'Die nonnen hebben mijn leven verwoest'
‘Ik ben een moeder, maar wie gelooft me?’
Dat de Belgische bisschoppen beloven de geboortemoeders van het Limburgse tehuis Tamar te helpen met hun zoektocht naar hun afgestane baby’s, kan Cyrella Vanseer niet troosten. ‘Ze zwijgen al dertig jaar. Ze zullen dit potje gedekt blijven houden.’ Ze is een van de vele slachtoffers die tussen 1970 en 1983 gedwongen werden hun kind af te staan.
Het Journaal van zaterdagavond hakte er diep in bij Cyrella Vanseer (56) uit Maaseik. Ze kon niet meer blijven kijken toen ze Tommy Scholtes, de woordvoerder van de Belgische bisschoppenconferentie, hoorde zeggen: ‘Het is op dit ogenblik geen kwestie van excuses aanbieden. Waarom zouden wij?’
‘Ik ben toen naar buiten gelopen’, vertelt Vanseer, ‘de rest van de avond heb ik als een kind op de stoep zitten huilen.’ Haar man nam Het Journaal op en ze keken later samen hoe Scholtes voortging: ‘Dat is een kwestie van de maatschappij in die tijd. Hoe het toen zo ging.’
De verontwaardiging bij Vanseer is groot. ‘Hoe kan die man zoiets zeggen? Het gaat om kinderhandel.’ Ze zal het woord nog een paar keer herhalen om het te laten doordringen. ‘Kinderhandel, dat is toch niet hoe het toen ging. Dat was ook dan verboden, crimineel. Trouwens; “in die tijd”, die man doet alsof hij over de oertijd spreekt. Maar het is ocharme dertig jaar geleden. En het gaat om mijn leven dat ze hebben verwoest, mijn leven dat nu bezig is.’
Cyrella Vanseer was 24 toen een medewerker van het OCMW in Lommel haar in 1981 vroeg met hem mee te gaan. ‘‘‘Zijn je koffers klaar’’, vroeg hij. Koffers? Ik wist van niets. Hij vertelde dat hij me naar een plaats zou brengen waar ik rustig zou kunnen bevallen. ‘‘Ga maar mee’’, zei mijn toenmalige vriend. Ik ben in die auto gestapt. Dat had ik nooit mogen doen.’
Vanseer was toen zeven maanden zwanger. Zij wilde het kind houden, maar dat zag haar toenmalige partner niet zitten. ‘Hij stelde me voor de keuze: of ik ging naar Holland voor een abortus, of ik vloog het huis uit. Pas later heb ik begrepen dat hij alles bedisseld had met die OCMW-medewerker en de nonnen. Dat kind moest weg van hem. Alles was al in kannen en kruiken toen ik in die auto stapte.’
De wagen reed Vanseer naar Tamar in Lommel, een tehuis waar in de jaren zeventig en begin de jaren tachtig tientallen, misschien zelfs honderden, zwangere meisjes en vrouwen zouden zijn gedwongen hun baby af te staan. Volgens getuigenissen van slachtoffers als Vanseer zouden de nonnen die toen in Tamar werkten, de baby’s hebben doorverkocht aan adoptiegezinnen. Vanseer hoorde later dat het om bedragen tussen 3.500 en 75.000 euro zou gaan. Wie meer betaalde, zou een soort ‘niet tevreden, kind terug’-policy hebben genoten. ‘Als sommige adoptieouders het kind niet goed vonden, mochten ze het terugbrengen en konden ze een ander krijgen’, vertelt Vanseer. Toen de zaak twee jaar geleden ruchtbaarheid kreeg, ontkende de congregatie van de Zusters Kindsheid Jesu financieel voordeel te hebben gehaald uit de praktijken.
Opgesloten
Toen Vanseer in het tehuis verbleef, had ze geen benul van wat haar te wachten stond. ‘Niemand vertelde ons wat. Ik zag dat daar nog zwangere vrouwen en meisjes rondliepen. Ik wou hen vragen hoeveel maanden ver zij waren en wat ze daar kwamen doen, maar we hadden spreekverbod. De nonnen hielden ons streng in het oog. Er was ook een hoge omheining rond de instelling, we konden er niet weg. Af en toe vertrok er een non met een hoogzwanger meisje, die meisjes zagen we nooit meer terug.’
De twee maanden voor haar bevalling moest Vanseer, net als de andere zwangere vrouwen, poetsen, strijken en koken voor de nonnen. ‘Ze lieten ons met aardappelzakken van vijftig kilo sleuren, ondanks onze toestand. Op een dag had ik mijn bed niet opgemaakt. Een non sleurde me bij mijn haren een kamer in, ze hield me er 24 uur lang opgesloten.’
De dag dat Vanseer weeën kreeg, bracht een non haar naar het ziekenhuis in Lommel. ‘Ze is de hele tijd naast mij blijven zitten, tot ik in de operatiekamer werd gereden. De dokter verdoofde me, het werd een keizersnede. Toen ik wakker werd, vroeg ik meteen waar mijn kind was. ‘‘Dat is al weg’’, snauwde de non. Hoezo weg? Ik begreep er niets van. Ik vroeg waar mijn baby naartoe was, wat er gebeurd was. Ze had maar één antwoord: ‘‘Daar heb jij niets meer mee te maken.’’ Even later hoorde ik in de verte een baby huilen. Ik ben uit bed gesprongen en met baxter en al op zoek gegaan. Toen ik bij een kamer vol baby’s kwam, greep de non me vast. ‘‘Verboden terrein voor jou.’’ Ik heb mijn bloedeigen kind niet mogen zien. Zelfs niet vasthouden.’
Gedwongen sterilisatie
Een paar dagen later wachtte Vanseer nog een schok. ‘Voor ik het ziekenhuis mocht verlaten... nu ja, eigenlijk gewoon op straat geschopt werd – ‘‘trek je plan’’ - had de non nog een mededeling. Ze vertelde me dat de dokter me ineens ook gesteriliseerd had. Zogezegd was dat het beste voor mij; dat ik nooit kinderen zou krijgen. Ik was razend. Nog altijd. Die nonnen hebben over mijn lichaam beslist. Door hen zijn mijn man en ik kinderloos gebleven. Zij hebben me toen mijn toekomst afgepakt.’
Hoe kon het dat ze in een officieel ziekenhuis gesteriliseerd werd, zonder dat ze het zelf wist, laat staan ermee akkoord ging? Hoe kon het dat haar kind voor adoptie is afgestaan zonder dat ze daar ooit de toestemming voor heeft gegeven? Jarenlang is Vanseer op zoek gegaan naar antwoorden. Bij de vzw Tamar, waar ze haar vertelden dat de nonnen alle papieren en bewijzen hebben verbrand. Bij het ziekenhuis in Lommel waar Vanseer beviel en waar ze jaren later een tijdje in de psychiatrie is opgenomen. ‘Sinds de bevalling sukkel ik van de ene depressie in de andere. Ik heb mijn verhaal aan de psychiater in dat ziekenhuis verteld. Op een dag riep hij mijn man bij zich. ‘‘Meneer, uw vrouw heeft waanvoorstellingen. We hebben de hele administratie van het ziekenhuis uitgekamd. Ze is hier nooit bevallen en ook nooit gesteriliseerd.’’ Alle sporen zijn dus gewist, er is geen enkel aanknopingspunt. Ik heb een dochter, maar hoe moet ik dat in godsnaam bewijzen? Ik ben een moeder, maar wie gelooft me?’
Twee jaar geleden rinkelde de telefoon bij Vanseer, een privénummer. ‘Dag mevrouw, ik ben Véronique.’ ‘Ik kan niet uitleggen hoe, maar ik wist dat zij het was. Ik zei haar: ‘‘Jij bent An, mijn dochter.’’. ‘‘Ja en neen’’, antwoordde ze. Ze zei dat ik slechts haar biologische moeder was. En vroeg of ik haar verkocht had. Ze geloofde mijn versie van de feiten niet. Ze wou ook weten wat er met haar vader was gebeurd. Ik zei dat ik haar graag wou ontmoeten. Ze heeft nog vier keer gebeld, telkens zei ze mevrouw tegen me, en ineens hoorde ik haar niet meer. Alle contact was weer verbroken.’
Vandaag wil Cyrella Vanseer alle geboortemoeders uit Tamar oproepen om zich bekend te maken. ‘Ik weet dat er vrouwen rondlopen die, net als ik, elke dag aan hun onbekende zoon of dochter denken. We moeten samenspannen. En ik wil de mensen die meer weten, vragen om na al die jaren te spreken. Zodat we juridische stappen kunnen nemen.’ Wat ze daarmee hoopt te bereiken? ‘Gerechtigheid. En ik wil mijn dochter terug. Om haar in mijn armen te sluiten.’ Denkt ze dat dat realistisch is? ‘Misschien niet. Wie weet wat haar adoptieouders haar allemaal wijsgemaakt hebben over mij. Ze zullen haar wel niet verteld hebben dat ze medeplichtig zijn aan kinderhandel. Ze zal nog nooit de waarheid hebben gehoord. Die wil ik haar op zijn minst kunnen vertellen, daar heeft ze recht op.’
DS, 29-09-2014 (Ann-Sofie Dekeyser)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|