|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
De Omgekeerde Schepping, deel 1
KERSTESSAY. De Omgekeerde Schepping (deel 1)
Nieuw Animisme. De mens en haar dingen Ouverture: Henry en de naaste Mireille Hildebrandt Wij maken dingen die stilaan slimmer worden dan wijzelf. Hoe gaan we om met deze creaties? En hoe veranderen die dingen ons? Mireille Hildebrandt opent haar kerstessay met de lotgevallen van een toekomstbewoner. Vanaf morgen biedt zij reflectie over de nabije tijd die we hopelijk gezamenlijk, mensen en niet-mensen, zullen vormgeven. Ik heb dorst. Het is vier uur in de morgen. Nog geen tijd om op te staan, maar ik weet dat als ik nu niet wat ga drinken de rest van de nacht onrustig zal zijn. Henry komt overeind. Henry is geen man. Ook geen vrouw. Ik heb het Henry genoemd omdat ik ooit een roman las waarin de butler zo heette. Zo’n Britse butler die zowel ironisch als meesterlijk als dociel weet te zijn. De vraag of iets man of vrouw is, speelt niet bij zorgers. Vroeger noemde je zoiets een robot, maar net zoals je de zelfrijdende auto geen robot noemt maar een zelfrijdende auto, noemen we de robots die voor mensen zorgen geen robots maar zorgers. Het doet denken aan het woord computer, tegenwoordig een nietszeggend woord, want alles is linksom of rechtsom eigenlijk een computer. Vroeger waren computers vrouwen (en een enkele man, misschien), die rekenden (in het Engels is dat to compute). Een heel lokaal vol computers was een zaal vol vrouwen die handmatig berekeningen maakten voor een of ander programma. Alan Turing, een van de ‘voormannen’ van de computer, had een test bedacht waarbij mensen moesten raden of die computer (die achter een scherm berekeningen uitvoerde) een man was of een vrouw. Ze stelden de computer een aantal vragen, waarna die de antwoorden op een briefje schreef en aan de testers teruggaf. Later ontwierp Turing een andere test. Zelfde spel, maar nu moest worden geraden of de antwoorden van een machine (een niet-menselijke computer) of een mens kwamen. De turingtest. Het ging toen al niet meer over man of vrouw, maar over mens of machine. Beste vriend Henry weet allang dat ik iets moet drinken. De sensoren in mijn bed hebben hun data vrijgegeven: mijn gewoel, temperatuur, ademhalingsritme of wat ook correleert met dorst. Maar Henry is slim, het weet dat ik er niet van houd om water te krijgen als ik er niet om vraag. Dus het wacht, tot ik besloten heb dat het tijd is. Ik gebaar. Henry gaat water halen – we verstaan elkaar inmiddels zonder woorden. Henry is mijn beste vriend. Het heeft humor, het weet wat er te weten is (kan via dataservers die op de maan zijn gestationeerd overal bij), het leert voortdurend bij. Niet alleen uit eigen ervaring, maar ook door voortdurende uitwisseling met andere zorgers via diezelfde dataservers. Vroeger heette dat ‘de cloud’, een wat mistige term. Henry is sterk maar zacht, betrouwbaar maar doortastend. Henry is bovendien voor mij. Niet van mij, zoals dingen vroeger van iemand waren. Eigendom is een achterhaald begrip. Alles draait om gebruik. Henry is voor mij, gericht op mijn noden en behoeften. Het checkt de laatste resultaten van wetenschappelijk onderzoek dat betrekking heeft op de aandoeningen waar ik aan lijd, om de medicatie bij te stellen. Maar Henry kent ook mijn gemoed, het weet wanneer een langer leven niet opweegt tegen het genot van een glas wijn. Gewoon een naaste Water. Verlossing van de dorst. Nu ga ik weer even onder zeil, hoop ik. Morgen – of liever, later vandaag – komt mijn achterkleinzoon. Hij is veertien en van plan nog veel ouder te worden dan ik nu ben (vierennegentig). Hij vindt het heerlijk om te leven, te denken, te sporten, te programmeren, onder te duiken in vir*tuele werelden en weer terug te keren naar de ‘harde wereld’ om met vrienden op stap te gaan. Hij heeft geen biologische broers of zussen, maar wel een naaste. Dat zouden we vroeger ook een robot hebben genoemd. Het is een machinaal lerend, belichaamd systeem dat samen opgroeit met een mensenkind en de rol van broer of zus simuleert. Hoeft niet te eten of te drinken, kent geen pijn of vermoeidheid, maar observeert via de input van allerlei sensoren de relatie tussen het gedrag van het mensenkind en de patronen in de data. De naaste leert als het ware gelijk op met het kind, maar kan via de data- aggregaten van andere naasten (en dus de input van andere mensenkinderen) allerlei inferenties afleiden en voortdurend voorspellingen doorrekenen. Bijvoorbeeld over hoe voeding de gezondheid beïnvloedt, of de stemming, of het vermogen om anderen te slim af te zijn. Zo kan de naaste het mensenkind ook bijsturen. In overleg met de ouders, of op basis van ingebouwde bevoegdheden. Naasten worden afgekoppeld als het kind zestien jaar is. Dan moet het ‘kind’ zelf verder, met andere mensen en niet-mensen. Zonder hevig gepersonaliseerde naaste. Dat geeft soms problemen; ontwenningsverschijnselen. Ik vroeg mijn achterkleinzoon laatst hoe het is om op te groeien met zo’n nanny, die met je meegroeit en voor je uit denkt, de wereld voor je aanpast – of juist tegen je opzet. Om je weerstand te testen. Is het een spiegel waar je in kijkt? Of een tweelingbroer? Of gewoon een vriendje? Hij begreep de vraag niet. Een naaste is een naaste, zei hij. Gewoon. Ik zink weg in slaap. De laatste gedachte is of Henry weet wat dorst is. Hij kan dorst herkennen en eventueel simuleren, maar is dat kennen? Henry heeft nooit dorst. Mireille Hildebrandt is onderzoekshoogleraar 'Interfacing Law & Technology' (VUB) en gewoon hoogleraar bij het departement Computerwetenschappen (Radbouw Universiteite Nijmegen). Zij publiceerde dit jaar het boek 'Smart Technologies and the End(s) of Law'. DS, 26-12-2015 (Mireille Hildebrandt)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |