|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Zij-instromers onderwijs worden niet naar waarde geschat
Zij-instromers onderwijs worden niet naar waarde geschat
Wie de stap zet van de privésector naar het onderwijs, komt financieel vaak van een kale reis terug. De zogenaamde zij-instromers kunnen maar in een beperkt aantal gevallen een deel van hun anciënniteit meenemen. Het verhogen van de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep is nochtans een van de doelstellingen om het groeiende lerarentekort aan te pakken. Vorig schooljaar maakten ruim 2.800 mensen de overstap van de privésector naar het onderwijs. Een recordaantal, zo maakte Vlaams onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) afgelopen weekend bekend. Sinds 2015 komen jaarlijks minstens 2.200 nieuwe leerkrachten als zogenaamde ‘zij-instromer’ in het onderwijs terecht. Meer dan de helft van hen start in het secundair onderwijs, een kwart gaat naar het basisonderwijs en de rest geeft les aan volwassenen. Van die zij-instromers zijn meer dan de helft dertigers en een kwart zijn veertigers. Het zou momenteel gaan om ruim 11.000 personeelsleden, zo blijkt uit recente cijfers van minister Weyts na een vraag van Vlaams parlementslid Brecht Warnez (CD&V). Hun stap naar het onderwijs is belangrijk om de huidige krapte mee op te vangen. Om de uitstroom in het onderwijs op te vangen, moeten tot 2024 jaarlijks meer dan 4.500 mensen aangeworven worden, zo bleek uit recente cijfers van onderwijsminister Weyts na een vraag van Hannelore Goeman (sp.a). Cijfers uit 2018 tonen dat in het kleuteronderwijs, lager onderwijs en secundair onderwijs respectievelijk 27,4%, 26,9% en 37,2% van de starters binnen de vijf jaar het onderwijs terug verlaat. Hoeveel daarvan zij-instromers zijn, is niet bekend. Ben Weyts kondigde in zijn beleidsnota een reeks maatregelen aan om meer mensen naar het onderwijs te lokken. “Voor vakken waar de tekorten het grootst zijn, trek ik zij-instromers aan”, schrijft hij. En verder: "Om specifieke profielen aan te trekken zoek ik creatief naar samenwerking met andere sectoren, zet ik in op outplacement richting onderwijs en stimuleer ik LIO-banen (leraren in opleiding), onder meer door ze beter bekend te maken. Daarnaast voer ik een actief beleid om eventuele drempels voor nieuwe zij-instromers versneld weg te werken. Zo maak ik werk van een gefaseerde aanpak voor de erkenning van de anciënniteit van nieuwe zij-instromers voor knelpuntvakken." Nuttige ervaring In de praktijk geven professionals die vanuit de privé naar het onderwijs stappen hun geldelijke anciënniteit vaak op en starten ze aan een basisloon. Dat komt omdat er twee strikte regelingen zijn om beroepservaring uit de privésector financieel gewaardeerd te zien in het onderwijs. Via het principe van 'nuttige ervaring' kunnen werkjaren in de privé meetellen voor directie- en coördinerende functies in het secundair onderwijs. Daarnaast telt 'nuttige ervaring' ook voor een reeks technische en praktische vakken in het secundair-, buitengewoon en kunstonderwijs, zoals bouw of houtbewerking. Sinds 1 september 2020 kunnen mensen ook acht jaar anciënniteit meenemen wanneer ze in de lagere school gaan lesgeven of in het secundair onderwijs de knelpuntvakken Nederlands (voor nieuwkomers of handelscorrespondentie), wiskunde, (handelscorrespondentie) Frans, bouw, elektriciteit en mechanica gaan geven. “Vóór de hervorming van minister Weyts was het meenemen van anciënniteit beperkt tot het secundair onderwijs en dan nog enkel tot de leraarspraktijk”, zegt Michaël Devoldere, woordvoerder van Ben Weyts. “We hebben de beroepservaring losgelaten en focussen nu op de knelpuntvakken.” Weyts trekt daar dit jaar bijna 4 miljoen euro voor uit, een bedrag dat verdrievoudigt tegen 2024. Toch blijven de mogelijkheden om werkervaring in de privé of gesubsidieerde sectoren te ‘valoriseren’ beperkt. De huidige regels leiden in de praktijk ook tot bizarre situaties. Zo kan (Para)medisch personeel dat voorheen werkte voor een CLB (Centrum voor Leerlingenbegeleiding) bij een overstap naar het buitengewoon onderwijs een deel van zijn anciënniteit meenemen, terwijl dat niet geldt voor (para)medisch personeel dat in een ziekenhuis werkte. Het enige verschil is dat de ene werkte voor een overheidsdienst en de andere niet. Dat komt omdat de regelgeving steunt op een Koninklijk Besluit van 1958, geschreven op maat van overheidspersoneel of mensen die werkten in een organisatie waarvan de overheid meer dan de helft van de aandelen bezit. Wie van gelijk welke overheidsbaan, zelfs zonder dat daarbij nuttige of relevante ervaring kan worden aangetoond, naar het onderwijs overstapt, kan zijn geldelijke anciënniteit meenemen. Gesubsidieerde sectoren, waaronder het gros van de welzijnssector, vallen daar niet onder, zelfs al werken mensen bijvoorbeeld in diensten die volledig gesubsidieerd worden door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). De enige uitzondering zijn organisaties die actief zijn in scholen en onder het gezag van een directeur werken. Afgezien van ervaring in een beperkt aantal knelpuntambten en -vakken, is expertise uit de privé niet van tel bij de geldelijke berekening van anciënniteit voor wie het onderwijs komt versterken. Nochtans waren er in het verleden wel plannen om zij-instromers beter te verlonen naargelang hun anciënniteit. Bij de besparingen van 2014 sneuvelde een voorstel van toenmalig onderwijsminister Pascal Smet (sp.a) om een verdubbeling tot twintig jaar anciënniteit in het secundair door te voeren. Ongelijke lonen tussen ‘starters’ met beroepservaring en beginnende leerkrachten die net van de schoolbanken komen, zouden een negatief effect hebben op die laatste, meende Hilde Crevits (CD&V) toen ze de functie van onderwijsminister van Smet overnam. “Mensen die initieel in het onderwijs stappen doen dat met hart en ziel. Hun waarde moet ook erkend worden”, meent ook algemeen secretaris van ACOD Onderwijs Nancy Libert. “Als onderwijs hun eerste keuze is, moeten we jongeren stimuleren om te blijven. We willen geen dubbel signaal geven.” Vakbonden zijn ook kritisch omdat nieuwe regelingen voor zij-instromers mensen bevoordelen tegenover wie vroeger aan de slag was. Om het lerarentekort tegen te gaan, lijstte de vakbond Christelijke Onderwijscentrale (COC) eind vorig jaar alle obstakels op in haar ‘knipperlichtennota’. “Wanneer leerlingen zien dat hun leraren niet langer gerespecteerd worden in de samenleving, gaan ze geen droom koesteren om later zelf leraar te worden”, zo staat te lezen. “Daar komt bij dat zij-instromers naast aanzien vaak ook loon moeten inleveren. De Vlaamse overheid heeft met de recente maatregelen rond verloning van zij-instromers een stap gezet, maar wie de overstap al gemaakt had, moest met lede ogen aanzien dat er voor hen niets gedaan werd.” Ongelijke behandeling Die laatste bedenking van de vakbond kwam in 2014 als fundamentele kritiek naar voor in een advies van de Raad van State op het toenmalige voorstel om de anciënniteitsregeling uit te breiden. De Raad vond dat de ongelijke behandeling tussen zij-instromers onvoldoende gemotiveerd was. Financiële anciënniteit wordt namelijk enkel voor nieuwe aanwervingen in rekening gebracht, terwijl zij-instromers die eerder al in het onderwijs aan de slag gingen er geen gebruik van kunnen maken. Aan die kritiek werd vorig jaar tegemoet gekomen door in het wetsvoorstel heel expliciet te schrijven dat maatregelen dienen om tekorten aan personeelsleden weg te werken in vakken (en ambten) waar het tekort zich het sterkst laat voelen. De kwestie leidde de afgelopen jaren tot felle discussies en een reeks schriftelijke vragen in het Vlaams Parlement. “De discussie komt terug aan de oppervlakte naar aanleiding van het tekort aan ICT-coördinatoren om de ‘digisprong’ uit te rollen”, zegt CD&V-onderwijsspecialist Jo Brouns. “De minister moet het besluit nog nemen om ICT-coördinatoren aan de lijst met knelpuntambten toe te voegen, terwijl onderhandelingen rond collectieve arbeidsovereenkomsten al een tijd achter de rug zijn. Maar je kan je ook de vraag stellen of de overheid zo’n lijst moet maken. Het ambt van leraar is een knelpuntberoep op zich. Ofwel rek je het concept ‘nuttige ervaring’ op, ofwel breid je de knelpuntenlijst van de VDAB uit.” De lijst met knelpuntambten en knelpuntvakken is niet zaligmakend, vindt ook algemeen secretaris Nancy Libert van ACOD Onderwijs. “We zien in secundaire scholen dat andere vakken ook knelpuntvakken zijn en zouden die lijst liefst ook uitbreiden met ambten zoals ICT-coördinatoren”, zegt ook Libert. “Minister Weyts heeft zeker het voornemen om de lijst uit te breiden, zodat nog meer mensen anciënniteit kunnen meenemen als ze de overstap maken naar het onderwijs”, reageert Weyts’ woordvoerder Devoldere. Vlaams Parlementslid Johan Danen, onderwijsspecialist voor Groen, pleit ervoor om de anciënniteitsregels voor wie uit de privé komt uit te breiden ‘in de breedte en in de diepte’. “Als je dertig bent en je kan acht jaar ervaring meenemen, dan is dat veel. Maar als je vijftig bent en je houdt maar acht jaar anciënniteit over, terwijl je collega’s aan hun maximumloon zitten, dan is dat niet rechtvaardig. Bijkomend zijn er ook mensen die eerder de stap maakten, ook zij moeten daar gebruik van kunnen maken.” Krapte of keuze? Maar de Vlaamse begroting is niet in staat om de volledige anciënniteit van mensen uit de privésector op te vangen als die naar het onderwijs overstappen, verklaarde Weyts en zijn voorganger Crevits eerder al in het parlement. Dat onderwijs een kwart uit de Vlaamse begroting hapt, speelt daar uiteraard een rol in. De Vlaamse Overheid betaalt onder meer jaarlijks bijna 8 miljard euro aan salarissen, vakantiegeld en RSZ uit aan onderwijspersoneel. Uit een berekening van 2011, een recenter cijfer is er volgens het kabinet-Weyts niet, schatte een volledige honorering van alle zij-instromers op een meerkost van 200 miljoen euro per jaar. Het is uiteraard een politiek keuze om te beslissen waaraan middelen besteed worden. “Als we het debat nu niet willen voeren, wanneer dan wel?”, vraagt Vlaams Parlementslid Brouns zich af. “We zitten in een situatie waarbij we alle pedagogische capaciteit moeten durven aanboren. Dat doe je door een statuut zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Ik denk dat mensen die uit de privé komen en de nodige competenties hebben om te onderwijzen, heel wat nuttige ervaring en bagage meenemen naar het onderwijs. De vraag is of dat budgettair kan, maar zonder leerkrachten is er geen onderwijs mogelijk.” Blog Apache 02-09-2021 (Steven Vanden Bussche) |