De ‘kathedraal van het pacifisme’ stort in
De ‘kathedraal van het pacifisme’ stort in
Op 31 juli 1914 wordt de hoop van de pacifisten brutaal de kop ingedrukt. In Parijs wordt de socialistische voorvechter voor vrede en solidariteit, Jean Jaurès, vermoord. Zijn laatste speech heeft hij zopas in Brussel gehouden.
Einde juli 1914 kunnen enkel idealisten als Jean Jaurès nog geloven dat het lokale conflict in de Balkan niet zal uitdraaien op een algehele oorlog. Op 29 juli is de Franse socialistische voorman te gast op een internationale bijeenkomst van socialisten in Brussel. Enkele uren eerder heeft Oostenrijk-Hongarije de oorlog verklaard aan Servië. Het Koninklijk Circus, de grootste Brusselse evenementenzaal, zit barstensvol militanten en ongeruste burgers. Buiten troepen nog eens duizenden samen. Eigenlijk zijn Rosa Luxemburg, Emile Vandervelde en hun Europese collega’s dan al machteloos en verdeeld – velen vinden dat ook sociaaldemocraten hun vaderland moeten verdedigen – maar in Brussel houden ze de hoop op vrede levend.
Jaurès doet in een geïmproviseerde toespraak een poging om het tij van het blinde nationalisme nog te keren. ‘We zijn hier niet om ons over te geven aan emoties, maar om onze redelijke krachten te bundelen’, zegt hij. Hij rekent op onderhandelingen en gezond verstand.
De man staat internationaal hoog in aanzien; hij is een groot redenaar en heeft altijd gepleit voor solidariteit onder de arbeiders en toenadering tussen Frankrijk en Duitsland. Hij wil vurig dat de linkse partijen en vakbonden over de grenzen heen blijven samenspannen voor vrede.
Het alternatief is gruwelijk, zegt hij die avond, in wat zijn laatste speech zal worden. ‘Als ik in onze steden gelukkige koppels zie voorbijlopen, komt het mij voor dat naast die man met kloppend hart, en naast die van moederliefde vervulde vrouw, de Dood meeloopt, die klaar staat om tevoorschijn te springen.’
Gloedvol is niet het etiket dat we vandaag nog spontaan op speeches van politici plakken. En een spontane staande ovatie associëren we met rocksterren, niet met politieke meetings. Maar in 1914 veert het publiek in het Koninklijk Circus recht voor Jean Jaurès, die zegt dat ‘de regeringsleiders het volk naar de afgrond leiden’.
In tranen
Na zijn terugkeer in Parijs krijgt hij van een lid van de regering te horen dat de oorlog onafwendbaar is. Op 31 juli probeert Jaurès Franse ministers ervan te overtuigen dat ze Rusland onder druk moeten zetten om een oorlog te voorkomen. ’s Avonds gaat hij iets drinken in zijn stamkroeg, het Café du Croissant. Eén kogel van een oorlogszuchtige nationalist volstaat. Jean Jaurès is 54.
Vandaag zou Facebook overspoeld worden. De media zouden news alert na news alert in de wereld sturen. In 1914 is het nieuws misschien trager, maar het komt even hard aan. De linkse journalist Jozef De Graeve treft op zijn krantenredactie in Gent collega’s in tranen aan. ‘Den geheelen nacht had hier de telefoon getingeld. Den ganschen spooknacht door was ze als een duizelingwekkende schok gegaan over Europa, over de wereld…, die machtelooze wanhoop brengende, onvergeeflijk misdadig idiote vernietiging van dat machtig en rusteloos en weldoend brein’, herinnert hij zich in zijn autobiografische oorlogsroman van 1919, De hel en hoe ze op aarde kwam.
De moord in Parijs roept heftiger emoties op dan de aanslag in Sarajevo. Voor velen is de illusie van de vrede definitief begraven, niets kan de oorlogslogica nog keren. Het nationalisme slaat ook toe in socialistische rangen.
Brel
Een jaar later, in 1915, in volle oorlog, is alles waar Jaurès voor stond nog hooguit een verre herinnering. Pacifisme heeft een slechte faam. Zelfs Jaurès’ zoon Louis neemt vrijwillig dienst. Hij zal in 1918 sneuvelen, 19 jaar oud.
‘Misschien, Jaurès, was het voor u zelf beter van heen te gaan. Want zoudt ge anders, twee of drie dagen later, niet de kathedraal van uw pacifisme hebben zien ineen storten? Het werk van heel uw leven zien verloren gaan? Die ontgoocheling bleef u gespaard, Jaurès. Tot uwen laatsten stond toe, mocht gij hoo*pen in den zege van uw gedachte. Zoo mocht gij sterven’, schrijft een journalist onder de schuilnaam Oompje Sam in het Algemeen Nieuwsblad op 2 augustus 1915.
Hij voorspelt dat er na de oorlog wel een monument voor Jaurès opgericht zal worden. Hij krijgt gelijk. De socialistische leider leeft voort in zowat elke Franse gemeente, als naamgever van straten en pleinen, scholen en metrostations, schaakclubs en dokterskabinetten.
Het mooiste eerbetoon zal Jaurès van een Belg krijgen. Jacques Brel bezingt hem in 1977 in een eenvoudig chanson over het lot van de arbeiders, tussen fabriek en slagveld. Ze vragen zich af ‘Pourquoi ont-ils tué Jaurès?’ Brel brengt de boodschap pakkender dan welke redenaar op welke meeting ook.
DS, 31-07-2014 (Peter Jacobs)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|