|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Honger lijden om een huis te kopen
Honger lijden om een huis te kopen
In België lijkt de middenklasse beter bestand tegen crisissen dan in het buitenland. Werk en een eigen huis spelen daarin een belangrijke rol. Toch zijn er middenklassers met werk en een huis die op de rand van de armoede balanceren, of al in de afgrond getuimeld zijn. Werken en toch arm zijn (Linda - 63) In een verborgen vakje van de portemonnee van Linda uit het West-Vlaamse Anzegem zit al tien jaar een briefje van 50 euro, netjes in vieren gevouwen, dat ze gebruikt wanneer het echt niet anders kan. In die tien jaar is het vakje nooit langer dan een week leeg gebleven. ‘Wie nooit arm is geweest, weet niet hoe gerust*stellend het is te weten dat je altijd nog dat briefje hebt.’ Linda heeft geen spaargeld. Het is de twaalfde van de maand en er staat 150 euro op haar rekening. Ze werkt 20 uur per week als huishoudhulp en verdient daarmee gewoonlijk tussen de 1.000 en 1.100 euro per maand (netto). Voor de uren die ze niet werkt, krijgt ze geen werkloosheids*uitkering. In de zomermaanden, wanneer ze meer vakantiedagen neemt, bedraagt haar loon tussen de 800 en 900 euro. Haar inkomen valt een stuk onder de armoedegrens voor een Belgische alleenstaande: 1.139 euro besteedbaar inkomen per maand. Linda leeft dus officieel in armoede, hoewel ze werkt. Sommige mensen die haar kennen, weten dat niet. Vrienden die het wel weten, doen haar soms kleren cadeau, verwennen haar wanneer het haar verjaardag is, nemen haar eens een dagje mee naar zee. Linda’s belangrijkste eigendom is een rijtjeshuis met tuin. Het is klein, net, goed onderhouden, maar niet heel energie*efficiënt. De rente is wat omlaag gegaan sinds ze het heeft gekocht. Ze lost nu maandelijks 250 euro af. Om haar huis te kunnen behouden, zegt ze honger en kou te hebben geleden. Ze kocht het huis in het jaar 2000, toen ze nog voltijds werkte, met geleend geld en een kleine erfenis van haar moeder. De noodzakelijke verbouwingswerken die ze liet uitvoeren, dwongen haar een tweede lening te nemen, die ze over 14 jaar zou aflossen. Kort daarna ging ze om gezondheidsredenen minder uren werken. Haar inkomen volstond niet meer om alle rekeningen te betalen en waardig te leven. Soms kon ze geen stookolie betalen, soms geen eten. Jarenlang durfde Linda nergens hulp te vragen, tot een sombere maandag tien jaar geleden, toen ze beslist had haar huis te verkopen en aan te kloppen bij het OCMW. Daar kreeg ze te horen dat ze voor een sociale woning maandelijks meer zou betalen dan ze nu afbetaalt en dat er bovendien geen sociale woning voor haar was. Ze is blij dat ze het huis toen niet heeft verkocht. Sinds 2009 houdt Linda al haar uitgaven gedetailleerd bij in schriftjes. De lening voor de verbouwing is nu afbetaald, wat haar iets meer financiële ruimte geeft. Ze schrapte de televisiegids, maar niet de televisie. Verzekeringen betaalt ze sinds kort maandelijks in plaats van jaarlijks, wat ze overzichtelijker vindt en minder riskant. Binnen iets meer dan een jaar is het huis afbetaald. Rond die tijd kan Linda ook met pensioen gaan. Haar inkomen zal dan vermoedelijk net boven de armoedegrens liggen. Officieel is ze dan een middenklasser met een eigen huis. Macaroni met suiker (Tamara - 41) Tamara is een collega van Linda. Ze werkt voltijds als verzorgende en verdient rond de 2.000 euro per maand (netto). Ze heeft twee zonen, een van 14 jaar oud en een van 18. Met kinder*bijslag (336 euro) en de alimentatie van haar ex (314 euro), heeft het gezin een maandelijks besteedbaar inkomen van zo’n 2.650 euro. Voor een alleenstaande met twee kinderen van die leeftijd is dat een stuk boven de armoedegrens (2.278 euro). Toch heeft Tamara moeite om rond te komen. Samen met haar zonen woont Tamara in een huis met tuin in een deelgemeente van Waregem, ook in West-Vlaanderen. Ze betaalt maandelijks bijna 700 euro af. Voor haar had het huis wat kleiner mogen zijn, en de aflossing wat lager. Haar zonen zouden liever niet in een kleiner huis wonen. Toen ze net gescheiden was, heeft ze nog geïnformeerd naar een sociale woning. Ze kreeg te horen dat haar inkomen voldoende was om een woning te vinden op de privémarkt. De vaste kosten van het gezin (telecom, energie, verzekeringen, hypotheek) bedragen rond de 1.550 euro per maand. Voor alle uitgaven gaat Tamara op zoek naar de beste deal: een telefoonabonnement voor het hele gezin, vlees in voordeelcolli, merk*kleding uit de kringloopwinkel. Ze zegt gelukkiger te zijn dan toen ze getrouwd was: ‘Het is niet gemakkelijk, maar we leven niet in armoede. Mijn zonen beseffen nu dat nieuwe kleren en een mooie auto niet vanzelfsprekend zijn. Dat vind ik ook beter.’ Er moet niet veel gebeuren om in de problemen te komen. Een paar jaar geleden is Tamara geopereerd voor een rugprobleem, waardoor ze terugviel op een ziekte-uitkering. Toen heeft ze soms macaroni met suiker moeten eten om rond te komen. In september moest ze 1.000 euro lenen van haar oudste zoon, omdat de auto (een zeven jaar oude Dacia zonder opties) nieuwe remmen nodig had, de waterverwarmer kapot was, de schoorsteen veiliger moest worden aangesloten alvorens de kachel aan kon en de jongens schoolmateriaal moesten hebben. Het heeft drie maanden geduurd om dat terug te betalen. Ze zegt dat ze zich nog nooit zo hard over iets heeft geschaamd. Om wat meer marge te hebben, wil Tamara binnenkort elk weekend een flexi-job aannemen in de keuken van een brasserie in de buurt. Ze zal dan zeven dagen per week werken en hoopt zo maandelijks 500 euro meer te verdienen. Ze is blij dat dat systeem bestaat. Haar oudste zoon vraagt zich af of dat het leven is: ‘werken, eten en slapen’, maar Tamara zegt dat ze dit nu moet doen, nu ze het fysiek nog aankan. Riskant leven onder aan de middenklasse De Belgische middenklasse wekt soms de verwondering van buitenlandse onderzoekers door de hardnekkigheid waarmee ze crisissen doorstaat. Om die uitzonderingspositie te verklaren, wordt onder meer verwezen naar het sociaal overlegmodel, dat de loonongelijkheid binnen de perken houdt. Het is in België niet altijd gemakkelijk om aan het werk te raken, maar zodra je het hebt, ben je een stuk beter af. Dat een groot deel van de Belgische bevolking eigenaar is van zijn woning, vormt ook een buffer tegen ver*arming. Dat betekent niet dat de hele Belgische middenklasse gebeiteld zit. Begin dit jaar verscheen een studie, uitgevoerd door het Leuvense Centrum voor Sociologisch Onderzoek, naar het deel van de middenklasse met een inkomen dat boven de armoedegrens ligt (60 procent van het mediaan inkomen), maar toch nog een vijfde onder het mediaan inkomen. Een deel van die groep blijkt moeite te hebben om rond te komen. De studie werd besteld door de progressieve denktank Minerva en de organisatie Decennium*doelen, die komaf wil maken met armoede. Dat een armoedeorganisatie een studie bestelt naar een bevolkingsgroep die niet in armoede leeft, vindt Michel Debruyne, coördinator van Decenniumdoelen, gaan rare zaak: ‘Wie een beleid wil voeren tegen armoede, kan zich beter ook om deze groep bekommeren. Omdat het zeer moeilijk blijkt om mensen uit de armoede te helpen, kun je maar beter voorkomen dat ze in armoede terechtkomen.’ Wie wil bestuderen hoe iemand in de armoede belandt, kan ook beter deze groep bestuderen. De ‘lagere middenklasse’, zoals sociologen de groep noemen, is de voorbije decennia in België niet noemenswaardig groter geworden. Al zeker sinds de jaren 80 valt een vijfde van de bevolking binnen die inkomenscategorie. Maar de groep mensen die onder de armoedegrens leven, is in België sinds de jaren 80 gegroeid van 9 tot 16 procent (gezien de bevolkingsstijging sindsdien is dat in absolute aantallen meer dan een verdubbeling). De zogenaamde ‘kernmiddenklasse’, de inkomenscategorie net boven de lagere middenklasse, is in die tijd kleiner geworden. Wie afdaalt van de kernmiddenklasse naar de armoede, passeert door de lagere middenklasse. Sprong naar boven De Leuvense socioloog Wim Van Lancker, die het onderzoek heeft uitgevoerd, benadrukt dat niet iedereen in de onderzochte groep even kwetsbaar is. Er zitten hoogopgeleide jongeren tussen die zich in het begin van hun carrière bevinden en nog wel een sprong naar boven zullen maken. Een derde van de groep bestaat uit 65-plussers. Zeventig procent van die mensen bezit een huis dat in 95 procent van de gevallen af*betaald is. Dat is meer dan in de jaren 80. Zij baren Van Lancker weinig zorgen. ‘Omdat een pensioen meestal lager is dan een inkomen uit armoede, zakken zij na hun pensioen van de kernmiddenklasse naar de lagere middenklasse. Maar omdat ze geen kinderen (meer) ten laste hebben, geen afbetalingen en vaak ook geen grote kosten meer voor huisvesting, maakt dat hun leven niet moeilijker. Dit is de eerste generatie waarin het redelijk algemeen is dat koppels twee pensioenen combineren. Uiteraard zijn er wel ouderen in schrijnende situaties. De 10 procent die geen eigen huis heefthebben, is wel degelijk kwetsbaar.’ Het grootste probleem ziet Van Lancker bij de actieve bevolking die geen uitzicht heeft op een sprong naar boven: laaggeschoolden, alleenstaanden met kinderen, migranten. ‘Laaggeschoolden in de actieve leeftijd dragen een hoog risico. In de jaren 80 kon je als arbeider nog tot de betere middenklasse behoren. Dat is nu vrijwel onmogelijk. Er is ook een grotere groep alleenstaanden met een risico op armoede, zeker als ze kinderen hebben. Dat komt doordat er meer alleenstaanden zijn én meer gezinnen met twee inkomens, waardoor het mediaan inkomen stijgt en dus moeilijker bereikbaar wordt voor een alleenstaande. Er is ook een oververtegenwoordiging van mensen met een migratieachtergrond, die in België veel slechter aan werk raken dan in de buurlanden.’ Een eigen huis, dat voor veel ouderen een welkome extra bescherming is, wordt bij die jongere groep een probleem: ‘Bij de actieven in de lage middenklasse neemt huiseigenaarschap niet meer toe, zoals het vroeger wel deed. Bij de armen neemt het af. Wanneer de actieven van vandaag 65 zijn, zullen daar minder huiseigenaars bij zijn. Als een eigen huis dan nog een belangrijk onderdeel is van iemands sociale bescherming, zit de maatschappij met een probleem.’ Alternatief Van Lancker begrijpt dat het voor iemand uit de lagere middenklasse een rationele beslissing kan zijn om koste wat het kost een huis af te betalen. Zonder huis zou Linda (getuigenis op blz. 24) slechter af zijn. Haar buren betalen als huurders dubbel zoveel voor een gelijkaardig huis. Zij betaalt binnenkort alleen nog onderhoud. Maar: ‘Wanneer mensen zeven dagen per week moeten werken, of honger moeten lijden om een huis af te betalen, kun je dat moeilijk een toonbeeld van sociale bescherming noemen.’ Een alternatief zou voor Van Lancker zijn dat een overheid woonzekerheid en lage huurprijzen garandeert, met huursubsidie en door ernstig te investeren in publieke huisvesting. ‘Een stad die onlangs bovenaan prijkte in een lijst van plaatsen waar het aangenaam wonen is (van het blad The Economist, red.), is Wenen. Mensen met een behoorlijk inkomen kunnen er in een sociaal appartement wonen. In Nederland is 36 procent van het woonpatrimonium sociale huisvesting. Daar ben je geen slachtoffer van het systeem als je geen eigen huis hebt. In België word je door de woonbonus ondersteund om eigenaar te worden van je huis. Onrechtstreeks heeft dat geleid tot hogere vastgoedprijzen. Wanneer een steeds groter deel van de bevolking uit de boot dreigt te vallen, is het kortzichtig om dat beleid niet aan te passen.’ Opvallend is dat Van Lancker geen oplossing ziet in hogere lonen, die volgens hem vooral de tweeverdieners uit de kernmiddenklasse ten goede zouden komen, maar wel in een slimme hervorming van de kinderbijslag. ‘Canada heeft door een slimme kinderbijslag de kinderarmoede in tien jaar gehalveerd (DS 28 februari). Dan besef je dat de Belgische hervorming van de kinderbijslag een gemiste kans was.’ Van Lancker is ook niet erg enthousiast over de mogelijkheid om belastingvrij bij te verdienen via een flexi-job, waar Tamara zo blij mee is. ‘Is een flexi-job armoedebestrijding? Neen. Kan het één individu helpen om rond te komen? Ja. Willen we een maatschappij waar iemand zeven dagen per week gaat werken om op het einde van de maand wat geld over te houden? Ik ben geneigd daar “neen” op te antwoorden.’ ‘We hebben een beleid dat vooral dat deel van de middenklasse stabiliseert dat het niet echt nodig heeft. Echte armoedebestrijding moet inzetten op de stabilisering van wie buiten die middenklasse valt en die nu een riskant en stresserend leven leidt. De ondergrens van onze middenklasse is een horde waar je steeds moeilijker overheen raakt. Het vergt veel van mensen om over die horde te geraken en het lukt bovendien zelden.’ Dat die horde een goede aansporing zou zijn om hard te werken en bij te dragen aan de samenleving, vindt Van Lancker een cynisch argument. ‘Zie het als een wielerwedstrijd waar een deel van het peloton vertrekt met een fiets op lekke banden. Als je wint, kun je misschien een betere fiets betalen. Het is oneerlijk en het werkt niet.’ DS, 23-03-2019 (Wouter Woussen) |