De Flodder-thesis is bewezen
De Flodder-thesis is bewezen
Arme gezinnen brengen meer jonge criminelen voort. Dat vermoeden bestaat al langer. Maar die gezinnen uit de armoede halen, lost weinig op.
De bioscoopfilm Flodder was 28 jaar geleden een enorm kassucces. De prent toont hoe de asociale familie Flodder wordt gehuisvest in een villawijk, in de hoop dat een luxueuzere omgeving hen zal afbrengen van gewelddadig en crimineel gedrag. Het experiment loopt uiteraard faliekant af: de Flodders zetten de hele wijk op stelten en hun asociale gedrag neemt eerder toe dan het afremt.
Dat onderzoeker Amir Sariaslan van het Zweedse Karolinska Institut de film heeft gezien, is onwaarschijnlijk. Maar hij heeft het Flodder-experiment wel een wetenschappelijke basis gegeven. Sariaslan en zijn ploeg hebben het verband onderzocht tussen armoede enerzijds en criminaliteit en druggebruik anderzijds. De resultaten publiceerden ze onlangs in het British Journal of Psychiatry.
Dat zo’n verband er is, daar twijfelde Sariaslan eigenlijk niet aan. Maar wat hem echt interesseerde, was het antwoord op de vraag of dat verband ook causaal is. Met andere woorden: veroorzaakt armoede crimineel gedrag, of zijn er andere oorzaken die aan de basis liggen van zowel armoede als criminaliteit? Een belangrijke vraag, want als het causaal verband aangetoond wordt, zou het mogelijk zijn om criminaliteit te bestrijden door armoede te verminderen of uit te bannen.
De ploeg van Sariaslan joeg de gegevens van 526.167 Zweedse kinderen die geboren waren tussen 1989 en 1993 door de computer. Door verschillende databestanden aan elkaar te koppelen, konden de wetenschappers achterhalen hoeveel van deze kinderen in de jaren na hun vijftiende verjaardag veroordeeld waren voor crimineel gedrag of drugsbezit, en ook hoe hoog het inkomen was van hun gezin.
Zoals verwacht, brachten armere gezinnen veel meer jonge criminelen en druggebruikers voort dan rijke. Om precies te zijn: kinderen uit de armste twintig procent van de bevolking waren zeven keer vaker veroordeeld voor gewelddadige misdaden dan kinderen uit de rijkste twintig procent. Het drugsgebruik lag dubbel zo hoog. Dat was niet onverwacht.
Maar de onderzoeksploeg corrigeerde deze resultaten vervolgens voor een reeks achtergrondgegevens, zoals het opleidingsniveau van de ouders, de leeftijd van de ouders op het moment dat ze hun eerste kind kregen, en een eventuele geschiedenis van mentale stoornissen bij de ouders. Ook ging de researchploeg na in hoeverre broers, zussen, neven en nichten van de desbetreffende kinderen crimineel gedrag hadden vertoond of aan de drugs hadden gezeten. Dit om eventuele genetische factoren aan het licht te brengen.
Spectaculair
De resultaten waren spectaculair. Hoe meer correcties er werden doorgevoerd, hoe kleiner het verschil tussen de armste en de rijkste groep werd. Als voor alle achtergrondvariabelen tegelijk werd gecorrigeerd, verdween het verschil tussen de rijkste en de armste groep volledig. Dat toont aan dat niet zozeer de armoede zelf het crimineel gedrag in de hand werkt, maar andere factoren die samenhangen met armoede. Of iemand overgaat tot misdadig gedrag, heeft meer te maken met de complete sociaal-economische achtergrond dan met alleen het gezinsinkomen.
‘Om de misdaad- en druggebruikscijfers naar beneden te krijgen, moet je dus een brede reeks risicofactoren aanpakken, en niet alleen inkomen’, concluderen de onderzoekers. ‘Factoren zoals de band tussen ouders en kinderen, het eventuele uiteenvallen van het gezin en criminaliteit bij de ouders verklaren het latere gedrag van de kinderen beter dan het inkomen zelf’. Over de genetische factoren blijven de onderzoekers op de vlakte. Daar is nog meer studiewerk voor nodig, zeggen ze.
DS, 10-09-2014 (Ruben Mooijman)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|