|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
De identiteit is net zo vloeibaar als de geschiedenis
De identiteit is net zo vloeibaar als de geschiedenis
Marc Reynebeau Warempel, als dat Maria van Bourgondië niet is! ‘Ons Maria’ zelfs, schreef de Gentse mediëviste Lisa Demets. In de nieuwe (‘herijkte’) canon van de Nederlandse geschiedenis die maandag is gepresenteerd, neemt de hertogin nu de plek in waar in de eerste versie ervan, uit 2006, haar kleinzoon Karel V stond. Representeert de keizer de plaats die de tot dan Bourgondische Nederlanden in het Habsburgse rijk vonden, Maria, die slechts 25 jaar oud werd, legde daarvan de basis door te trouwen met Maximiliaan van Oostenrijk – dat was de politieke strategie die een vrouw toen kon volgen. Dat leert inderdaad wat over hoe dat ging in de laatmiddeleeuwse feodaliteit. En ja, ‘het speelt mee dat zij een vrouw was’, bevestigt voorzitter James Kennedy van de canoncommissie. Dat geldt wellicht ook voor de katholieke politica Marga Klompé, die in de nieuwe canon de sociaaldemocraat Willem ‘vadertje’ Drees verdringt als drijvende kracht achter de verzorgingsstaat. Al kan voor Drees wel opgaan wat voor Maria van Bourgondië ook geldt: hij legde daar de basis van. Maar kiezen is verliezen. In de nieuwe canon gaat een vijfde van de vorige ‘vensters’ op de schop, meestal, zo luidde de kritiek erop, wegens te mannelijk, te wit en te nationalistisch. Ook de Surinaamse antikoloniale schrijver en verzetsheld Anton De Kom is nu een ‘venster’ waarmee Nederlandse leerlingen naar hun nationale verleden zullen kijken. Zoals ze ook zullen leren dat de koene zeventiende-eeuwse zeevaarders, die premier Jan Pieter Balkenende Neder*land nog voorhield als de glorie van die van aanpakken wetende, kordate ‘mentaliteit’ van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, hun geld ook in de slavenhandel hebben verdiend. Goed om te weten, toch? Niettemin is de kritiek voorspelbaar dat dit alles slechts een modieuze gril zou zijn van dat vermaledijde, politiek correcte postmodernisme. Daarin zouden minderheden het slachtofferschap cultiveren en zouden historici slechts willen ingaan tegen oude tradities die in de kern van een gevestigde, bijna eeuwige identiteit zouden liggen. In een recent opiniestuk in De Tijd diagnosticeert N-VA-voorzitter Bart De Wever die neiging zelfs als ‘zelfafwijzing’. Al is het maar de vraag wat ‘het eigene’ dan moet inhouden, wat er zo onderscheidend aan is. N-VA-Europarlementslid Assita Kanko probeerde er gisteren wat van op te sommen: van Lierse vlaaikes tot garnaalvissers te paard (DS 23 juni). Dat komt toch niet verder dan aftandse clichés uit de toeristische folklore. Identiteitspolitiek bestaat in soorten, maar het blijft wel identiteitspolitiek die zich fixeert op essentialisme, vermeende onwrikbare, absolute waarheden. Als het wat tegenvalt, eindigt het in banaliteiten. En conclusies daaromtrent kunnen fors wisselen. Eeuwigheid zit er maar zelden in, zoals ook blijkt bij De Wever zelf. Vandaag toont hij veel begrip voor het protest van zwarte Amerikanen die hun draai niet vinden in de samenleving, maar in zijn boek Over identiteit (2019) stelde hij nog dat hun inzet in de oorlog in Vietnam ertoe heeft geleid dat ze ‘echt zouden worden opgenomen in de Amerikaanse identiteit’. Met veel vlagvertoon als ‘het ritueel van een civiele religie, een geloofsbelijdenis aan de waarden en principes die de Verenigde Staten groot hebben gemaakt en aan het morele kompas dat hen ook door barre en moeilijke tijden zal loodsen’. Quod non dus, blijkt vandaag weer, al zeker niet in de perceptie van de Afro-Amerikanen zelf. De geschiedenis is dan ook altijd in beweging – daar dient het historisch onderzoek precies voor. Als het goed is, brengt het voortdurend nieuwe vragen en inzichten aan het licht en verfijnt en vervolledigt het de kennis. Zo is Maria van Bourgondië ook niet langer alleen dat hulpeloze sukkeltje dat de Bourgondische propaganda en, in navolging ervan, de historiografie tot voor kort van haar heeft gemaakt. Het iconoclasme in de straten waar vooral koning Leopold II dezer dagen het mikpunt is, kan slechts illustreren hoe vloeibaar het verleden wel is. Die beweeglijkheid gaat niet zozeer over het herwaarderen van sociale groepen die zich miskend zouden voelen in het collectieve geheugen, of over ‘zwarte’ bladzijden uit het verleden die toch ook wel aandacht mogen krijgen. Laat staan dat het allemaal slechts een kwestie van interpretatie zou zijn. Willekeur hoeft er niet aan te pas te komen. Waar het wel om gaat, zijn de nuances die het historische besef slechts kunnen verrijken en zo een beter begrip van het verleden kunnen creëren. Dat alles heeft ook consequenties voor de relatie van de geschiedenis met identiteit. Voorzitter Frits van Oostrom van de eerste Nederlandse canoncommissie bevestigde onlangs nog wat hij daarover altijd vertelde: dat ‘een gebeitelde identiteit die met name nieuwkomers zich eigen zouden moeten maken door een canon’ iets was ‘waar wij helemaal niet aan mee hebben willen doen’. De nieuwe commissie van James Kennedy gaat nog verder: ‘Het gaat om het geheel’, stelt hij. ‘We zijn er echt huiverig voor geweest om een identiteitsversterkende canon te maken.’ Dat alles is niet zonder belang voor de Vlaamse regering. Zij is van plan om, aldus haar regeerverklaring, ook zo’n canon te laten opstellen, om zowel het onderwijs als de inburgeringscursussen te stofferen. Ze doet dat uitdrukkelijk ‘in navolging van Nederland’. Maar in strijd met de principes van Kennedy of Van Oostrom, mikt de Vlaamse regering wel degelijk op een identiteitsversterkend effect, naar analogie van wat ze verwacht van haar cultuur- of mediabeleid, of van het nieuwe historische museum dat ze wil oprichten. Ze dienen om ‘complexloos om te gaan met de Vlaamse identiteit, met wie we zijn en waar we vandaan komen’. Want de inzet van dit alles is, met welhaast Noord-Koreaans klinkende bombast, ‘de grootsheid die Vlaanderen in zich heeft’: ‘Vlaanderen kan pas echt stralen als het ook cultureel straalt.’ Geschiedenis, cultuur en (nationale) identiteit verbinden zich snel met gevoelens van trots en fierheid. Wat prima is. Deze morele sentimenten zijn vaak een uitstekende motivatie in het sociale engagement. Het wordt pas link als dit de enige manier mag zijn om naar het verleden te kijken, als kritische visies in diezelfde sfeer worden gezien als ‘identiteitsschaamte’, of, iets netter gezegd, ‘zelfafwijzing’. Die termen roepen een moreel taboe op, bijna een exorcisme, alsof dan slechts sprake is van nihilisme of karakterzwakte. Nochtans is het sentiment het best gediend als er kritische kennis, nieuwsgierigheid en methodische twijfel aan voorafgaan. DS, 24-06-2020 (Marc Reynebeau) |