Elke lidstaat zijn normen en waarden?
Elke lidstaat zijn normen en waarden?
Dat Mark Demesmaeker de Europese resolutie tegen homofobie aangrijpt om een punt te maken over subsidiariteit is niet alleen erg ongelukkig gekozen, het is bovendien een non-argument, zegt Koen Lemmens.
Door de heisa rond de homofobie in Rusland en het protest op de Winterspelen, verloren we bijna uit het oog dat het Europees Parlement op 4 februari 2014 een resolutie aangenomen heeft, waarin het aandringt op een stappenplan om een einde te maken aan homofobie en discriminatie op grond van gender of seksuele oriëntatie. De opvallende onthouding van Europees Parlementslid Mark Demesmaeker (N-VA) vestigde de aandacht op de resolutie (DS 7 februari) . Guy Verhofstadt reageerde in een persmededeling scherp en argumenteerde dat ‘mensenrechten niet worden begrensd door subsidiariteit’. Beide standpunten zijn echter voor kritiek vatbaar.
Ik begrijp dat Demesmaekers onthouding oprecht niet is ingegeven door homofobie, maar wel door een bekommernis om subsidiariteit. Volgens Demesmaeker zou de EU zich met deze resolutie immers inlaten met bevoegdheden van de lidstaten. Maar juridisch is die argumentatie weinig overtuigend. Ten eerste is de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en de lidstaten geregeld in verdragen en met een simpele resolutie kan het Europees Parlement hieraan niets wijzigen. Maar, belangrijker, de resolutie erkent uitdrukkelijk dat de bescherming van fundamentele rechten een gezamenlijke aangelegenheid is van de Unie en de lidstaten. Het Parlement roept de lidstaten, de EU en de gespecialiseerde agentschappen op om samen een strategie uit te werken om de LGTBI-gemeenschap (lesbian, gay, trans, bisexual and intersex) te beschermen. Het is dus volslagen onduidelijk hoe deze resolutie de subsidiariteit zou miskennen. Er kan (terechte) kritiek worden gegeven op de resolutie, maar dan moeten we het debat ten gronde aangaan in plaats van ons te focussen op een argument als subsidiariteit.
Contextgebonden mensenrechten
De verontwaardiging van Guy Verhofstadt is begrijpelijk, maar hij vergaloppeert zich als hij stelt dat mensenrechten niet begrensd worden door subsidiariteit. Met die stelling neemt hij een ferm, en eerbiedwaardig, standpunt in in de controverse tussen universalisten en relativisten. Om het wat scherp te stellen: de universalisten verdedigen de stelling dat mensenrechten overal onverkort gelden. De relativisten wijzen erop dat mensenrechten contextgebonden culturele constructies zijn. Zij pleiten voor een lokale invulling van mensenrechten. Het Europese continent baseert zich op het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, waarop het Europees Hof voor de Rechten van de Mens toezicht houdt. Het Verdrag is van toepassing in 47 staten.
Ook dat Hof heeft ervaren dat zelfs binnen eenzelfde continent mensenrechten op een verschillende wijze worden geconcipieerd, afhankelijk van religieuze, culturele, sociale en politieke tradities. Het Hof heeft in zijn rechtspraak dan ook vrij snel de zogenoemde ‘nationale appreciatiemarge’ ingevoerd. De gedachte was dat staten soms beter geplaatst zijn dan het Hof om te oordelen of bepaalde praktijken al dan niet de mensenrechten schenden. Met andere woorden, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft zélf de subsidiariteitstoets in het mensenrechtenverhaal binnengebracht. Zo bestaat er niet in heel Europa een consensus over de mate waarin goede zeden de persvrijheid kunnen beperken, over de verhouding tussen kerk en staat, of over de toelaatbaarheid van abortus.
De klok terugdraaien
Het is moeilijk om het gebruik van subsidiariteit te beoordelen. Het is goed dat lokale gevoeligheden in rekening worden gebracht. Maar we zien ook, nu Straatsburg onder vuur ligt wegens een te centralistische en progressieve houding, dat steeds meer staten teruggrijpen naar subsidiariteit om een agenda van ‘traditionele waarden’ door te drukken, vaak ten koste van de rechten van minderheden of zwakkere groepen.
Het is precies dat wat Poetin en de zijnen momenteel doen. Onder het mom van lokale verscheidenheid verdedigen zij stellingen in verband met de rechten van holebi’s die regelrecht ingaan tegen de mensenrechten zoals zij zich de afgelopen decennia in Europa hebben ontwikkeld. Ook andere staten zitten op vinkenslag om de klok terug te draaien. Het Europees Parlement ziet de bui hangen en riep al op om op te treden. Dat Demesmaeker het thema van de holebirechten uitgekozen heeft om een punt over subsidiariteit te maken, is in het licht van wat er zich momenteel afspeelt in Rusland, maar ook in EU-lidstaten zoals Griekenland, een zeer ongelukkig signaal.
Koen Lemmens, hoofddocent mensenrechten KU Leuven
DS, 11-02-2014
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|