#1
|
||||
|
||||
De zeven vinkjes
‘Ik probeer mijn soort mannen te problematiseren’
Hoe geprivilegieerd hij is, als witte heterojongen uit een welgesteld milieu. Dat is wat Joris Luyendijk in zijn nieuwe boek op het spoor komt. ‘Ja, nu pas. En ik ben lang niet de enige.’ ‘Een debacle’, zo omschrijft Joris Luyendijk, antropoloog en journalist, de periode die hij bij de Britse topkrant The Guardian doorbracht. Merkwaardig, want als buitenstaander zie je geen ramp. Luyendijk mocht bij The Guardian een reeks maken waarin hij, in de nasleep van de bankencrisis, aan de hand van gesprekken met bankiers uitviste hoe de bankenwereld in elkaar zit, en wat haar zo kwetsbaar maakte. Zijn artikels verschenen op de site van The Guardian (en uiteindelijk ook in de gedrukte krant), in NRC en in De Standaard. Naderhand verwerkte hij ze tot het boek Dit kan niet waar zijn, waarvan bijna 300.000 exemplaren verkocht werden. En toch, Luyendijks periode bij The Guardian is een mislukking die je nog het best kan vergelijken met een voetballer die na een transfer bij zijn nieuwe topclub niet van de bank blijkt te komen, zo schrijft hij in De 7 vinkjes. Zijn doortocht bij The Guardian is in dit nieuwe boek het startpunt voor een zoektocht naar het hoe en waarom van succes (althans, als je succes omschrijft als deel uitmaken van de politieke en economische elite). Hij zoekt uit waarom hij zich uitgerekend bij The Guardian een buitenstaander ging voelen – een machteloze buitenstaander, overgeleverd aan krachten die hij niet kon inschatten, een gevoel dat hij nooit eerder in zijn leven had. Voor het eerst voelde hij hoe hij kleiner werd, minder ging zeggen in vergaderingen, zelfs geen grapjes meer durfde te maken. Met buitenstaanderschap op zich had hij nochtans ervaring – als beginnend journalist werkte hij zes jaar als correspondent in het Midden-Oosten. Het werd een bevreemdende en levensvormende ervaring waarover hij het boek Het zijn net mensen schreef, waarin hij voorbij het eerste gezicht van de westerse beeldvorming van de Arabische wereld kijkt. Daar zit veel frustratie in, over het praktische leven, en over wat journalistiek maar vermag, maar nooit werd hij getroffen door wanhoop over zijn eigen positie in de journalistieke wereld. Het was pas als gevestigd journalist van veertig dat hij bij de uiterst beleefde mensen van The Guardian tegen zijn grenzen aanliep. En pas nu, tien jaar later, heeft hij, na een grondig zelfonderzoek en vele gesprekken, in de gaten waarom. Wat ging er mis bij The Guardian? Waarom bent u zo teleurgesteld over een project dat zulke mooie resultaten heeft opgeleverd? ‘Ik ben naar The Guardian vertrokken met het idee dat ik de journalistiek kon veranderen. Momenteel faalt de journalistiek, omdat we ons altijd richten op het nieuws, op wat anders is. Journalistiek legt niet uit hoe de wereld in elkaar zit. We kunnen heel goed uitleggen waarom Ursula von der Leyen misschien weg moet, maar we kunnen niet uitleggen wat ze doet. Mijn bankiersproject bij The Guardian was een succes, maar ze geloofden niet dat mijn methode ook zou werken met andere onderwerpen.’ ‘Het is niet dat ik in Nederland nooit tegenslag had – mijn eerste boek is door drie uitgeverijen afgewezen. En op Harvard ben ik ook niet binnengeraakt. Maar dan wist ik dat er betere kandidaten waren, of dat mijn werk nog niet goed genoeg was. Bij The Guardian kwam ik er niet eens achter of mijn werk niet goed genoeg was. Ik had het gevoel dat ze me niet eens hoorden. Ik kreeg gewoon geen kans. En ik zie nu op jouw gezicht de milde minachting van: wat zit je te zeuren?’ Sorry. Ik probeer te begrijpen wat er zo uitzonderlijk is aan de ervaring. ‘Wat het voor mij zo moeilijk maakte, was dat ik dat ik niet eens het gesprek over mijn ideeën op gang kon brengen. Als ze hadden gezegd dat mijn plan niet goed genoeg was, had ik ook rust gehad. Maar ik zat bij vergaderingen waar ik elk woord begreep, en aan het eind toch geen idee had wat er besloten was. Je legt je ziel en je zaligheid in een presentatie, en nadien hoor je: dat is heel interessant. En verder niets. En iedereen weet wat er bedoeld wordt, maar jij weet het zelf niet.’ Kon u geen uitleg vragen? Of nog een beetje harder werken? Was u niet een tikkeltje kleinzerig, u speelde daar per slot van rekening in de internationale topklasse? ‘Uitleg vragen is heel onbeleefd in de Britse context. En als je het al durft, komt het antwoord ook weer gecodeerd. Dat is ontzettend ontmoedigend en vermoeiend. Dat je steeds moet denken: wat bedoelen ze? Dat was voor mij een compleet nieuwe ervaring, en ik had geen manier om ermee om te gaan. Ik had geen ervaring met aanpassing, en heel weinig incasseringsvermogen. Ik had nooit ergens voor moeten vechten, al dacht ik toen nog van wel.’ ‘De enigen bij The Guardian die mijn ervaring deelden, waren de mensen die niet uit een dure privéschool kwamen, of die een andere culturele achtergrond hadden. Die hielpen me om te zien dat er codes waren die ik niet beheerste, en ook nooit moeiteloos zou leren beheersen. Dat zijn heel subtiele dingetjes – omgangsvormen, de taal van het werk, het accent waarmee je praat, verwijzingen naar popcultuur. Toen ben ik me gaan afvragen: wie heeft in Nederland die ervaring? En waarom heb ik ze nooit gehad? En dan ben ik de mechanismen gaan zien, en hoe geprivilegieerd ik vanaf mijn geboorte was.’ ‘Dat is wat ik in mijn boek wil thematiseren: dat je een groep mensen hebt die dat soort ervaring van uitsluiting niet kan hebben. Omdat ze een onzichtbare norm vormen, en dat ze dat zelfs niet beseffen. In Nederland zijn dat de mensen zoals ik – witte heteromannen met een aso- en een universitair diploma en minstens één hoogopgeleide ouder of een ouder met geld dan wel maatschappelijke status, en minstens één in Nederland geboren ouder. Zoals onze premier dat is, en de Belgische premier ook, en het merendeel van hun ministers. Dat zijn de zeven vinkjes. En wij hebben in Nederland net zo goed zo’n taaltje, met het juiste accent en de juiste verwijzingen.’ ‘Zo kwam ik er ook achter wat het betekent als een manager of een hoofdredacteur of Mark Rutte zegt: we gaan voor kwaliteit. Ze bedoelen: we gaan voor iemand die op ons lijkt. Iemand die niet boos is maar altijd een beetje vrolijk, omdat hij nooit ellende heeft meegemaakt; iemand die praat zoals wij, iemand die zich kleedt zoals wij, die een jeugd had zoals wij. En voor kwaliteit is een stage in Grenoble een pluspunt. Maar als je tot je veertiende in Afghanistan gewoond hebt, telt dat niet als een interessante buitenlandse ervaring. Dan heet het ineens een achterstand, in plaats van een bewijs van daadkracht en doorzettingsvermogen.’ Dat is een boodschap die feministische en anti-racistische denkers al decennia uitdragen. Is het echt zo dat u daar nu pas achter komt, dat mannen zoals u de dienst uitmaken en dat vanzelfsprekend vinden? ‘Ja, ik ben bang dat dit echt zo is. En ik ben lang niet de enige. Dat is een van de redenen waarom ik het boek geschreven heb. Ik ben in veel organisaties gaan spreken over mijn onderzoek. Heel vaak kreeg ik nadien een bedankje van de verantwoordelijken voor diversiteit. Omdat ik hetzelfde zeg als wat zij al jaren aan hun bazen proberen uit te leggen. Alleen blijkt het voor die bazen een groot verschil te maken dat ik het zeg. Als een zwarte vrouw komt vertellen zeggen dat zij als witte mannen uit de hogere middenklasse hun hele carrière lang de wind in de rug hebben gehad, wordt zo’n zevenvinkje boos. Dan stopt hij met luisteren, en zet hij haar weg als een boze hysterische vrouw die niet al te veel van onze cultuur begrepen heeft. Als ik dat kom zeggen, met mijn lichaam, mijn glimlach, mijn manier van praten en een pak aan, dan luistert hij. Er is niets waarmee hij mij aan de kant kan schuiven.’ Wat zegt dat over onze samenleving? Dat iedereen die afwijkt van die onzichtbare norm, niet ernstig genomen wordt? ‘Ik deel je verontwaardiging, en ik begrijp ook dat mijn boek verontwaardiging opwekt. Het is net dat mechanisme dat ik probeer te beschrijven: dat als er iets uit mijn mond komt, mensen luisteren die anders niet luisteren. Daar worden nu ook weer mensen boos van, omdat ik hier spreekruimte voor krijg en gehoord word, maar dat vind ik een tikkeltje hypocriet. Je kan niet vragen dat mensen als ik onderzoeken wat hun privileges zijn, en dan boos worden als ze hun conclusies willen delen.’ Goed, als ze dan toch naar u luisteren: hoe overtuigt u bedrijfsleiders en politici ervan dat het ook in hun belang is dat ze niet alleen maar mensen aannemen en promoveren die op hen lijken? ‘Uit onderzoek naar escape rooms blijkt dat een divers samengesteld team drie keer sneller ontsnapt dan een homogeen team. Er zijn namelijk drie keer zoveel ideeën. Als je slechts uit twintig procent van de bevolking rekruteert, loop je een hoop talent mis. Dat is zoals je het Belgische elftal zou rekruteren uit spelers met een naam die begint met de letters A tot en met H. Doe maar, denk ik dan, dan kan Holland weer winnen van België. Hoe beter prestaties te meten zijn in een sector, hoe diverser de sector is. Sport is een goed voorbeeld, maar je ziet het ook in muziek. In de City in Londen heb ik gezien hoe de jobs waarin je echt iets van wiskunde moet kennen, door heel diverse mensen zijn ingevuld. Maar kijk naar een job als vermogensbeheerder, waarbij rijke klanten overtuigd moeten worden om hun geld bij jou te beleggen, en dan wordt iets anders belangrijk: dat je lijkt op diegene die boven je zit.’ ‘In kleine en middelgrote ondernemingen zul je niet veel zevenvinkjes vinden. Als ik daar langsging, hoorde ik: ja ja we kennen ze wel, die komen er hier niet in. Ze hebben geen levenservaring, geen incasseringsvermogen, zijn verwend, verwachten dat iedereen voor ze klaarstaat. Zevenvinkjes gedijen het best in gigantische multinationals en ministeries, met heel veel functies waarin niet zo duidelijk is wat iemand kan, en waarin zelfvertrouwen heel belangrijk is.’ Zijn de zevenvinkjes bang om hun machtspositie te verliezen? Is het daarom dat ze niet luisteren? ‘Nee, als je denkt dat het opzet is, dan overschat je ons. In essentie is mijn soort mannen naïef, we weten niet beter. Als je van jongs af de wind in de rug hebt, voel je niet welk verschil dat maakt. Het verbaast me dat het jou verbaast dat dit voor veel mensen nieuws is. Al die mensen die ik heb geïnterviewd, worden niet geleid door mannen die hierover nadenken. Als je hierover nadenkt, gebruik je niet meer het woord homo als scheldwoord, of zeg je niet meer “meisje” tegen een collega, of laat je je niet minachtend uit over tokkies of marginalen – dat doe je ook alleen als je zelfs niet beseft dat iemand het kind uit een andere sociale klasse kan zijn.’ ‘Er is een kloof tussen iets horen, en het ook echt begrijpen, als je het niet aan den lijve ondervindt. Ik had natuurlijk gelezen over hoe witte mannen de boel domineren. Maar “witte mannen” is al zo’n verzamelterm, en je denkt nooit bewust in een discussie: laat ik mijn stem wat verheffen, dan doet zij dat ook, en dan klinkt zij als een hysterische heks in een sprookje, en ik als de held die orde op zaken stelt.’ ‘Mensen hebben hun afweerreacties klaar als informatie onprettig is. Je hersenen gaan meteen op zoek naar niet ter zake doende redenen om de boodschapper niet meer leuk te vinden. Of je gaat denken dat hij of zij overdrijft, of voor de belangen van de eigen klasse opkomt omdat ze de boel willen overnemen. Het is een onwetendheid die goed uitkomt. Je kan in je kwaliteitskrant lezen over achterstelling in het onderwijs, maar als jij of je dierbaren het niet aan den lijve ondervinden, blijft het niet of veel en veel minder plakken. Als je het niet weet, zie je het niet – dat is wat Gloria Wekker onschuld noemt. Het is onschuld in de zin van: je bent je van geen kwaad bewust, want je maakt het niet mee. Maar ook: je wil je van geen kwaad bewust zijn, dus je steekt geen poot uit om erachter te komen.’ Uw boek is opgedragen aan meester Jos. Wat heeft hij voor u betekend? ‘Meester Jos heeft me een studieadvies gegeven dat gunstiger was dan mijn resultaten bij de oriënteringsproef aan het eind van de lagere school. Ik ben overgeadviseerd, terwijl kinderen uit de arbeidersklasse of met een migratieachtergrond systematisch ondergeadviseerd worden. Dat is mij onder meer beginnen opvallen toen ik lezingen gaf over Het zijn net mensen. Vaak kwamen er nadien jongeren met een migratieachtergrond een praatje maken. Ze waren zonder uitzondering erg analytisch en verbaal scherp. En als ik vroeg wat ze studeerden, bleken ze heel vaak in het beroepsonderwijs te zitten, terwijl ze heel andere ambities hadden. Als je dat systematisch meemaakt, dat je onderschat wordt, ontmoedigd in plaats van gestimuleerd, krijg je een heel ander beeld van de wereld dan ik van meester Jos kreeg. Meester Jos heeft me getoond dat de wereld in me geloofde, dat ik minstens het voordeel van de twijfel kreeg. Iedereen krijgt te horen: doe je best, volg je hart, het komt goed. Maar alleen voor mensen als ik klopt dat ook.’ Van wie hebt u het meest geleerd tijdens uw gesprekken voor dit boek? ‘Ik was het meest verrast door de impact van klassenmigratie op het leven van mensen. Als je opgroeit in de hogere middenklasse, en je haalt je diploma aan de universiteit, dan is de kloof met je ouders gedicht. En je gaat werken in een milieu waar iedereen praat zoals jij. Als je uit de arbeidersklasse komt en je gaat studeren, maak je het tegenovergestelde mee. Je komt terecht in de hogere middenklasse, waar plots blijkt dat er nog een heel andere taal is die je moet leren, en er ontstaat een kloof met je ouders. Als je bij je ouders bent en je krijgt telefoon van je werk, ga je buiten gehoorsafstand praten omdat je je schaamt voor je bekakte accent. En op je werk vertel je niet dat je moeder als schoonmaakster werkt en je vader bij Post.nl.’ ‘Als ik in een lezing over de klassenmigrant vertel, barst er in de meerderheid van de gevallen iemand in huilen uit. Dan houden ze dat al tien jaar stil voor collega’s – en de Alexanders en de Anne-Karlijns vallen uit de lucht. Zo was ik ook. Bij The Guardian vroeg iemand me ooit hoe het in Nederland met sociale klasse zit. En dan zei ik: dat speelt helemaal geen rol, wij hebben geen privégezondheidszorg of privéonderwijs, ons onderwijs selecteert op talent.’ Hoe zijn uw zelfbeeld en uw wereldbeeld veranderd, nu u de illusie van de meritocratie hebt moeten loslaten? ‘Mijn zelfbeeld is nu veel minder gemakzuchtig positief. Als je mannen als ik vraagt waarom ze zo ver gekomen zijn, zeggen ze nooit dat ze daar niet zoveel voor hoefden te doen. Dat ze een eigen slaapkamer hadden, opgroeiden met kranten en boeken, ouders die naar de ouderavond gingen en hielpen bij hun huiswerk. Laat staan dat ze zullen zeggen dat het geholpen heeft dat ze een man en hetero zijn. Nee, ze zeggen: “Ik heb zo hard gewerkt, ook een beetje geluk gehad, hoor, een paar risico’s genomen, maar vooral zo hard gewerkt.” Dat is ons zelfbeeld. En het ingewikkelde is dat de meesten ook hard hebben gewerkt. Maar succes komt niet door dat harde werken. Het is juist die combinatie van factoren die je ongemerkt de wind in de rug geeft, waardoor het voelt alsof je heel goed kan fietsen, en dan staan er naast je parcours nog continu mensen klaar die bevestigen dat je zo goed kan fietsen, waardoor je nog beter gaat fietsen. En uiteindelijk denk je: zo, wat ik hier doe, dat is talent, dat is kwaliteit.’ ‘Net als alle andere mensen zijn zevenvinkjes bepaald door hun ervaring van de wereld, alleen doen we alsof dat niet het geval is. Wij bestaan niet als een groep. Alle andere groepen ontdekken op een zeker moment: wacht even, jullie geven hem een promotie, en mij niet? In de City heb ik veel vrouwen geïnterviewd. Onder de 35 waren ze allemaal tegen quota, boven hun 35 waren ze voor. Hoe kwam dat? Omdat ze rond hun 35 te veel mannen zonder bijzondere talenten gepromoveerd hadden zien worden, en ze hun geloof in de meritocratie verloren.’ ‘Die onzichtbare norm, waarvan we doen alsof het geen norm is, wil ik zichtbaar maken. Ik probeer mijn soort mannen te problematiseren. Want zolang we doen alsof wij neutraal zijn, is al de rest afwijkend. Als ik mijn belangen verdedig, zegt niemand: ach, identiteitspolitiek, daar hebben we nu wel genoeg van. Geeuw, alweer een zevenvinker die zich tekortgedaan voelt. En ik kan over alle onderwerpen schrijven zonder dat iemand vraagt: kun je wel objectief zijn? Of: hoe is dat nu voor jou, als feminist/transpersoon/homo? Dat kan niet, omdat er geen hokje is. Met dit boek wil ik dat wij ook een soort hokje krijgen, en dat het in ieders belang wordt om alle hokjes te slopen. En tot die tijd kan je als vrouw in een vergadering zeggen: “Ik heb zo genoeg van dit typische zevenvinkjesgedrag”, als iemand jouw spreektijd inneemt. Dat vind ik heerlijk, als dat na een lezing gebeurt.’ Verder lezen voor zevenvinkers: de eyeopeners van Joris Luyendijk 1 Gloria Wekker Witte onschuld Zonder dit boek was het mijne er niet gekomen. Dankzij Wekker begreep ik waarom ik mijn eigen privileges zo lang niet werkelijk had gezien: ik wilde vasthouden aan mijn onschuld. 2 Sinan Çankaya Mijn ontelbare identiteiten Prachtige bespiegelingen over de jeugd en het leven van een medeantropoloog en landgenoot, met heel andere vinkjes. 3 Sarah Sylbing en Ester Gould Klassen, omroep Human Documentaire over ongelijkheid in het onderwijs. Ze namen jaren de tijd en maakten een hartverscheurende serie. Hier is televisie zoveel krachtiger dan het woord. 4 Didier Eribon Terug naar Reims Schitterende reconstructie van klassenmigratie: hoe je verandert wanneer je als eerste in je arbeidersfamilie gaat studeren. Heel goed te lezen in combinatie met Edouard Louis’ Weg met Eddy Bellegueule, over hoe de vinkjes lhbti en arbeidersmilieu op elkaar in kunnen werken. 5 Ron Meyer De onmisbaren Vlammend pleidooi van de oud-partijvoorzitter van de Socialistische Partij – de Nederlandse variant van de PvdA – voor herstel van de waardigheid van de zestig procent van de beroepsbevolking zonder hogeschool of universiteit. 6 Youtube Sociaal wetenschappelijke werken bevatten vaak zoveel jargon dat ze ontoegankelijk worden voor gewone lezers. ‘Intersectionaliteit’ is echter heel makkelijk te snappen door ‘Privilege Walks’ in Youtube in te typen. In vijf minuten heb je het door. 7 Edward Said Orientalism Dit is geen toegankelijk boek maar een onvergetelijk scherpe analyse van de Europese constructie van Arabieren en moslims als ‘de Ander’. DSL, 12-02-2022 (Eva Berghmans) |