Defaitisme is onterecht en contraproductief
De multiculturele erfzonde: iedereen racist
De huidige negativiteit over de verloren strijd tegen racisme slaat nergens op, zegt Maarten Boudry. Kijk maar naar de vooruitgang die we de voorbije decennia hebben geboekt. Maar de term racisme zodanig verruimen dat hij elke cultuurcriticus monddood maakt, zal de zaak niet vooruithelpen.
Bepaalde scènes uit 12 Years a Slave, het epos van Steve McQueen over een vrije zwarte die in 1841 ontvoerd wordt naar een zuiderse slavenstaat, zijn om fysiek misselijk van te worden. Misschien nog schokkender dan de tergend lange folteringen en de voortdurende psychische terreur, is dat deze gruwelen niet buiten elk moreel kader plaatsvonden, maar een eigen perverse morele logica kenden, die voor de moderne kijker nauwelijks te bevatten is: een zwarte is een minderwaardige levensvorm, die je naar believen kan mishandelen en vernederen, zolang het je rechtmatige bezit betreft. Moord of verminking van andermans slaaf is een misdrijf, maar alleen tegenover de slavendrijver, als schending van diens eigendom. Die misdaden tegen de mensheid werden uitgevoerd (en ondergaan) door onze eigen overgrootouders, nauwelijks enkele generaties terug.
Blootgesteld aan zoveel barbarij, slaak je een zucht van verlichting als je de zaal verlaat. Oef, dat was toen. Maar is die opluchting niet zelfgenoegzaam of naïef? Is rassenhaat wel een nachtmerrie waaruit we voorgoed ontwaakt zijn? Of sluimert het virus onderhuids voort, langs andere uitwegen en in andere gedaantes?
Bij elke meter morele vooruitgang staan er doemdenkers aan de zijlijn om te verkondigen dat a) de neergang ons dra opwacht, of b) het nog nooit zo slecht geweest is. Soms ook beide. Enig defaitisme is ook de bestrijders van racisme niet vreemd. Activiste Rachida Aziz gooide op deze pagina’s de handdoek in de ring: ze is ‘moegestreden’ en ‘gelooft er niet meer in’ (DS 27 juni) . Racisme zit nu eenmaal ‘diep ingebakken in onze samenleving’. Deze krant besteedde vorig jaar een heel dossier aan racisme, en sindsdien al ettelijke opiniestukken, maar volgens Orlando Verde op KifKif zijn onze kranten ‘blind voor racisme’. VRT-journalist Peter Verlinden waarschuwt voor de ‘dreigende terreur van het racisme’. Ook bij onze noorderburen, aldus opiniemaker Zihni Özdil, gaan ze ten onder aan de woekerende rassenhaat: ‘Vergeet maatschappelijke betrokkenheid. Dit land is niet meer te redden.’
De komende decennia, zo schrijft Aziz, moeten we geen glimp van hoop verwachten. Decennia! Draai de klok enkele decennia terug en we kenden nog raciale segregatie, apartheid en raciale pogroms in de westerse wereld. Nog een paar decennia daarvoor werd de grootste raciale genocide uit de geschiedenis uitgevoerd in het hart van de Europese beschaving. En over enkele decennia zouden wij geen oplossing vinden voor pakweg het perceptieprobleem van een aangebrande folklore-figuur (ik hoef hem niet te noemen), of de discriminatie op de arbeidsmarkt?
Morele ophoging
De lange klim van het verleden, zo schreef H.G. Wells, logenstraft onze wanhoop. Denk aan de rechtenrevolutie, de wereldwijde illegalisering van slavernij sinds 1981, en de afschaffing van raciale segregatie. De afgrond gaapt niet voor, maar achter ons. Hoe meer misstanden we uit de weg ruimen, hoe hoger we onze morele standaarden kunnen opschroeven. Een harlekijn met schoensmeer die vroeger nog op schouderophalen werd onthaald, wekt vandaag verontwaardiging op. Die normatieve ophoging, zoals de socioloog Gabriël van den Brink ze noemt, valt op zich toe te juichen, zolang ze niet ontaardt in een obsessie met symbolen en pekelzonden, ten nadele van echte misstanden.
Wellicht zullen ook wij onze achterkleinkinderen op onze beurt beschamen met onze 21ste-eeuwse barbarijen. Maar waarom moet die verhoogde gevoeligheid gepaard gaan met een stuitend defaitisme? Hoe komt het dat de morele vooruitgang, waarvan die verhoogde gevoeligheid het meest trefzekere symptoom is, geen aanleiding geeft tot optimisme? Vanwaar de mantra dat Vlaanderen een ‘racistische’ samenleving is? Racistischer dan vijftig jaar geleden? Belabberder dan Noorwegen, Namibië of Nicaragua?
Relatief racisme?
Inkt en vitriool vloeiden al in gelijke mate over de stelling dat ‘racisme relatief is’. Filosofen fileren graag concepten, dus staat u me even toe. Racisme of raciale discriminatie is volgens de definitie van de VN de discriminatie, benadeling of uitsluiting van mensen op basis van huidskleur, etnie of afkomst. Die praktijk, welke naam ze ook draagt, verdient geen enkele relativering, net zomin als de denkbeelden waaraan ze ontsproten is. Racisme is absoluut verfoeilijk. Niet alleen heeft het wetenschappelijk geen enkele basis, het is moreel verwerpelijk en verantwoordelijk voor de bloederigste bladzijden uit de geschiedenis.
Een ander paar mouwen is de perceptie van ‘racisme’, de toepassing van een absoluut helder theoretisch begrip in de echte wereld. Wanneer zijn onze oordelen over elkaar etnisch gekleurd? Iemand die volhoudt dat ‘racisme’ ook in die zin niet relatief kan zijn, heeft het eerste normatieve begrip in onze taal ontdekt dat tegen misbruik bestand is. Elke pejoratief concept veroorzaakt collateral damage: waar met vingers wordt gewezen, worden op den duur onschuldigen geviseerd. Dat geldt net zozeer voor ‘politieke correctheid’, de Nemesis van ‘racisme’ in ons multiculturele taalspel. Zou iemand eraan twijfelen dat de dooddoener van de ‘politieke correctheid’ bijwijlen wordt rondgeslingerd om onfrisse denkbeelden af te dekken?
Basale rassenhaat, of de gedachte aan een hiërarchie in de raciale ontwikkeling, kent een onmiskenbare neergang. Wie daaraan twijfelt, bekijke de statistieken over racisme in Steven Pinkers magnum opus The better angels of our nature. In 1965 was 75 procent van de blanke Amerikanen nog gekant tegen interraciale huwelijken, en gaf 30 procent nog aan de ze zouden verhuizen als er een zwarte familie naast de deur kwam wonen. Die cijfers zijn sindsdien in vrije val.
In plaats van die afname aan openlijk racisme toe te juichen, houden zwartkijkers vol dat de ziekte nu onderhuids, subtieler en dus gevaarlijker is. Ter vervulling van hun eigen pessimisme, hebben ze het begrip ‘racisme’ semantisch opgerekt tot elke vorm van kritiek op vreemde culturele praktijken. Racisme is niet alleen discriminatie op basis van huidkleur of afkomst, zo werd beschikt in academische cenakels, maar elke vorm van angst voor het ‘Andere’. Dat Nieuwe Racisme, bedacht door de marxistische academicus Martin Barker, werd sindsdien omgedoopt tot de onzinnige miskleun ‘cultureel racisme’. Wie een cultuur of religie minderwaardig vindt, omdat ze bijvoorbeeld vrouwen als tweederangsburgers behandelt, is nu van hetzelfde schorem als de blanke suprematist. Die semantische inflatie, gekoppeld aan de cultuur van vermoeiende zelfkastijding, is nu zover doorgedreven dat ze zichzelf in de staart heeft gebeten. De stelling dat ‘racisme diepgeworteld is in onze samenleving’, is immers zelf racistisch volgens de eigen opgerekte definitie. Pleiten voor overheidsneutraliteit aan het loket is nu een ‘vermomd racisme’ (Bruno Tobback). Multiculturele bakfietsbobo’s zijn ‘betuttelracisten’ omdat hun pleidooi voor diversiteit raciale segregatie in de hand werkt (Zihni Özdil). Luckas Vander Taelen en Tom Naegels zijn eveneens racisten, omdat ze respectievelijk aandurven om problemen met allochtone jongeren aan te kaarten, en de heisa rond Zwarte Piet te temperen (Omar Ba & Maryam H’Madoun van Kifkif). Ziehier de multiculturele erfzonde: wie zonder rassenhaat is, werpe de eerste steen. Dyab Abou Jahjah (DS 27 juni) schrijft terecht dat we onze morele categorieën beter moeten afbakenen, maar springt vervolgens zelf slordig om met het onderscheid tussen racisme, discriminatie en scherpe cultuurkritiek.
Botsing der culturen
Waar komt de semantische miskleun ‘cultureel racisme’ dan vandaan? De culturele en etnische breuklijnen in onze samenleving, zo wil een ongelukkig toeval, vallen gedeeltelijk met elkaar samen. De intrede van de islam in het bijzonder heeft een schokgolf teweeggebracht in onze grotendeels geseculariseerde samenleving. En de jongste loot aan de monotheïstische boom kampt wel degelijk met een imagoprobleem. De meerderheid van moslims treft daar geen schuld aan, maar zowel gematigden als radicalen beroepen zich op dezelfde heilige teksten en hanteren soortgelijke symbolen. Dat zoiets roet zou strooien in het multiculturele sprookje, stond in de sterren geschreven.
Authentieke rassenhaat kan zich verschuilen achter een anti-islamdiscours, zoals bij Vlaams Belang. Progressieve stemmen deinzen ervoor terug om een vreemde godsdienst aan te pakken, zoals ze dat destijds met het christendom deden, uit angst om in de verdomhoek van het racisme geduwd te worden. Die dynamiek is zelfvervullend: ten langen leste wordt de kritiek op ‘vreemde’ culturen en religies overgelaten aan hen die religiekritiek als dekmantel gebruiken om hun vreemdelingenhaat de vrije loop te laten. Gematigde moslims voelen zich gediscrimineerd, en fundamentalisten gebruiken onze heilige schrik voor racisme als een schild om hun ideologie straffeloos te propageren. Als de blanke bekeerlingen die naar Syrië zijn gaan strijden één onwillekeurige verdienste hebben, is het dat ze aantonen dat de legitieme kritiek op de fundamentalistische islam niets met huidskleur te maken heeft. Het islamitisch jihadisme is een toxische ideologie, ongeacht wie haar aanhangt.
Die groeipijnen van onze multiculturele samenleving toeschrijven aan een onuitroeibaar ‘racisme’ helpt ons geen meter vooruit. We moeten onze morele categorieën afbakenen. Harde kritiek op vreemde culturen, tenzij die een schaamlapje is voor racisme, is onmisbaar in een vrije samenleving. Iedereen heeft het recht om een cultuur achterlijk of vrouwonvriendelijk te noemen, of om te beweren dat racisme diepgeworteld is in de Vlaamse cultuur. Zolang hij daar geen biologische verschillen aan verbindt, heeft dat niets met racisme te maken.
Strange fruit
In plaats van naar onheilsprofeten te luisteren, zouden we beter onze blik scherp stellen en concrete maatregelen nemen om rassendiscriminatie nog verder terug te dringen. Praktijktests aan de ingang van discotheken of anonieme sollicitaties zijn uitstekende oplossingen om subtiel racisme op te sporen. (Dan moeten we wel dringend ons postmoderne narcisme om onze teergekoesterde privacy laten varen.) Maar laten we ook onze morele blik scherp houden, en de vrije meningsuiting niet beknotten door harde kritiek op culturele praktijken en ideeën te bezoedelen met het begrip ‘racisme’. En laten we vooral bedenken waar we vandaan komen. Nog geen eeuw geleden poseerden hele blanke dorpen, met een triomfantelijk brede glimlach, naast het bengelende lijk van de zwarte die ze zonet gelyncht hadden (‘Strange fruit hanging from the poplar trees’). Sommigen etaleerden stoffelijke overschotten – vingers, oren, genitalia – als macabere trofeeën in hun huiskamer, ter vermaak van familie en bezoekers.
Wie meent dat de strijd tegen racisme vruchteloos is, of dat onze samenleving de geschiedenisboeken zal ingaan als een pandemonium van rassenhaat, heeft een totaal gebrek aan historisch besef en ethisch perspectief. We moeten kleurenblind worden, maar niet moreel blind.
DS, 28-06-2014 (Maarten Boudry)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|