Onderwerp: Wereldoorlog I
Enkele post bekijken
  #2  
Oud 29th July 2014, 16:58
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,562
Post Rijk België, arme Belgen

Zal de uitgebuite arbeider wel vechten voor zijn vaderland?


Met de dienstplicht eist de Belgische staat dat zijn zonen zo nodig hun leven zouden offeren voor het vaderland. Maar die zonen krijgen daar bitter weinig voor terug in sociale of politieke rechten. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog is de ongelijkheid in het rijke België erg groot.



Op 29 juli 1914 krijgen de ambassadeurs in Brussel van de zes Europese grootmachten en van Nederland post van de Belgische regering. Dat het leger nu ‘op versterkte vredesvoet’ is geplaatst, wat inhoudt dat drie lichtingen dienstplichten weer zijn opgeroepen. Maar, zo gaat de rondzendbrief voort, daarmee heeft het land niets agressief in de zin, het dient alleen om de grenzen goed te kunnen bewaken.

Want dat is wat België moet doen. Het houdt zich nauwgezet aan de neutraliteit die het na zijn onafhankelijkheid als internationaal statuut kreeg opgelegd in 1839. Die neutraliteit moet het kunnen afdwingen met een eigen defensie en in geval van nood, zo beloven de grootmachten van de tijd, zullen ze dat statuut ook militair garanderen.

Maar in Brussel weet ook iedereen dat het concept waarop de neutraliteit in 1839 steunde – België als continentale bufferstaat – in 1914 inhoudsloos is geworden. Wat dan de vraag oproept wat die internationale garanties nog echt waard zijn, als ze niet langer kunnen steunen op het eigenbelang van de grootmachten.

Is het Belgische establishment vooral pro-Duits, het land houdt zich diplomatiek scrupuleus aan de neutraliteit. Het is de enige garantie van zijn soevereiniteit. Al heeft de regering weet van de erg concrete Duitse aanvalsplannen, ze posteert troepen aan alle grenzen, om naar buitenuit geen partij te kiezen in de plots fors opgelopen internationale spanningen.


Weinig rechten, veel plichten

Niet dat iemand veel te duchten heeft van dat leger. Zij die het in België economisch en politiek voor het zeggen hebben, willen daar immers geen belastingen voor betalen. Ze verschuiven de last liever naar de bevolking, via de legerdienst. Lang bleef de loting bestaan, die rijken nog de kans bood om zich daarvan vrij te kopen. Pas in 1909 volgde de persoonlijke dienstplicht van één zoon per gezin, die in 1913 werd uitgebreid.

Dat een achterhaald systeem als de loting zo lang kon blijven bestaan, geeft al aan dat de Belgische staat wel erg veel vraagt van ‘gewone’ jongemannen. Van het land krijgen die daar weinig voor terug. Van een zuiver algemeen stemrecht is geen sprake, van een garantie op een minimum aan onderwijs via de leerplicht nog maar net, van sociale rechten, laat staan een sociale zekerheid amper, van taalrechten al evenmin, zeker niet in het leger, en als arbeiders dat leger al kennen, dan is het als dat repressieapparaat dat in het recente verleden geregeld werd ingezet tegen stakingen en betogingen en dan ook met scherp schoot.

Zeker bij socialisten leeft die herinnering nog altijd voort. Zij zien het leger in zijn structuur als het zuivere spiegelbeeld van de kapitalistische macht, met al zijn ongelijkheden en onrechtvaardigheden, die niet aarzelt om dat leger tegen de eigen bevolking in te zetten als het daarmee zijn voorrechten kan vrijwaren.

Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog is België immers een land met twee gezichten. Aan de ene kant is het een economisch zwaargewicht, als het meest geïndustrialiseerde land op aarde, de vijfde economische grootmacht en het op drie na belangrijkste uitvoerland van de wereld, met een eigen kolonie – Congo, enigszins per ongeluk verworven via de vorige koning Leopold II – als kers op de taart.

Al pionierde het in de industrialisering, België loopt ook voorop in de tweede industriële revolutie. Zijn pralerige hoofdstad, de residentie van steenrijke burgerij met Waalse mijnen en fabrieken en Vlaams grootgrondbezit, meet zich nog het liefst met Parijs.


Revolutionaire stakingen

Aan de andere kant is België wel een lagelonenland en dus al veel minder ohlala. Topkaders strijken tot duizend keer meer op dan arbeiders die al gauw twaalf uur per dag moeten werken. Bij een kortere arbeidstijd verdienen Britse arbeiders tot dubbel zoveel als hun Belgische collega’s. Voor een kwart van de Belgen is honger nog een dagelijkse realiteit. In sociale wetgeving, toegang tot het onderwijs of politieke rechten loopt België ver achterop op vrijwel alle andere Europese landen.

Zal de staat dan, als de nood het hoogst is, militair wel kunnen rekenen op die bepaald niet in de watten gelegde bevolking? Het antimilitarisme bij de belangrijkste politieke tegenkracht, de sociaaldemocratie, is even traditioneel, wijdverspreid als oprecht. Maar ook tegenstrijdig, zoals de ULB-historicus Marcel Liebman in 1986 postuum aantoonde.

Van revolutionaire stakingen tegen de oorlog is, net als in de Tweede Internationale waarvan de socialistische Belgische Werkliedenpartij lid is, uiteindelijk alleen retorisch sprake. De sociaaldemocraten zijn immers reformisten, geen revolutionairen.

De socialistische ‘patron’ Emile Vandervelde, ook voorzitter van de Tweede Internationale, bevestigde in december 1911 nog in de Kamer dat zijn partij een internationale partij is, ‘die overal tegen de oorlog vecht.’ Om dan verder te gaan: ‘maar de dag dat België wordt aangevallen, zullen wij het verdedigen.’ Hoezeer dat waar is, zal spoedig kunnen blijken.


DS, 29-07-2014 (Marc Reynebeau)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden