Enkele post bekijken
  #3  
Oud 28th December 2017, 02:59
bijlinda's Avatar
bijlinda bijlinda is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Nov 2004
Locatie: Hasselt
Posts: 1,700
Kerstessay 1968c: Ongewenst kind met vele vaders

De vlam in de Leuvense pan


Zonder de bisschoppen en de kardinaal was er wellicht geen Vlaamse contestatie geweest, denkt Paul Goossens. Hun verzet tegen een Nederlandstalige universiteit leidde tot straatprotest, studentenstakingen en de start van de ontkerkelijking van Vlaanderen.



Eerst was er de oorlog in Vietnam, dan pas de wereldwijde contestatie. Zonder de Amerikaanse president Lyndon B. Johnson en zijn minister van Defensie Robert McNamara waren de sixties allang tot dorre geschiedenis gestold. Maar Vietnam alleen volstond niet om de vlam in de pan te krijgen. Daarvoor was er couleur locale of lokale verankering nodig. Een Charles de Gaulle bijvoorbeeld. Het misprijzen waarmee de Franse president het zootje ongeregeld (la chienlit) schoffeerde, was gedroomde brandstof voor de contestatie. In Duitsland was het de dood van student Benno Ohnesorg die het protest over heel West-Duitsland deed uitwaaien. Op 2 juni 1967, terwijl de sjah en zijn vrouw in de Berlijnse opera van De toverfluit van Mozart smulden, werd Ohnesorg door een obscure West-Duitse politieman in het achterhoofd geschoten. Zonder die moord en zonder de hetze van bladen als Bild was het geweld van de Rote Armee Fraktion (RAF) Duitsland wellicht bespaard gebleven.

In Vlaanderen stond Leuven in voor de lokale springstof, en met Stella Artois had dat niets vandoen. Leuven was de broze schakel van een mercantiel en verkrampt land dat net zijn winstgevende Congolese filiaal was kwijtgespeeld. In het rumoerige Leuvense nest werd de Vlaamse contestatie uitgebroed. Een geboorte met vele vaders, allemaal even schijnheilig.


Bang voor verandering

Toen ik in 1965 in Leuven aankwam, stond het potje met de splitsing al een paar jaar te pruttelen. Het was een eentonig, zelfs slaapverwekkend verhaal van moties en communiqués van Vlaamse professoren, cultuurverenigingen en altijd maar nieuwe strijdcomités. Daarop volgde de stevige repliek van Franstalige professoren, cultuurverenigingen en strijdcomités, zodat het Vlaams front weer kruit had om een nieuw salvo te lossen. Een saai verhaal dat alleen beroeps- en stamboomflamingant kon boeien.

Daar was ik niet bij. Als de hoofdkwartieren het opportuun vonden, trokken de Vlaamse studenten met de paramilitaire Vlaamse Militanten Orde (VMO) de Bondgenotenlaan op, braken enkele kasseien uit, schreeuwden ‘Walen buiten’, schreven na gedane arbeid een persmededeling met veel uitroepingstekens en trokken op vrijdagavond naar pa, ma en lief in de provincie. België was toen een strakke unitaire staat. Krom van de artrose, bang voor elke verandering die het porselein van de status quo kon breken.
Die vrees was niet ongegrond. Zowel de koningskwestie na de oorlog als de grote staking van ’60-’61 had het land op de rand van het infarct gebracht. Voor het lucratieve businessmodel dat België rijk en de Société Générale almachtig maakte en dat terecht koloniale roofbouw heet, begon de zwanenzang. De Belgische elite bestuurde niet langer een koloniale grootmacht, wel een Europese kleinstaat. Een onuitgegeven situatie, niet van aard om het immobilisme van het establishment te doorbreken. Omdat niemand knopen kon of durfde door te hakken en Leuven het slot op het unitaire België was, begon een lange loopgravenoorlog.


Failliet van de kerk

En plots, op 13 mei 1966, vloog het deksel van de ketel, werden de kaarten herschikt en werd de code gekraakt. Twee jaar later was de deling van Leuven beslist, nog twee jaar later was de eerste staatshervorming een feit en nog even later waren alle traditionele partijen gesplitst. Exit het unitaire België.

Zonder de Belgische bisschoppen en hun roerganger kardinaal Leo *Suenens, zonder hun beruchte mandement van 13 mei was er waarschijnlijk geen Vlaamse contestatie geweest. Met de lijvige brief van 3.000 woorden probeerde het episcopaat de burgeroorlog in de katholieke zuil tussen noord en zuid over Leuven te beslechten. Op grootmoeders wijze, met de kromstaf in aanslag. Het idee van twee universiteiten werd tot het einde der tijden afgewezen, zelfs ‘mocht dit politiek of financieel haalbaar zijn’. Het academisch, wetenschappelijk en administratief personeel van de universiteit – alle loontrekkenden dus – werden voor het blok gezet. Het ging om een ‘verordening’, dus slikken of ontslag. Het mandement eindigde met een hilarische oproep tot de Heilige Geest. Hij werd verzocht als vanouds zijn licht en kracht, nodig voor de vervulling van de onmisbare zending van Leuven, aan de universiteit te blijven schenken.

Met de vaststelling dat bisschoppen autoritaire venten zijn, die zonder gêne de kerkelijke trukendoos bovenhalen om hun wereldlijk gelijk te halen, viel voor velen van mijn generatie het doek over hun roomse jeugd en geloof. Een klerikaal systeem dat eeuwen geleden in deze contreien wortel had geschoten en zowel de reformatie als de verlichting buiten had geflikkerd, kreunde. Het tijdperk van de triomfalistische Belgische kerk, die in 1951 met praal en wijwater de basiliek van Koekelberg had ingewijd en meteen erna een jarenlange schoolstrijd voor de ziel van het kind en de centen van de overheid aanvuurde, was voorbij.

Vanaf 1966 begon het puinruimen en de strategische terugtocht van de clerus uit het management van de katholieke zuil. De rector magnificus werd gedumpt, terwijl de kardinaal van zijn troon stapte en zich als nederige herder van de katholieke kudde aandiende. Met het onovertroffen ‘Zeg ne keer’ eindigde ook die overlevingsstrategie in een debacle.


Student power

Het mandement was een voltreffer, goed voor een spontane studentenstaking, vier nachten straatguerrilla, het abrupte einde van het academisch jaar en kabaal in zowat alle middelbare scholen tussen De Panne en Maasmechelen. Het aantal activisten vertienvoudigde. Toen de herrie het volgend academiejaar niet stopte en de vrees van de Belgische en Vlaamse salons voor een escalatie van Leuvens straatgeweld in januari 1968 bewaarheid werd, sloeg de paniek toe. Om de Leuvense straat te kalmeren en te verhinderen dat het virus van de contestatie alle Vlaamse universiteiten en scholen aantastte, offerde de CVP de regering-Vanden Boeynants op. De radicale Vlaming van dienst, Jan Verroken, mocht de trekker overhalen.
Omdat ze het onderling niet langer eens waren en hun gestuntel de hele natie destabiliseerde, werden de bisschoppen van het Leuvense dossier gehaald. De politiek zou de knoop nu alleen doorhakken. In juli 1968 werd de deal in een Brussels salon afgeklopt. Begin 1966 hadden we er geen idee van wat ‘student power’ betekende, begin 1968 wisten we dat je er een regering mee kunt slopen en je er een dossier waar de Vlaamse beweging tien jaar haar tanden op stuk beet, in minder dan twee jaar kunt afhandelen. Veel meer moest je toen niet zeggen om de Vlaamse leiders op hun tenen en hun ziel te trappen.


Slag om de ideeën

De bisschoppelijke oekaze van ’66 veranderde ook de slag om het denken, want met de klap verloor de Vlaamse rechterzijde de regie over de ideeënstrijd in Leuvense straten en auditoria. Tot dan toe besliste een rancuneus allegaartje dat zich de Vlaamse beweging noemde in een colloque singulier met de studentenleiding waar, wanneer en hoe er gemanifesteerd zou worden. Alles was voorgebakken en voorgekauwd, de studenten in de weinig glorieuze rol van huurling en papegaai.

Na 13 mei werd alles anders. Plots trokken de acties rond Leuven Vlaams een ander publiek dan de kinderen van de Vlaamse burgerij. Een onverwachte meevaller voor de activisten was het gerommel in de scholen. De Leuvense revolte was het hondenfluitje dat veel Vlaamse tieners voor het eerst in hun leven uit de klaslokalen naar protest en prille opstandigheid dreef. Plots kwam er ruimte voor andere analyses, acties en liederen. Onmiddellijk na het mandement, tijdens de woelige meiavonden en met veel blauw zwaailicht rond het Leuvense stadhuis, zette iemand ‘We shall overcome’ in. Iedereen zong mee. Magisch. De kracht die de Vlaamse bombast rond ontembare leeuwen totaal miste, had het lied van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging wel.

De lijn werd doorgetrokken. Bij het begin van het academiejaar 1967-68 organiseerden we een zesdaagse voettocht van Oostende naar Leuven, die we zonder veel nadenken de ‘Meredithmars’ doopten. Het was ons eerbetoon aan James Meredith, de zwarte activist voor burgerrechten die in maart 1966 van Memphis Tennessee naar Jackson wou stappen, maar op de tweede dag werd neergeschoten.

Veel Franstaligen vonden de koppeling van Leuven Vlaams aan de zwarte strijd voor burgerrechten misplaatst. Daar hadden ze goede argumenten voor, die we niet eens probeerden te weerleggen. Aan Vlaamse kant was er evenmin applaus. De Vlaamse strijd hoorde met Vlaamse liederen begeleid te worden, liefst marsmuziek. In het Duits tot daaraan toe, maar zeker geen Engels of Afro-Amerikaans. Dat Vlaamse studenten hun inspiratie elders – godbetert bij de zwarte medemens – zochten en vonden, kon er bij de notarissen van het Vlaams erfgoed niet in. Hun frisse degout versterkte het vermoeden dat met die lieden geen vergelijk mogelijk was. Toen wij de democratisering van de universiteit agendeerden, antwoordden zij dat we de strijd zuiver moesten houden. Toen wij over arbeiders begonnen, verkrampten ze, alsof we vuile praat vertelden. Toen wij Vietnam, de apartheid en etnische discriminatie aansneden, oordeelden zij dat de vergadering lang genoeg geduurd had en stapten ze op. Terug naar hun Davids- of Vermeylenfonds, notariaat of advocatenkantoor.


Behoeders van zuiverheid

Tientallen keren heb ik de ‘stigmatici van de Vlaamse beweging’ (die soundbite is van Piet De Somer, de eerste rector van de zelfstandige, Nederlandstalige Leuvense universiteit) de zuiverheid van de Vlaamse strijd rond Leuven horen bepleiten. Met seks had dat niets vandoen, wel met collectieve allergie voor alles wat progressief was. Wat niet op de transfer van de Franstalige afdeling sloeg, zoals sociale klemtonen, was onrein en dreigde het noodzakelijk brede Vlaams front te verzwakken.

Ook keurig geklede burgers met een duister oorlogsverleden beleden de onversneden zuiverheid van de strijd. Een doortastend optreden tegen de schreeuwers van ‘Walen buiten’ en ‘Waalse ratten rolt uw matten’ hoefde voor de zuiverheidsbrigade niet. Fraai was het misschien niet, zo werd ons uitgelegd, onschuldig wel, want slechts volkse folklore. Debat afgevoerd. Dat die volkse folklore door de geüniformeerde en extreemrechtse knokkers van de VMO werd bedreven en een Vlaamse echo van het Juden raus was, gaf evenmin een zuiverheidsprobleem. Bij de commentatoren van de vele CVP-kranten trouwens ook niet.

Zoals de bisschoppen het vaderschap van de Vlaamse contestatie mogen opeisen, zo zijn de Vlaamse leiders ervoor verantwoordelijk dat een generatie zich van de flaminganterij afkeerde. Vlaanderen werd er beter van. Dat is niet de enige verdienste van de Vlaamse beweging uit de jaren 60. Ze heeft toen haar irrelevantie bewezen en is dat de volgende decennia op zeldzaam consequente wijze blijven bewijzen. Het resultaat is ernaar. Vandaag is de Vlaamse beweging amper meer dan een digitaal platform, waar de Vlaams-nationalist zijn afkeer voor sossen, moslims en Walen kan delen en op eigentijdse wijze de zuiverheid kan preken.


Verkrampte blindheid

Dat het tussen de contestatie en de Vlaamse beweging tot een breuk kwam, was even onvermijdelijk en noodzakelijk als de zwaartekracht. Was de contestatie geplooid voor de Vlaamse leiders, had Vlaanderen er nog langer over gedaan om het slijk van heimat en collaboratie af te schudden en een nieuw emancipatieproces te beginnen. Als dat er toch kwam, was het ondanks de Vlaamse beweging. Had het anders kunnen lopen, als de contestatie de bruggen met het nationalisme niet had opgeblazen? Was er dan misschien een mild nationalisme op zijn Schots gegroeid, opener, progressiever en meer Europees? Vergeet het. Het Vlaams-nationalisme is er een van de eerder onverdraagzame soort en extreem allergisch voor alles wat de solidariteit van de natie demystificeert.

Wie daaraan twijfelt, moet er de geschiedenis van de Volksunie maar op naslaan. De Volksunie, surfend op de hype van ’68, bereikte in 1971 met 18,8 procent van de stemmen haar top. In 1978 maakten de ultra’s, het latere Vlaams Blok, van het Egmontpact een breekpunt en trokken ze uit de partij. En toch implodeerde de VU. Zelfs de gematigde, mainstream-nationalisten slikten het niet dat Bert Anciaux van een progressief nationalisme droomde. In Vlaanderen lukt dat nooit.

Sinds de jaren 30 baalt het Vlaams-nationalisme van elk verhaal dat ongelijkheid bekampt en culturele diversiteit bepleit. Over separatisme, confederalisme en Brussel is de Vlaams-nationalistische club een kluwen van botsende meningen. Over links en al wat multicultureel is, is ze eensgezind in haar afwijzing. Het pleit voor de intelligentie van de Vlaamse contestatie dat ze de verkrampte blindheid onmiddellijk aanvoelde. Mede daardoor had het rauwe nationalisme hier een kwarteeuw lood in de vleugels. Dat ze geen succesvolle tegenstrategie kon neerzetten om de nationalistische revival te counteren, is een falen dat ook ’68 mag worden aangerekend.


DS, 27-12-2017 (Paul Goossens)
Bijgesloten Plaatje(s)
 
Met citaat antwoorden