|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Gevangen in het wereldwijde web
Gevangen in het wereldwijde web
Tweets, sms'en, e-mails, Facebookstatussen. De bewijzen dat onze internetverslaving depressie, angst en psychose veroorzaakt, stapelen zich op. Wordt het menselijke ras opnieuw bedraad? Voor hij de meest virale video uit de internetgeschiedenis lanceerde, kon je Jason Russell moeilijk een webfanaat noemen. Zijn account op Youtube was verlopen en op zijn Facebook- en Twitterpagina's waren alleen wat foto's van zijn kinderen en nieuwtjes over zijn tuin te vinden. ‘Het web is niet gemaakt om te kijken of mensen ons aardig vinden', schreef hij. En wanneer het surfen hem het gevoel gaf dat hij ‘een genie, een verslaafde of een megalomaan' was, stopte hij er een poosje mee. Maar vorige maart kon Russell niet meer stoppen. Het begon met een link naar Kony 2012, zijn heel persoonlijke documentaire over de Oegandese krijgsheer Joseph Kony. Het was de bedoeling om Kony via de sociale media berucht te maken, als eerste stap om zijn misdaden een halt toe te roepen. Dat leek te werken, want de film werd in minder dan een week meer dan zeventig miljoen keer bekeken. Maar toen gebeurde er iets met Russell. De vloed van felicitaties en kritiek die hij ontving, werd hem te veel. Hij kon niet langer afstand nemen van de nieuwe media. In de eerste vier dagen sliep hij amper twee uur en tweette hij aan één stuk door. Hij plaatste een link naar ‘I met the walrus', een kort geanimeerd interview met John Lennon. Hij spoorde zijn volgelingen aan om ‘hun geest te oefenen'. Hij publiceerde een foto van zijn tatoeage, ‘Timshel', een bijbels woord over de keuze tussen goed en kwaad. Hij uploadde een digitale foto van een sms'je van zijn moeder. Hij vergeleek zijn leven met de bizarre film Inception, ‘een droom in een droom'. Op de achtste dag van zijn vreemde, 21ste-eeuwse zenuwcrisis verstuurde hij een laatste tweet, een citaat van Martin Luther King: ‘Ren als je niet kunt vliegen, loop als je niet kunt rennen, kruip als je niet kunt lopen. Maar wat je ook doet, zorg dat je niet stilstaat'. Daarna keerde Russell terug naar de reële wereld: hij trok zijn kleren uit, wandelde naar een druk kruispunt in de buurt van zijn woning in San Diego en begon met beide handen op het beton te slaan, terwijl hij een tirade over de duivel afstak. Dat werd ook een virale video. Volgens de dokters leed Russell aan een ‘reactieve psychose', een vorm van tijdelijke waanzin. Drugs of alcohol hadden er niets mee te maken, blogde Danica, zijn echtgenote. Het was de schuld van het web: ‘Wij hadden er nog nooit van gehoord, maar volgens de artsen komt het dikwijls voor als een relatief anoniem iemand als Russell opeens wereldberoemd wordt'. Vier maanden later is Russell uit het ziekenhuis ontslagen, maar nog niet helemaal de oude. Danica heeft op Twitter laten weten dat ze een maand radiostilte houdt. In de sociale media laat haar man niets meer van zich horen. Iedereen cyborg De bezorgdheid over de schadelijke gevolgen van het internet voor onze geestelijke gezondheid is zo oud als de eerste hyperlink. Maar het idee dat een nieuwe technologie onze manier van denken en voelen zou kunnen beïnvloeden, laat staan een zenuwinzinking veroorzaken, leek belachelijk en naïef – een beetje zoals de televisie de schuld geven voor de jeugd van tegenwoordig. Het internet was een medium als alle andere, een communicatiemiddel, geen helse machine. Het zou ons gelukkiger en productiever maken. Er was toch niets dat op het tegendeel wees? Vandaag is dat er wel. Nu de eerste ernstige onderzoeken verschijnen, lijkt het beeld een stuk somberder dan de utopisten van het web dachten. Het zou kunnen dat de huidige incarnatie van het internet – draagbaar, sociaal en alomtegenwoordig – ons niet alleen dommer en eenzamer maakt maar ook depressiever, angstiger en meer geneigd tot dwanggedrag, aandachtsstoornissen en zelfs psychosen. In 1996 vertroebelden zeven onderzoekers van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) de grens tussen mens en computer door tegelijkertijd in de fysieke en de virtuele wereld te leven. Ze droegen toetsenborden op zak, radiozenders in hun rugzak en een schermpje voor hun ogen. Ze noemden zichzelf ‘cyborgs'. En ze waren freaks. Maar zoals Sherry Turkle, een psychologe van MIT, aanstipt: ‘Vandaag zijn we allemaal cyborgs'. We vinden het normaal dat we continu met de wereld in verbinding staan, maar dat betekent niet dat het gezond of leefbaar zou zijn. Onze machines zijn een stuk van ons geworden. We staren acht uur per dag naar het scherm, langer dan we aan om het even welke andere activiteit besteden, slapen inbegrepen. Britse pubers zijn gemiddeld zes uur per dag online. Sms'en is een automatisme geworden. De gemiddelde persoon, jong of oud, verstuurt of ontvangt elke maand zo'n 400 berichtjes, vier keer meer dan in 2007. De gemiddelde tiener produceert een verbijsterende 3.700 sms'sjes per maand, het dubbele van in 2007. Niemand vraagt om een terugkeer naar vroeger, maar uit onderzoek blijkt duidelijk dat het internet niet zomaar een communicatiemiddel is. Het is een totaal nieuwe mentale omgeving aan het scheppen. Elektronische cocaïne ‘Dit probleem is even belangrijk en uniek als de klimaatverandering', zegt Susan Greenfield, professor farmacologie aan de universiteit van Oxford. Momenteel werkt ze aan een boek over de manier waarop de digitale cultuur onze bedrading aan het veranderen is. ‘We zouden een prachtige wereld voor onze kinderen kunnen scheppen, maar dat zullen we niet doen als we blind blijven voor de realiteit en ons door de technologie in zombies laten veranderen.' Maakt het internet ons gek? Studies uit meer dan een dozijn landen lijken het te bevestigen. Peter Whybrow, de directeur van het Semel Institute for Neuroscience and Human Behaviour van de University of California, Los Angeles, (UCLA) vergelijkt de computer met ‘elektronische cocaïne', een bron van manisch-depressieve cyclussen. Het internet veroorzaakt ‘gedrag waarvan mensen weten dat het slecht voor hen is, hen angstig maakt en compulsief doet handelen', zegt Nicholas Carr, wiens boek The shallows, over de invloed van het web op het kenvermogen, voor een Pulitzer-prijs genomineerd is. ‘Het bevordert obsessies, afhankelijkheid en stressreacties', verklaart Larry Rosen, een psycholoog uit Californië die al decennialang onderzoek doet naar de invloed van het net. Sommige wetenschappers vermoeden al tientallen jaren dat het internet en de mobiele technologie verslaving, ADHD en aandachtsstoornissen in de hand werken, maar ze werden zelden ernstig genomen. ‘Wat zal het de volgende keer zijn: magnetronmisbruik of lippenbalsemverslaving?', schreef een onderzoeker bij een toonaangevende psychiatrisch tijdschrift, toen hij in 2006 een studie over problematisch internetgebruik naar de prullenbak verwees. Maar nu begint men er overal ter wereld anders over te denken. China, Taiwan en Zuid-Korea hebben onlangs de diagnose van internetverslaving geaccepteerd en beschouwen problematisch webgebruik voortaan als een nationale gezondheidscrisis. Het probleem is voorpaginanieuws in die landen, waar tientallen miljoenen mensen (en tot 30 procent van de tieners) als internetverslaafden worden beschouwd. Een jong stel liet zijn peuter sterven van de ontbering terwijl het online een virtuele baby grootbracht. Een jonge man knuppelde zijn moeder dood, omdat ze vond dat hij te veel online was, en gebruikte daarna haar kredietkaart om het cybercafé te betalen. Minstens tien ultrasurfers zijn gestorven aan bloedklonters door gebrek aan beweging (niet van de honger, want ze konden online noedels bestellen). De Zuid-Koreaanse overheid financiert nu afkickcentra en coördineert een virtuele avondklok voor jongeren. China heeft een kruistocht van moeders voor veilig webgebruik gelanceerd, nadat was gebleken dat sommige dokters internetverslaafde tieners behandelden met elektrische schokken en slaag. ‘Het medium werkt verslavend', zegt Elias Aboujaoude, een psychiater van de medische faculteit van Stanford University in Californië. ‘Ik heb een heleboel patiënten gezien die nooit problemen met afhankelijkheid of drugs hadden gehad, maar aan het internet en de andere technologieën verslaafd zijn geraakt.' Zijn in 2006 (met het grapje over lippenbalsem) afgewezen studie over problematische webgewoonten ligt aan de basis van zijn recente boek Virtually you. Zelfs bij gebruikers van middelbare leeftijd heeft Aboujaoude vastgesteld dat meer dan één op de acht personen ten minste één symptoom van een ongezonde afhankelijkheid van het net vertoonde. En in 2010 was er Unplugged, een experiment van de Universiteit van Maryland: 200 eerstejaarsstudenten moesten een dag lang alle web- en mobiele technologieën links laten liggen en een dagboek over hun gevoelens bijhouden. ‘Ik ben duidelijk verslaafd en die afhankelijkheid maakt me misselijk', schreef een van de studenten. ‘De media zijn mijn drug', zei een ander. In Groot-Brittannië zou 51 procent van de volwassenen en 65 procent van de tieners hun smartphone gebruiken tijdens sociale contacten met anderen, iets wat vroeger als buitengewoon ongemanierd werd beschouwd. Drieëntwintig procent van de volwassenen en een derde van de tieners kunnen de smartphone tijdens het eten niet missen en 22 procent van de volwassen en 47 procent van de tieners heeft hem op het toilet gebruikt. Verschrompeld brein Onze relatie met de technologie lijkt misschien een vrije keuze, maar in werkelijkheid worden we voortdurend gemanipuleerd door de kans op beloningen op korte termijn. Elke ping zou ons iets kunnen opleveren: sociaal, seksueel of professioneel. Telkens als we op het belletje reageren, krijgen we een minibeloning, een scheutje dopamine. ‘De beloningen zijn energiestoten die de dwangmachine voeden, zoals de huivering die een gokker voelt als hij een nieuwe kaart krijgt', zegt Judith Donath van het MIT. ‘Het cumulatieve effect is krachtig en moeilijk te weerstaan.' Men kan de manier waarop het web ons brein opnieuw bedraadt zelfs zichtbaar maken. Gary Small, het hoofd van het onderzoekscentrum voor geheugen en veroudering van de UCLA, documenteerde in 2008 als eerste de veranderingen van het brein als gevolg van zelfs gematigd internetgebruik. Hij verzamelde 24 proefpersonen, de helft ervaren webgebruikers en de helft mensen die nooit online gingen, en scande hun hersenen. Het verschil was opvallend: bij de webgebruikers was de prefrontale cortex ingrijpend gewijzigd. Maar de echte verrassing moest nog komen. De deelnemers die geen internet gebruikten, kregen de opdracht om in een week tijd in totaal vijf uur online door te brengen en dan terug te komen voor een tweede scan. Al na vijf uur internetten waren hun hersenen veranderd. Het brein van een internetverslaafde blijkt op dat van een drugs- of alcoholverslaafde te lijken. In een in januari verschenen studie vonden Chinese onderzoekers ‘abnormale witte materie' (bijkomende, op snelheid afgestemde zenuwcellen) in de hersenzones die verantwoordelijk zijn voor de aandacht, de controle en de uitvoerende functies. Een parallel onderzoek toonde vergelijkbare wijzigingen aan in de hersenen van verslaafden aan videogames. Beide studies volgden op andere Chinese resultaten die een link leggen tussen internetverslaving en ‘structurele afwijkingen van de grijze materie', een verkleining met 10 tot 20 procent van de zone van het brein die verantwoordelijk is voor de spraak, het geheugen, de motoriek, de emoties, de zintuiglijke waarneming en andere informatie. Hoe meer tijd iemand online doorbracht, hoe meer het brein verschrompeld was. Tal van studies wijzen bovendien op een verband tussen internetgebruik, depressie en angst. Hoe meer tijd mensen online doorbrengen, hoe slechter ze zich voelen. Het gebrek aan slaap, beweging en contact met mensen van vlees en bloed kan zelfs de vrolijkste ziel somber maken. Een recente Amerikaanse studie op basis van gegevens over het webgebruik van pubers in 1990 legt een link tussen de online doorgebrachte tijd en stemmingsstoornissen. Chinese onderzoekers hebben een vergelijkbaar ‘direct verband' vastgesteld tussen intensief internetgebruik en klinische depressie. Sherry Turkle, de psychologe van het MIT, interviewde voor haar boek Alone together 450 mensen, vooral tieners en twintigers, over hun online leven. Het beeld dat uit de gesprekken naar voren komt, is dat van een trieste, gestreste wereld van mensen die gevangenzitten in een dystopische relatie met hun machines. Jonge mensen worstelen met digitale identiteiten, op een leeftijd waarop hun echte identiteit volop evolueert. Alles wat ze doen, komt op het net, de webcam staat altijd aan, elk foutje wordt gezien en bespot. ‘Hoe lang moet ik dit blijven doen?', zuchtte een tiener, terwijl hij zich klaarmaakte om op honderd nieuwe berichtjes op zijn telefoon te antwoorden. Toen MTV vorig jaar zijn kijkers van dertien tot dertig jaar over hun webgewoonten ondervroeg, vonden de meeste mensen dat ze ‘bepaald' werden door wat ze online plaatsten. Ze voelden zich ‘uitgeput' omdat ze alles moesten publiceren en het web nooit konden negeren, uit angst dat ze iets zouden missen. Virtuele metropool De gebroeders Gold – Joel, een psychiater van de University of van New York, en Ian, een filosoof en psychiater van de McGill University in Montreal – onderzoeken het potentieel van de technologie om mensen het contact met de realiteit te doen verliezen en om hallucinaties, waanideeën en zelfs heuse psychosen te veroorzaken, zoals in het geval van Jason Russell. Volgens hen is het leven online vergelijkbaar met dat in de grootstad. De virtuele metropool hangt met kabels en modems aaneen maar is mentaal niet minder echt – en niet minder belastend – dan Londen, New York of Hong Kong. ‘We weten dat het risico op psychose groter is in een drukke stad dan in een dorp', zegt Ian Gold. ‘Het internet, de imaginaire grootstad, zou min of meer dezelfde psychologische impact kunnen hebben.' Een onderzoeksteam van de universiteit van Tel Aviv denkt ook in die richting. Vorig jaar publiceerde het de eerste gedocumenteerde gevallen van ‘internetgerelateerde psychose'. De auteurs besluiten dat online communicatie ‘volwaardige psychotische verschijnselen' kan veroorzaken. En ze waarschuwen de medische gemeenschap: ‘Het toenemende gebruik van het internet en zijn mogelijke rol in de psychopathologie zijn nieuwe uitvloeisels van onze tijd'. Wat kunnen we doen? Niets, zullen sommige mensen zeggen, want zelfs het beste onderzoek loopt vast in het raadsel van de kip en het ei: maakt het medium normale mensen gek, met zijn onverbiddelijke aanwezigheid, zijn eindeloze afleidingen en de dreiging van publieke spot voor wie blundert, of trekt het gestoorde zielen aan? Eigenlijk is die vraag niet zo belangrijk. Al sinds het begin van onze relatie met het internet zijn we geneigd het kritiekloos te aanvaarden, zonder veel na te denken over wat we er wel of niet van verlangen. Aan die onverschilligheid moet een einde komen. Onze geestelijke gezondheid staat op het spel. DS, 28-07-20012 (<Newsweek)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |