letterlijke betekenis van de term roept vele connotaties op. Deels kwamen die in de voorbeelden die ik noemde al naar voren. Het gaat bijvoorbeeld om meer dan oprechtheid. Die dient kennelijk ook via woorden en daden zichtbaar te worden gemaakt voor anderen. En het positioneren van jezelf houdt niet alleen een relatie tot anderen in, maar ook tot iets buiten je, een zaak waarmee je je verbindt. Ten slotte staat het individu dat zich wil situeren centraal. Het gaat bij authenticiteit om een persoonlijk ideaal. Juist op dit punt bestaat er een levensgroot verschil met de traditie, waarin het individu zich toch primair als deel van een gemeenschap beschouwde.

In dat moderne individualisme liggen meteen ook alle mogelijke ontsporingen besloten van dit begrip dat in de jaren zestig voor het eerst massaal opgang maakte. Als illustratie verwijs ik weer naar de hilarische beschrijvingen van Houellebecq over de ontdekkingstochten naar ‘het diepste zelf’ die in die jaren plaatsvonden. De suggestie was vaak dat er achter de maatschappelijke vervreemding waarvan het individu zich een slachtoffer voelde, een diepe, oorspronkelijke en echte kern van het zelf verborgen lag. Wie die ontdekte, kon die vervolgens via allerlei zelfontplooiingstechnieken aan bod laten komen, wat vaak op het simpel ‘uitleven’ ervan neerkwam.

Het is gemakkelijk dat soort authenticiteitsdenken belachelijk te maken en af te wijzen. Het is terecht in diskrediet geraakt. De Canadese filosoof Charles Taylor heeft de afgelopen jaren echter geprobeerd het oorspronkelijke ideaal dat achter de zoektocht naar authenticiteit zat, te herwaarderen. Van zijn inzichten heb ik hierboven deels al gebruik gemaakt. Misschien moet ik nog wijzen op een in dat verband beroemde uitspraak van een filosoof die, ook al hanteerde hij de term niet, boven alles een authentiek zelf wilde ontwikkelen. ‘Werde was du bist’, zei Friedrich Nietzsche, ‘Word wat je bent’. Duidelijker kan niet worden uitgedrukt dat het bij authenticiteit niet gaat om zoiets als het ontdekken van een oorspronkelijk wezen dat niet door samenleving en cultuur beïnvloed is, maar dat het een levenslang gevecht betreft om jezelf als een unieke persoon uit te drukken. Ook authenticiteit is een trage ervaring die niet in een vloek en een zucht via inzicht of training en therapie gerealiseerd kan worden. Daarom sluit het zo goed aan bij het soort autoriteit dat wij moderne mensen nog kunnen en willen erkennen.


Mediatisering


Een van de boeken van De Graaf dat mij in het verleden sterk heeft geïnspireerd, kent de fraaie titel Te waar om mooi te zijn. Met mijn voorlopige slotzin over de relatie tussen autoriteit en authenticiteit houd ik het nog maar even op de gebruikelijke versie van deze uitdrukking. Velen van u zullen denken: ‘dit klinkt te mooi om waar te zijn’. Waar is de authenticiteit van politicus, topmanager, ja zelfs intellectueel in het tijdperk van spindoctors en tv-hypes? Misschien heeft u in De Volkskrant van 1 maart 2003 die twee bijna identieke foto’s van de raad van bestuur van Ahold onder elkaar afgedrukt gezien. Bovenaan stond de ‘echte’ foto. Rondom Cees van der Hoeven groepeert de raad van bestuur zich in het hoofdkantoor in Zaandam. Daaronder staat de foto zoals die in het jaarverslag is opgenomen en zoals het publiek die dus te zien kreeg. De saaie achtergrond van Zaandam is ingeruild voor de flitsende skyline van New York. Verder is een kalend hoofd van een van de bestuurders nu rijkelijk met een fraaie haardos bedekt.

We hebben hier nog te maken met een vrij onschuldig gebruik van digitale mogelijkheden om beelden te manipuleren. Interessant voor ons onderwerp is wel dat deze manipulatie macht voor autoriteit lijkt in te ruilen. Wat moeten de Newyorkse wolkenkrabbers anders verbeelden? En een kalend hoofd dat juist autoriteit kan uitstralen, wordt kennelijk niet met macho-achtige macht verbonden. Ook Schröder dreigde journalisten tenslotte met een proces om te bewijzen dat zijn haar echt was.

Het gaat mij hier echter in algemene zin vooral om de vraag of authenticiteit nog mogelijk is in een cultuur die door beeldmanipulatie lijkt te worden beheerst. Ben ik niet te naïef als ik toch gok op de verbinding tussen een moderne vorm van autoriteit en authenticiteit? Houd ik wel rekening met de media die een eigen werkelijkheid van beelden die zogenaamd authenticiteit moeten uitstralen, kunnen construeren? Ongetwijfeld is dit een heel nieuw thema dat ik hier aansnijd, wat een heel nieuw verhaal zou vergen. De vragen die hier rijzen kan ik echter niet ontlopen. Vandaar een tweetal slotopmerkingen.

In de eerste plaats merk ik op dat in het verleden authenticiteit altijd via de omweg van de taal en de beschikbare media gestalte kreeg. Plato klaagde al dat de authenticiteit en de autoriteit van de leermeester verlorengingen door de introductie van het schrift. En de autoriteit van de twee Scipio’s kreeg deels ook gestalte via de geschiedschrijving van de Griek Polybius, die als een soort historisch georiënteerde spindoctor de public relations van de familie der Scipionen die hem opgenomen had, verzorgde. De verhalen van Polybius leverden vervolgens weer de nodige topoi op, culturele mallen die het latere generaties mogelijk maakten maatschappelijk geaccepteerde vormen van autoriteit en authenticiteit na te streven. Bij authenticiteit denken we, zoals ik al opmerkte, nog vaak aan onbemiddelde directe echtheid. De geschiedenis kan ons leren dat er ook hier altijd sprake is van mediatisering. Authenticiteit werd altijd voor een deel uitgedrukt en geconstrueerd met behulp van de media die cultureel ter beschikking stonden.

Klinkt in de tweede plaats deze verwijzing naar de vroegere talige media niet al te onschuldig voor wie denkt aan hedendaagse beeldcultuur met film, foto, televisie en ICT? Is het niet waar, zoals een mediafilosoof als Baudrillard zegt, dat wij omgeven worden door simulacra, kopieën, afbeeldingen, zonder een origineel dat authentiek zou mogen heten? Zelfs historische gebeurtenissen lijken zich alleen maar in een schijnwereld te voltrekken volgens Baudrillard, die in een beroemde titel stelde dat de Golfoorlog (van 1991) niet had plaatsgevonden, behalve dan op de televisie. Waar is hier het authentieke? Naar mijn mening snijdt Baudrillard een wezenlijk punt aan, maar overdrijft hij dat in een extreme vorm van cultuurpessimisme. Wezenlijk is dat wij inderdaad moeten leren omgaan met de vele vormen van nieuwe media die ons overspoelen. De gemediatiseerde werkelijkheid blijft mijns inziens echter altijd een relatie onderhouden met wat als authentiek wordt ervaren en wat met autoriteit kan worden verbonden. Laat ik eindigen met een uitspraak van Lincoln, waarin ik blijf geloven als het gaat over de autoriteit en authenticiteit van politici: ‘Je kunt wel het gehele volk enige tijd bedotten en enigen van het volk de hele tijd, maar je kunt niet het hele volk de hele tijd bedotten’.


Bibliografie

Hannah Arendt, ‘What is authority?’, in Between Past and Future, Penguin Books, Londen, 1977, blz. 91-143.

Joep Dohmen, Over levenskunst. De grote filosofen over het goede leven, Ambo, Amsterdam, 2002.

Michel Houellebecq, Elementaire deeltjes, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1999.

X, ‘Authenticiteit’, Krisis, herfst 1999, Amsterdam.
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB

Laatst aangepast door Barst : 17th November 2004 om 00:21.
Met citaat antwoorden
  #2  
Oud 29th July 2004, 17:15
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,562
Post Ons medialandschap: 'Terug naar de apen'...

Hoe de tv ons van het denken ontslaat volgens mediagoeroe Norbert Bolz - Terug naar de apen

Van onze redacteur


BRUSSEL - Wie kent het geheim van het kapsel van Dana Winner? En verkiest Gene Bervoets chips boven frieten? TV1 roept kandidaten op voor een BV-quiz die de volgende weken wordt opgenomen. Het lijkt ,,gefundenes Fressen'' voor de polemische Duitse mediagoeroe Norbert Bolz, die onlangs het essay publiceerde ,,Warum Denken unmodern ist'' (waarom denken niet modern is).


VOLGENS Norbert Bolz, 51 en hoogleraar mediakunde aan de Technische universiteit van Berlijn, is het in de vroegste tijden begonnen met apen die elkanders vlooien vingen. Dat gezelschapsspel hield de groep bij elkaar en hierbij moet ook de taal zijn ontstaan. Oorspronkelijk was het nog een soort kapsalonconversatie waarbij het geklets en het gezwets over elkaar de overhand nam. Met de tijd groeide dat uit tot een discussie die op beschaafde momenten de vorm van een uitwisseling van gedachten aannam. Sociale conflicten werden uitgepraat.

Deze debatcultuur die aan de basis lag van wat men de Verlichting ging noemen, is volgens Bolz lang de trots geweest van het Westen. Maar, zo betoogde hij onlangs in zijn essay in het Duitse weekblad Der Spiegel, we maken vandaag mee dat deze evolutie op haar kop wordt gezet. De Verlichting is opgegaan in het gezwets van talkshows en discussie over bestuurlijke zaken is afgezakt naar ,,politainment". Bolz' diagnose is dan ook: we beleven het Einde van de Kritiek.

Zijn er dan geen kritische stemmen meer in de samenleving? Jawel, zegt Bolz, maar ze zijn vervangen door een vorm van dubieus moraliseren. De moraalcode in de media is zeer simplistisch en bestaat maar uit twee dingen: men praat de kijkers iets aan of iets of iemand wordt op het scherm gesloopt. Voor televisie bestaan alleen nog de ,,beste koop" enerzijds, en het schandaal anderzijds. Het bespaart de kijker dat hij moet nadenken.

Volgens Bolz worden in Duitsland boeken en theater niet meer echt kritisch gerecenseerd: er wordt geen echte keuze meer gemaakt, maar enkel met de eigen smaak gedweept. Het geruchtmakende tv-programma Das literarische Quartett van de literatuurcriticus Marcel Reich-Ranicki, waarin het voor en het tegen van literaire boeken meerstemmig werd afgewogen, kreeg destijds bekendheid tot ver over de landsgrenzen. Maar Bolz zegt dat je nu al in het Duitse taalgebied het nefaste effect op de bestsellerlijsten kan aflezen van een dweperige boekenuitzending als Lesen! van Elke Heidenreich, die in de plaats van het kritische kwartet is gekomen.

Norbert Bolz stelt vast dat televisie zich niet meer bekommert om zijn ,,cultuuropdracht", maar gewoon met alle mogelijke middelen de strijd om de kijker uitvecht. De omroep wenst die kijker te beschouwen als een zelfstandige consument die volwassen genoeg is om zelf te kiezen. Het jammerlijke is natuurlijk dat er op de televisiemarkt almaar minder keuze is, maar alleen maar ,,meer van hetzelfde".

Bovendien beweert de Duitse mediagoeroe dat de mens, in weerwil van wat Aristoteles heeft gezegd, niet van nature begerig is naar louter weten. Met uitzondering van enkele zakenlui die altijd en overal de beurskoersen willen kunnen consulteren, is de mens niet geneigd zich onafgebroken te informeren. ,,Informatie kan de mens namelijk vreselijk onzeker maken", verklaart Norbert Bolz, ,,terwijl communicatie mensen gerust stelt, en dat door precies het omgekeerde van informeren: het laten uitrazen en het bieden van een klankbord. Met andere woorden: gezwets".

DE talkshows en spelletjes maken de wereld voor de kijker overzichtelijk en emotioneel aanvaardbaar. Het zijn steeds dezelfde mensen die op het scherm terugkeren.

In een klein zendgebied als Vlaanderen met een intense BV-inteelt is dat nog opvallender. BV's worden vertrouwde personages die in een brede mediawaaier (radio's en bladen) worden ,,geraadpleegd" over alles. Doorgaans weten ze voor gestelde problemen ook geen probate oplossing. Maar dat is precies het geruststellende ervan voor de kijker, de luisteraar en de lezer: het ontslaat hem van na te denken en verzoent hem met het eigen onvermogen.

In Vlaanderen wordt voorlopig de boot nog afgehouden maar als het reclameaanbod ongeremd kan spelen, is de kans reëel dat je eerlang door dezelfde BV's, tussen twee programma's, ook nog in een spot een potje yoghurt wordt aanbevolen.

De volgende stap is dan dat, zoals op de Italiaanse RAI, de animatoren in de studio het spelletje even onderbreken en terzijde gaan staan om met hun vriendelijkste snuit een reclameboodschap van de teleprompter af te lezen.


29/07/2004 Marcel Van Nieuwenborgh

©Copyright De Standaard
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
  #3  
Oud 9th November 2004, 17:35
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,562
Maatschappijanalyse in 10 korte stellingen

Cultuur filosofie / De boze geest van rancune


'We leven we in een tijd van onbehagen', vond het recente rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat de stemming peilde. Het gevoel is na de moord op Theo van Gogh niet minder. En het is de kern van het betoog van cultuurfilosoof Ad Verbrugge. In gesprek met Trouw gaat deze in op tien stellingen over een samenleving op drift.


Ad Verbrugge (1967) is een rijzende ster in filosofenland. Als docent aan de Vrije Universiteit, en daarvoor aan de Universiteit Leiden, keert hij zich tegen het idee dat leerstof moet aansluiten bij de belevingswereld van de jeugd: hij laat zijn studenten moeilijke klassieke teksten lezen, en ontving daarvoor een onderwijsprijs.

Zijn laatste boek 'Tijd van Onbehagen' (Sun) over het lege culturele klimaat waarin we leven werd alom besproken. Zijn duidelijke taal, zijn lange haar, jeugdige uitstraling, maken hem mediageniek. Critici zetten hem vaak weg als 'cultuurpessimist'. Collega-filosoof Harry Kunneman noemt zijn filosofie 'vooringenomen'; hij miste het 'empirische bewijs' dat het Nederland aan gemeenschapszin ontbreekt. Het SCP-rapport laat zien dat de meeste Nederlanders Verbrugge's stelling delen. Maar ook dan kun je zeggen dat er geen empirisch bewijs is.

Toch is dat bewijs er wel. De criminaliteit is de afgelopen decennia schrikbarend gestegen, met name bedreigingen en geweldsdelicten. Verbrugge maakt gebruik van dergelijke empirische gegevens en koppelt ze aan een onderzoek van beginselen als rechtvaardigheid en vrijheid. Hij kijkt hoe deze beginselen begrepen zijn in de geschiedenis van de filosofie en vergelijkt de filosofische inzichten met de heersende opvattingen. Zo probeert hij greep te krijgen op de richting die de geschiedenis uitgaat. De verkeerde kant, vinden de Nederlanders in het SCP-rapport. Verbrugge: ,,Het fatalisme dat uit het rapport spreekt, is zelf onderdeel van het probleem. Er wordt geklaagd over het gebrek aan gemeenschapszin, maar de reactie daarop is dat iedereen zich terugtrekt in het eigen leven. Een vicieuze cirkel dus.''

1. Zonder straffen, ook geen recht

,,Straf is geen vorm van wraak of een soort therapie om de misdadiger te verbeteren. Het is uitoefening van gerechtigheid. Door te straffen maak je duidelijk dat bepaalde dingen waardevol zijn en ernstig genomen worden. De straf erkent en respecteert bovendien de vrijheid van de misdadiger. Maar ook de vrijheid van het slachtoffer wordt daardoor concreet. Het volstaat niet om op papier een vrij persoon te zijn als ze jou regelmatig bedreigen en terroriseren, zoals in de Diamantbuurt het geval was. De waarde 'vrijheid' is alleen te herbevestigen als de gemeenschap dergelijke misdaden op haar beurt straft. Uiteindelijk is straffen niet de oplossing. Het gaat erom gemeenschapswaarden daadwerkelijk te leven. Daar moet je mensen in opvoeden, zodat mensen leren om zichzelf te beheersen en anderen tot hun recht te laten komen.''

2. Crimineel is voorbeeld geworden

,,Omdat wij zo de nadruk leggen op het individu en zijn unieke beleving, oefenen criminelen een zekere aantrekkingskracht op ons uit. Dat zie je in de jongerencultuur, maar ook in de merkwaardige populariteit van een topcrimineel als Sam Klepper. De gangster rap is een voorbeeld van een genre waarin het stoer is iemand te zijn die overal lak aan heeft. Wanneer dat de sjablonen worden voor een groot deel van je jeugd, en je tegelijk het geweld onder de jeugd ziet toenemen, dan moet niet praten over wat nu eigenlijk fatsoenlijk gedrag is, maar het probleem zien van de aantrekkingskracht die kennelijk van dit soort media uitgaat.''

3. Wij vermaken onszelf kapot

,,Het gaat mij niet om vermaak, maar om een leefstijl waarin het individu zijn eigen beleving centraal stelt en consumptie een leegte in het eigen bestaan moet opvullen. In zo'n houding schuilt het gevaar dat intermenselijk contact onbetrouwbaar, kortstondig, en grof wordt. Mensen raken zichzelf kwijt in een opgeklopt gevoelsleven. Neem het gezin, traditioneel de gemeenschapsvorm waarin het algemeen welzijn centraal staat. Dit wordt ondermijnd door een fixatie op het individuele gevoel, waarin het alleen gaat om het eigen welzijn.''

4. Onderwijs teloor aan opleuken

,,Het doel van onderwijs is vorming. Wat mensen leuk vinden of niet is van secundair belang. Wij moeten de verantwoordelijkheid durven nemen om te paternaliseren, mensen dingen laten leren die niet leuk, maar wel goed zijn. Als ik had kunnen kiezen in de tijd dat ik Duits leerde, dan had ik ook gezegd: laten we maar geen rijtjes leren, laten we maar gewoon een beetje tv kijken. Maar dan kon ik nu geen Duitse teksten schrijven. Het is ook niet leuk dat iemand een zeker gezag heeft op basis van zijn kunde. Maar daarom moeten we de docenten nog niet afschaffen en 'leerprocesbegeleiders' van hen maken. Dan mis je als leerling een inspirerend voorbeeld en leer je niet meer de inherente waarde van iets kennen of kunnen.''

5. Niemand is uniek en vrij geboren

,,Individualiteit is eerder einde dan beginpunt van een ontwikkeling. Wanneer je zomaar zegt dat iedereen een uniek en vrij individu is met recht op een eigen mening en gevoel, dan denken kinderen al snel dat zij het centrum van het universum zijn. Mensen moeten tot die vrije individualiteit en zelfstandigheid worden opgevoed. Dat vereist een bepaalde beslotenheid van sferen. Er moeten grenzen aangebracht worden, ook aan wat de commercie in ons teweegbrengt.''

6. Elke gemeenschap kent grenzen

,,Waar mensen asociaal worden en zich onttrekken aan de gemeenschap, daar moet die gemeenschap ingrijpen - niet om anderen zo graag te pesten, maar wegens het gevaar van desorganisatie. Grenzen zorgen ervoor dat je vrij wordt en een zekere verbondenheid met anderen kunt voelen. Zoals de taal die je spreekt, dat is een begrenzing, maar ze zorgt ervoor dat je juist bij anderen kunt zijn. Door ons te begrenzen worden we concrete wezens, geen abstract zwevende individuen. Daarvoor heb je morele grenzen nodig, maar ook grenzen aan de omvang van de gemeenschap. Ik ben minder verantwoordelijk voor de opvoeding van andermans kinderen dan van de mijne. Elke gemeenschap bestaat bij de gratie van zulke grenzen.''

7. Wij zijn ook zelf onze vijand

,,Veel van de moslimfundamentalisten waar we ellende van ondervonden, zijn in het Westen opgegroeid en woonachtig. Wanneer een aanzienlijk deel van de Turkse en Marokkaanse gemeenschap na 11 september die aanslagen niet uitdrukkelijk afwijst en bestrijdt, wat het geval was, dan is er iets misgegaan met de wijze waarop wij ons integratiebeleid gevoerd hebben. Een deel van hen behoort niet echt tot de cultuur van herkomst, noch tot de cultuur waar ze zijn ingestapt. In zo'n situatie van vervreemding wordt de vatbaarheid voor criminaliteit en geweld groter, en groeit ook het gevaar van fundamentalistisch terrorisme. Juist omdat je niets hebt met de wereld waarin je leeft, en daarin ook nog eens niet goed mee kunt komen, ligt de rancune klaar.''

Dan kunnen mensen bevangen raken door 'een boze geest', die alleen maar uit is op de vernietiging van de wereld waarin zij zelf niet geworteld zijn. Theo van Gogh symboliseert in de ogen van zo iemand bij uitstek de verdorvenheid van de westerse wereld, de vrijheid van meningsuiting, de spot en de ironie jegens datgene dat volgens hen heilig is en moet blijven. Ondertussen is de vorm die de islam bij deze mensen heeft aangenomen zelf ook subjectief. Deze islam is niet het geloof van een levende gemeenschap, maar wordt grotendeels gevoed door virtuele gemeenschappen op het internet. De Franse islamoloog Olivier Roy heeft laten zien dat deze extremistische vorm van islam samenhangt met de vervreemding in het Westen zelf. Dat is ook iets wat wij onszelf kwalijk moeten nemen. We hebben onderschat wat er nodig is om je lid te weten van een gemeenschap, en wat de consequenties zijn wanneer dat niet het geval is.''

8. Verlichting komt voort uit religie

,,De Verlichting hangt zowel historisch als inhoudelijk samen met de Reformatie. De vrijheid en gelijkheid van individuen kun je uiteindelijk niet rationeel funderen, althans niet volgens de rationaliteit van de Verlichting zelf. Zij vinden hun grond in de protestantse traditie. Het is kenmerkend voor het protestantisme om hiërarchische verhoudingen te relativeren en het zwaartepunt te leggen bij het innerlijk leven van het individu ten opzichte van God. Tolerantie komt tot op zekere hoogte ook mee met de geloofswaarheid van het protestantisme. Je kunt het geloof volgens Luther niet afdwingen. Dat is zelfs een misdaad.''

9. Zonder religie gaan we ten onder

,,Samuel Huntington schetst in zijn laatste boek een samenhang tussen religiositeit en culturele en nationale trots. Dat bevestigt empirisch wat ik uit het begrip afleid: religie gaat erom dat ik iets hoger acht dan mijn individuele beleving. Zodra de individualiteit doorslaat vragen mensen zich af waarom ze zich nog zouden voortplanten. Maar als je op een gemeenschap ge oriënteerd bent die in een heilig licht staat, vat je jezelf op vanuit een bepaalde traditie waar je gewoon maar een lid van bent. Je voortplanten en je kinderen opvoeden spreekt dan vanzelf. Dat is de vitale kant van religie. En die vitaliteit ontbreekt in het seculariserende Europa dat in ongekend tempo vergrijst.''

10. Meer geweld en chaos tegemoet

,,De tendens is negatief, maar ik durf niets te voorspellen. Je weet nooit welke omslagen er plaatsvinden. Denk aan die van de jaren zestig. Het is niet uitgesloten dat het onbehagen zo groot wordt dat er weer een andere koers wordt ingeslagen.''


Yoram Stein, in Trouw, 09-11-2004
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
Antwoord


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 17:16.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.