21 augustus 1914: Het patriottisme van marktzangers
‘Lafhartig Duitsch gebroed, wat hebben wij misdreven?’
In de marge van de oorlogsgebeurtenissen zingen volkszangers dagelijks over de ‘kleine geschiedenis’. Brandstof voor het patriottisme, maar evengoed een uitlaatklep van populaire angsten en menselijke twijfels.
In 1914 zijn ze niet meer met zoveel als vroeger, de marktzangers. Twintig jaar eerder waren ze de mannen van het nieuws, die hun gehoor informeerden over wat gebeurde in de wereld. Veel mensen konden niet lezen, want niemand ging veel verder dan de schaduw van zijn kerktoren: de plakkaatzangers en hun ‘vliegende blaadjes’ brachten nieuws binnen.
Maar de wereld is veranderd. De trein brengt mensen verder weg, er zijn nu tijdschriften, en de marktzangers zijn gedwongen de ‘kleine geschiedenis’ achter de grote gebeurtenissen te vertellen. Zoals over de komeet van Halley, de ‘sterre met de steert’, die een onbekende zanger inspireerde om het lied ‘De wereld vergaat’ te maken. ‘Sommigen zeggen dat heel het mensdom zal worden verbrand/ Anderen zeggen dat men ons zal versmoren’. In 1910 was het een markthit, vier jaar later is het een macabere voorspelling.
Wanneer de oorlog aanvangt, houdt de ervaren Aloïs Van Peteghem de vlam levend die anderen noodgedwongen moeten doven. Ook Achille Coppenolle, Frans Jacobs, de hele familie Vanderplancke en Louis Van de Perre doen hun best. Die laatste verzamelt honderden liederen in schriften en zal op markten en in zijn eigen café-chantant in Beveren-Waas actief blijven tot na de Tweede Wereldoorlog.
De oorlog verschaft de volkszangers een schat aan inspiratie en maakt sommigen van hen als het ware tot oorlogscorrespondenten. Mobilisatie, oorlogsverklaring, strijdtoneel en vooral de aanwezigheid van ‘Den Duitsch’ worden alom bezongen, zij het vaak clandestien en in besloten kring. De toon is patriottisch, en de deemoed om het leed ligt in balans met het leedvermaak met de vijand.
Vuile zwijneloeders
Wanneer Albert begin augustus ‘nee’ zegt aan het Duitse ultimatum, is het enthousiasme groot. ‘D’uur is gebeld om ons te gaan vengeeren/ Kom naar den strijd om het land voor te staan’, klinkt het in de Brusselse cafés in een lang lied dat ‘Groote Guillaume’ waarschuwt, Albert en zijn ‘braaf regimenten’ aanmoedigt en het sterven voor het vaderland hevig aanprijst.
Ze zullen de hoofdrolspelers worden in honderden liederen die tot lang na 1918 gezongen worden. De moedige Albert die ‘de Doche’ omverschiet, en de vileine Wilhelm II en zijn barbaren.
Onuitputtelijk is het arsenaal scheldwoorden voor de Duitse keizer. Antichrist, barbaar, brander, droeve poesjenel, Duits venijn, gemene schismatiek, kindermoorder, laffe tiran, vuil waterrat, schoftige imperator,... Zijn mannen doen niet onder: zij zijn bloedige wolven, diep verachte Pruisen, vuile zwijneloeders. Geen beeld is de Duitse soldaat beter op het lijf geschreven dan het varken, dat onophoudelijk scheten laat.
Ze kennen hun truken, de marktzangers. Soms maken ze de keizer veel groter dan hij is, als een ‘onovertroffen kunstenaar’, wiens schilderijen in bloed gekleurd zijn en wiens liederen de toehoorders om erbarmen doen roepen: ‘Men moet het vergelijken/ Bij ’t koor der raven, die men ziet/ zat vreten ze zich, aan lijken’. Soms kijken ze neer op die zwakkeling, die de IJzer niet over raakt en nog in zijn bed plast. Aan scabreuze beelden geen gebrek.
Belangrijk voor het succes van de liederen is een bestraffing. Ook daar kent de fantasie van de zangers geen grenzen. Op de wijs van ‘Mijne vlieger’ wordt een ‘Nieuwjaarswensch aan den Keizer’ een hit. Niets blijft de man bespaard: ‘Ik wens hem het steen en het astma/ ook de kertesmerte/ Thyfus en de cholera’/ Krampen aan zijn herte’. Maar liefst 32 ongeneeslijke of zeer ongemakkelijke kwalen worden Wilhelm toegewenst.
En als hij dat overleeft, wacht natuurlijk ook nog de menselijke willekeur. Hij moet levend branden, zijn hart moet opengereten worden, de guillotine mag meteen gesmeerd worden, zwart als pek moet hij zijn.
Gevoelige snaar
Horror en oorlogszucht vormen niet de enige thema’s. Sommige liedjes bezingen het soldatenleven als een grote braspartij, al dan niet gesponsord door de inspanningen thuis van het achtergebleven lief. In ‘Mietje en Jan’ gaat Mietje zelfs geld uit het offerblok stelen om Jan te laten zuipen. Waarna ze berouw krijgt en haar soldaat de bons geeft.
Sommige liederen raken ook de tere snaar van het gemis, het afscheid nemen, zelfs het verlies. ‘Afscheid aan vrouw en kinderen’ laat een vader horen die bitter terugdenkt aan de warme kussen van zijn vrouw, en zich afvraagt waarom de oorlog nu moest bestaan. ‘Zijn de mensen toch van gene waarde?’
‘De Belgische soldaat’ geeft de vrees weer voor ontrouw van de achtergebleven vrouw, een populair thema. Helemaal pikdonker is ‘Twee geliefden’: een soldaat wordt verlaten door zijn lief, en uiteindelijk als kreupele oorlogsveteraan overreden door het rijtuig van de rijke rivaal.
DS, 21-08-2014 (Peter Vantyghem)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|