Zelfmoordterrorisme: de slimsten worden radicaal
De slimsten worden radicaal
Wat drijft plegers van aanslagen? Aanslagplegers worden niet meer gerekruteerd; maar Ze radicaliseren in een vriendennetwerk, zeggen niet alleen wetenschappers die het moslimterrorisme onderzoeken. Ook Hans-Joachim Klein, in 1975 een Duitse terrorist van linkse snit, zegt het. Voor hem was het actiewereldje als was een vervangend gezin.
Ze trok vergeefs aan het touwtje, maar haar bomgordel explodeerde niet. Sasjida al-Risjawi sprak na haar mislukte zelfmoordaanslag in het Radisson Hotel in Amman met de Jordaanse tv, met om haar taille een dikke gordel vol explosieven. De 35-jarige Iraakse wilde samen met haar man sterven, om „de ongelovigen en de afvalligen onder de moslims” te bestrijden.
Ze was de vierde vrouwelijke zelfmoorddader in Irak, ingezet om de actie extra media-aandacht te geven – zoiets verwacht je immers niet van een vrouw. Vrouwen vormen dan ook een minderheid in het korps van islamitische zelfmoorddaders; hun geestelijke leiders zijn er niet happig op. Vrouwen horen in de traditionele islamitische samenleving immers voor de gezinnen te zorgen, en mannen horen hen te beschermen. De Palestijnse Hamas-leider Sjeik Jassin moest z’n weerstand echter inslikken toen hem duidelijk werd dat hij vrouwen nodig had in de strijd tegen de Israëlische bezetter. Omdat ze minder argwaan wekken, kunnen vrouwen met hun explosieven nog wel langs politie-controles komen.
De ervaring leert bovendien dat vrouwen zich enthousiast melden voor dit soort acties – ook Sasjida deed dat. Onderzoekers menen dat het voor sommige vrouwen een manier is om uit hun door rigide sociale structuren bepaalde leven te ontsnappen. Dat gold waarschijnlijk niet voor Sasjida al-Risjawi. Zij komt uit een familie waarin het discours van moslimradicalen het dagelijks brood is geworden. Waar wordt gedacht in termen van een westerse samenzwering tegen de islam, en de heilige oorlog, de djihad die daarom nodig is. Waar moslims die het geloof minder ernstig nemen worden gezien als afvalligen die bestreden en zelfs vermoord moeten worden.
Maar hoe kom je zover dat je je leven daarvoor geeft, en anderen meeneemt in een gewelddadige dood? Dat is een vraag waarover veel wetenschappers zich de afgelopen tijd hebben gebogen. Dat het een combinatie van factoren is, moge duidelijk zijn. De status van de zelfmoorddader – die vereerd wordt als martelaar, als heilige – speelt mee. Net als de gevolgen voor de familie, die ook in status stijgt, en soms ook financieel wordt beloond. En de overtuiging iets goeds te doen voor de wereld, bij te dragen aan de wording van één moslimstaat en daarvoor door Allah beloond te zullen worden.
Hoewel voor Sasjida niet exact dezelfde motieven speelden als voor zelfmoorddaders in Londen en Madrid, speelde voor allen de Amerikaanse bezetting van Irak een belangrijke rol. De haat tegen de Amerikanen is een vruchtbare bodem voor de meest radicale stromingen in de islam.
De meeste plegers van aanslagen aanslagplegers waren oorspronkelijk niet erg religieus, ontdekte Marc Sageman, een klinisch psychiater die psychologie doceert aan de Universiteit van Pennsylvania. Hij legde de gegevens van 382 terreurverdachten naast elkaar, zowel aangehouden in het Westen als het Midden-Oosten en Azië, van Al-Kaida en ’freelancers’ zoals in Madrid en Londen.
Sageman was verrast hoe gewoon ze zijn. Ze lijken op ons, stelde hij verbaasd vast, ze vallen niet op. Want negentig procent komt uit gewone gezinnen, driekwart uit de middenklasse. Ze zijn goed opgeleid, hebben goede banen als ingenieur en architect, spreken meerdere talen. Geen van hen heeft een psychische afwijking. Gemiddeld zijn ze 26 als ze zich aansluiten bij de djihad. En dat terwijl maar dertien procent is opgeleid in een madrassa, een koranschool.
Wat ze verder gemeen hebben, is dat ze veelal in het buitenland zijn geradicaliseerd. Sageman komt tot de conclusie dat het vaak de slimste jongens uit de klas waren, die door hun familie waren uitverkoren om in het buitenland te gaan studeren. En daar kregen ze heimwee, konden ze niet aarden, voelden zich verloren, miskend. Ze zochten gezelschap, vriendschap en erkenning, en vonden die in de moskee, bij een groep gelijkgezinde jongeren.
Sageman noemt dit de ’bunch of guys’-theorie, de vriendenclub waarin groepsdynamiek van groot belang is. Wetenschappers hebben al jaren geleden vastgesteld dat mensen in een groep zich aan die groep conformeren. Zeker als de groepsbanden sterker worden dan die met de familie, wat gebeurt als jongeren radicaliseren en hun familie ze niet meer herkent.
„De zelfmoorddaders in Spanje zijn een perfect voorbeeld”, schrijft Sageman. „Zeven terroristen delen een flat, en één zegt: ’Vannacht gaan we met z’n allen’. Je kunt je vrienden niet verraden, en dus doe je mee. In hun eentje hadden ze het waarschijnlijk niet gedaan.”
En ook voor Sasjida speelde die groepsdwang. Haar naaste omgeving verzette zich heftig tegen de Amerikaanse bezetting. Er waren nauwe banden met Al-Kaida in Irak, en zeker twee broers zijn door toedoen van de Amerikanen omgekomen. In die groep kon ze niet anders dan met haar man meegaan en samen sterven.
Wat zo’n groep samenbindt is vooral een gevoel van vernedering, zegt wetenschapster Jessica Stern, verbonden aan het Belfer Center for Science and International Affair. Ze ondervroeg tal van leden van terreurgroepen, en ontdekte dat zij gemeen hadden dat zij zich, al dan niet terecht, vernederd voelden, gediscrimineerd, miskend, dat ze niet (konden) krijgen wat hen toekwam – persoonlijk of cultureel.
„Moslims worden door het Westen overheerst”, zei een voormalige radicale leider tegen haar. „Ons ego is gekwetst. We zijn niet in staat aan onze eigen eisen te voldoen.
”Een radicale leider die ze haar conclusie voorlegde, gaf haar gelijk. „Soms zit dat gevoel van miskend zijn in hun hoofd, bijvoorbeeld in Amerika. In Kashmir is het echt. Maar het maakt niet uit of het echt is of ingebeeld.”
Sageman illustreert dat met zijn veronderstelling dat de aanslagen in Madrid pas zijn uitgedacht nadat een aantal van de vrienden in Spanje was aangehouden in verband met de aanslagen in Marokko.
Het wetenschapsblad Nature liet kort na de aanslagen in Londen deskundigen aan het woord die beweerden dat potentiële zelfmoordterroristen meestal een onopvallend bestaan leiden. Inlichtingendiensten zouden zich daarom niet op personen moeten richten maar op lokale netwerken en terroristische organisaties.
Jessica Stern bestrijdt dat. Dat geldt misschien voor Palestijnse en Tsjetsjeense terroristen, wierp ze tegen in een ingezonden brief die ze schreef met een andere vermaarde terreurdeskundige, Scott Atran. Maar voor die van Londen of Madrid gaat dat niet op. Om die te begrijpen moet je je verdiepen in de dynamiek van kleine groepen, en de rol van internet daarin.
Ze rekenden hun collega’s voor dat meer dan tachtig procent van de zelfmoordaanslagen sinds 1968 is gepleegd na 11 september 2001, bijna allemaal door militante moslimgroepen. En bijna al die moslimstrijders leven in geïsoleerde gemeenschappen, ver verwijderd van hun thuisland. Die gemeenschappen zijn moeilijk te doordringen, terwijl de leden elkaar steeds beter op internet weten te vinden. In de afgelopen vijf jaar is het aantal djihad-sites gegroeid van minder dan twintig tot meer dan vierduizend.
Deze terroristen kunnen geen normale afwegingen meer maken omdat ze in hun kleine internet-wereld geen tegenwicht krijgen, zeggen Stern en Atran.
Verschillende wetenschappers stellen vast dat de huidige manier van terreurbestrijden niet werkt, omdat het opsluiten van verdachten alleen tot verdere radicalisering leidt, en tot verering van de gearresteerden en daarmee tot groei van de groep. Volgens Stern en Atran is het daarom essentieel dat terreurbestrijders beter inzicht verwerven in de groepsprocessen op in de virtuele wereld van internet.
Sageman meent dat er, anders dan een paar jaar geleden, geen echte rekrutering meer is. „Het zijn allemaal vrijwilligers.” De jongeren beïnvloeden elkaar, al dan niet via internet. Maar ze worden wel degelijk ook van buitenaf beïnvloed. De helft van zijn onderzoeksgroep blijkt z’n basis te hebben in tien moskeeën, en als je er twee Indonesische instituten bijtelt is de radicalisering van zestig procent van zijn groep terug te leiden naar slechts twaalf instituten. „Dus spreek je over een selecte, kleine groep”, stelt Sageman bijna geruststellend vast. „Dit is niet zo wijdverbreid als mensen denken.” Maar wel moeilijk op te sporen, want als zo’n vriendengroep de moskee niet meer radicaal genoeg vindt, komen ze thuis bijeen. ,,Dat is de rode vlag, als ze in hun woonkamer gaan bidden”, waarschuwt hij.
Trouw, 29-11-2005
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|