Enkele post bekijken
  #5  
Oud 29th December 2017, 03:47
bijlinda's Avatar
bijlinda bijlinda is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Nov 2004
Locatie: Hasselt
Posts: 1,688
Post Kerstessay 1968e: De conservatieve verminking van de Verlichting

De oorzaak van het kwaad


Verlichting is een modieus buzzword geworden. Ongeveer elke politicus wenst zich erop te beroepen, weinigen kennen er de wortels van. Paul Goossens illustreert hoe mei ’68 met die inzichten omging en zichzelf zo tot eeuwige vijand bombardeerde van al wie behoudsgezind is.



‘Niets zal nog hetzelfde zijn’, cryptische woorden van toenmalig Commissievoorzitter Romano Prodi, in de Embraer van de Belgische luchtmacht, enkele uren nadat twee vliegtuigen zich in de Twin Towers van New York hadden geboord. Samen met premier Guy Verhofstadt en de hoge vertegenwoordiger Javier Solana was Prodi in zeven haasten uit Yalta vertrokken om in Brussel aan de oorlog van de 21ste eeuw te beginnen, de war on terror. De volgende dag werd het fameuze artikel 5 van het Navo-verdrag geactiveerd en enkele weken later regende het bommen op Afghanistan. Anderhalf jaar later werd het Irak van Saddam Hoessein onder de voet gelopen. Amerika en het Westen hadden een nieuwe vijand: de politieke islam. Veel maar niet alles veranderde. Ondanks de strategische reset bleven de sixties op de radar van veel conservatieven staan, als doelwit. Intrigerend.

Al even bevreemdend was dat een nieuwe generatie, die ’68 slechts als een vergeeld krantenknipsel kende, op haar beurt groot alarm sloeg. Uitgerekend in Nederland, waar de vijfdaagse bezetting van het Maagdenhuis in Amsterdam in mei 1969 met voorsprong de balorigste daad van de contestatie was, stonden er dertigers op die Nederland, Europa en het Westen voor het gif van de sixties waarschuwden. Thierry Baudet is er zo een. ’68 is voor hem synoniem van afbraak en verval. ‘Toen begon de zelfhaat tegen de westerse cultuur en de Europese zelfvernietiging.’ Het leverde hem applaus en een parlementszetel op.

Ondertussen heeft een nog jongere dertiger het licht gezien, Sid Lukkassen. In de eerste alinea van zijn boek Avondland en identiteit is het al bingo. ‘De zogenaamde bevrijding van ’68 is omgeslagen in een vernietiging – een vernietiging van waarden, deugden en erfgoed.’ Dat hij in goed gezelschap is, schrijft hij in de volgende alinea. Ook Michel Houellebecq, Roger Scruton en Theodore Dalrymple menen dat sinds ’68 de culturele rot is ingetreden. Nu al heeft Lukkassen recht op een standbeeld. Hij was het toch maar die het verweesde mansvolk de troostende zin meegaf: ‘Er is een cultuur van politieke correctheid ontstaan die ten nadele is van intellectuele masculiniteit.’


Trotse onderwerping

Het is logisch, zelfs coherent dat ’68 na nine eleven een doelwit bleef. Door de promotie van de politieke islam tot westerse vijand nummer één was de conservatieve kerk aan een grondige ideologische restyling toe. Ook al willen ze het vandaag niet meer horen, twee eeuwen lang waren conservatieven heel koele minnaars van de verlichting. De meesten waren hardnekkige tegenstanders, anderen rabiate anti’s en nog anderen vonden het een perverse aberratie.

De Britse politicus Edmund Burke (1730-1793), de aartsvader van het conservatisme, behoorde tot de hardste kern en met zwier en panache formuleerde hij de bezwaren van de happy few. Tot vandaag inspireert hij denkers en politici. Bart De Wever koketteert al jaren met the right honourable Burke en telkens presteert hij het om een rookgordijn rond het wezenlijke van diens gedachtegoed op te trekken.

Als Burke de Franse Revolutie verketterde, was het niet omdat hij een zachtgekookte pacifist was, wel omdat hij de ideeën van de verlichting vreselijk vond. Al in 1755, decennia voor de Bastille werd bestormd, rekende hij af met Jean-Jacques Rousseau, volgens Burke ‘de personificatie van het kwaad’. Gelijkheid was voor Burke erger dan ketterij, het was een bom onder de mooiste der werelden, het ancien régime. Het was de wereld van Marie-Antoinette – ‘nooit werd de planeet door een zaliger droombeeld opgefleurd’ – de ridderlijke wereld van de ‘eerbiedige loyaliteit aan rang en geslacht, trotse onderwerping, waardige gehoorzaamheid en nederigheid van hart die zelfs in ondergeschiktheid de geest van verheven vrijheid levend hield’. Zelden werd soumission voor religieuze macht, standen en privilegies zo perfide en hypocriet gepromoot. Zijn Reflections on the revolution in France is één langgerekte nostalgische kreet. Voor onderwerping, tegen emancipatie.

Alle conservatieven zitten in de knoop met de verlichting. Ook de Vlaamse, en dat heeft minder met onze pathetische Boerenkrijg te maken dan met de ankerpunten en de doelstellingen van het onbevoogde denken. Vóór nine eleven werd die terughoudendheid, zo niet afwijzing, gedoogd, vandaag niet meer. Vanwege de recalcitrante moslims kan de verlichting niet langer als een kwaad venijn worden weggezet. Sinds de moslim om de hoek woont, werd de koele conservatieve minnaar een warmbloedige supporter van enkele verlichtingstrofeeën: scheiding van kerk en staat, gelijkheid van man en vrouw, vrije meningsuiting, zelfs homo’s en lesbiennes worden nu gekoesterd. Niet toevallig zijn het punten waar de islam mee worstelt en evenmin is het toeval dat de conservatief de verlichting tot die punten vernauwt, dus verminkt, en er het gelijkheidsidee mee begraaft.


Ideologische carambole

De tactische souplesse van de conservatief mag niet verbazen, want hij is een opportunistische overlever, geen donquichot, wel een professional van de tactische terugtocht. Maar de wendbaarheid is niet het hele verhaal. De weerstand tegen de verlichting behoort tot het wezen van het conservatisme. Herman De Dijn, de gerespecteerde hoeder van behoud en traditie in Vlaams filosofenland, formuleerde het scherp. ‘Het conservatisme,’ zei hij, ‘is geen oorspronkelijke positie. Het is een reactie op de verlichting en haar mentaliteit van tabula rasa en hang naar utopie.’ Met andere woorden: het verzet tegen Rousseau & co. behoort tot het DNA van het conservatisme. Maar vanwege het ‘politiek correcte denken’ in tijden van war on terror moet het versluierd worden. Zo komt ’68 opnieuw in beeld. Door de sixties onder schot te nemen, kon het enkele pijlers van de verlichting treffen. Als er al iets als een ideologische carambole bestaat, hoort deze stoot er zeker bij.
Echt innoverend is deze demarche nochtans niet. In de jaren vijftig van de vorige eeuw was de communistische Sovjet-Unie met stip vijand nummer één van het Westen. Toen ook waren er punthoofden die via het communisme met de radicale verlichting probeerden af te rekenen. De roerganger was Isaiah Berlin, de westerse cultfilosoof van de tweede helft van de 20ste eeuw. Berlin was een man met een missie, een liberale militant in tijden van Koude Oorlog. Dat hij het communisme uitspuwde, kan niet verbazen, wel dat hij al zijn energie in de ontluistering van de verlichting stak. Daar lag de oorzaak van al het totalitaire kwaad, want daar werd de almacht van de rede gedecreteerd. Of ze nu Montesquieu, Locke, Condorcet of Voltaire heetten, allemaal werden ze door Berlin fijngemalen. Net zoals bij Burke was Rousseau de grote satan. Hij is, zo luidt het vonnis van Berlin, ‘een van de meest sinistere en grootste vijanden van de vrijheid in de hele geschiedenis van het westerse denken’.

En er was meer. Robespierre, Hitler, Mussolini, de communisten: één grote pot nat. Allemaal haalden ze de mosterd bij Rousseau. Subtiel redeneren en Koude Oorlog, het wou maar niet lukken. Dit was geen sluipmoord op de verlichting, zoals na nine eleven, veeleer een standrechtelijke executie. Niets hypocriet gesteggel, heel transparant de beuk erin. En toch mocht Berlin op zijn troon blijven. Niemand die hem zijn aanslag zwaar aanrekende. Ook in Macht en onmacht, het groot alarm van Tinneke Beeckman over het slopen van de verlichting, krijgt Berlin niet één vermelding. Michel Foucault daarentegen, maar ja, hij was een van de pioniers van het postmoderne denken en draagt het label ’68.


Totalitaire blindheid

Als het over ’68 gaat, zijn de paradoxen nooit ver weg. De relatie verlichting-contestatie is er zo één. Ondanks de vele vingerafdrukken werd ’68 nauwelijks als een late loot van de verlichting geboekt. Daarvoor waren we blijkbaar te jong, te dilettant. En het is waar, van Rousseau wisten we weinig en uit Du contrat social werd nauwelijks geciteerd. Met Herbert Marcuse, Wilhelm Reich of een Foucault, allemaal filosofen die de wisselbeker maîtres à penser van ’68 kregen, lag dat anders. Hun boeken gingen wel over de toonbank en hun stellingen leidden tot ambiance in de media. Maar bij de activisten was hun impact minimaal. Ik kan me geen volksvergadering herinneren waarin iemand de beweging aan De eendimensionale mens van Herbert Marcuse aftoetste. Wat het debat wel oppookte, waren de drie woorden die destijds Frankrijk en Europa veranderden. Opnieuw was het égalité die de brandstof leverde en de contestatie zin en perspectief gaf. En dan waren er de vragen hoe je dat met liberté verzoende en waar de grenzen van de solidariteit, fraternité, lagen.

Het zijn de kwesties die ertoe doen, zowel in 1968 en in 2018 als in 1784 toen Immanuel Kant Was ist Aufklärung publiceerde. Zoals gelijkheid het watermerk van de verlichting was, was het dat ook van de contestatie. De hardnekkigheid waarmee ’68 het arbeidersdeficit aan de universiteiten bleef aanklagen, is er een illustratie van. Over de wijze waarop we die gelijkheid met vrijheid moesten combineren, was er geen consensus. Voor enkele gestaalde lezers van Marx en Lenin was het een luxeprobleem of, erger, een kleinburgerlijke oprisping. De blindheid van sommigen voor de totalitaire 20ste eeuw is een triest hoofdstuk van de contestatie.


Antiautoritaire proloog

Dit was een abdicatie voor het ‘durf te denken’ (sapere aude), het motto van de verlichting en de sleutel voor individuele en collectieve emancipatie. Elk origineel denken en elke emancipatie beginnen met een afwijzing, een weigering om tradities te volgen en autoriteiten te gehoorzamen. In die zin behoort de antiautoritaire demarche tot het wezen van de verlichting en was ’68 een uitstekende leerling.

Het was een eerste stap in een traject om het lood van uitgeleefde regels en dogma’s af te schudden. Een nieuw begin van hetzelfde emancipatieverhaal dat in de 18de eeuw dit continent door elkaar schudde. Toen werd een wereld van standen, privileges en verstikkende tradities uitgedaagd en met subversieve begrippen als mensenrechten, gelijkheid en vrijheid ondergraven. In de sixties werd die draad weer opgenomen. Deze keer begon het niet in Frankrijk en waren er geen wijzen die met een allesomvattende Encyclopédie een ander denken ontvouwden. Deze keer ging het om een opstoot van jongeren die aanvoelden dat ongelijkheid en conformisme weer het nieuwe normaal werden. De antiautoritaire kreet was slechts een proloog van een groter verhaal en het echte debat over bevrijding, gelijkheid en de sloop van privilegies. De snuffelhond in de conservatief weet dan genoeg. Dit is de geur van de verlichting. Dit is dezelfde springstof die het ancien régime ontwrichtte, de kerk- en andere vorsten vele octaven lager deed zingen en Friedrich Schiller tot Alle Menschen werden Brüder inspireerde.


Anarchistische trip

Dat de verlichting de ideeën voor de contestatie leverde, hebben de rechtse en linkse bashers van de contestatie systematisch verduisterd. Veel simpeler was het om ’68 aan een van zijn tientallen slogans op te knopen. Ook Louis Tobback draaide er zijn hand niet voor om. Tien jaar geleden haalde hij de evergreen ‘verboden te verbieden’ opnieuw uit het museum om de contestatie nog eens als een anarchistische en hedonistische trip te dumpen. In een halve eeuw tijd hebben de anti’s aan zowat alle slogans een strop geknoopt, behalve aan één. Uitgerekend een slogan die geen individueel hoogstandje was, maar door tienduizenden in vele Franse steden werd gescandeerd en de essentie van ’68 wel verwoordde: nous sommes tous des juifs allemands. Dit was geen gratuite kreet tegen autoriteiten, wel een slogan die een nieuw wij neerzette. Niet etnisch, niet nationaal, niet religieus. Dit was een wij dat voorgoed komaf wou maken met de wortels van de Holocaust en de Europese zelfdestructie. Dit was ons ‘nooit meer’. Dit was ons alternatief op naties, staten en regimes die zich zo superieur waanden dat ze er oorlogen, concentratiekampen en dictatuur voor overhadden.
Daarmee namen we de draad van de verlichting op, maar ook van het multinationale project dat Europese Unie heet en dat door zoveel conservatieven en nationalisten wordt verguisd. Hun wereld is verankerd in onderwerping en gehoorzaamheid aan traditie en cultus van de natie. Die wereld spoorde niet met die van de verlichting en evenmin met die van ’68. Dat verklaart allicht waarom de kritiek op de verlichting van tweehonderd jaar geleden nauwelijks verschilt van de kritiek op ’68. In 1790 treurde Burke over de schone tradities die de verlichting overboord kieperde, in 2010 veegde De Wever met ’68 de vloer aan omdat het ‘zo gretig tradities en instituties’ aanviel.


DS, 29-12-2017 (Paul Goossens)
Met citaat antwoorden