Nog te veel angst voor ICT op school
Aantal computers op scholen stijgt, maar leraren gebruiken het amper meer dan vroeger
Het aantal computers, laptops en tablets in basis- en secundaire scholen is er de afgelopen vijf jaar op vooruitgegaan. En toch gebruiken leraren nauwelijks vaker ICT tijdens de les. Dat blijkt uit het vijfjaarlijkse onderzoek ‘Monitor voor ICT-integratie in het Vlaamse onderwijs’ waaraan 741 scholen in 2012 deelnamen.
We hebben steeds meer computers
Het aantal computers, laptops en tablets is toegenomen ten opzichte van vijf jaar geleden. Een gemiddelde Vlaamse secundaire school heeft 57 computers, laptops of tablets per 100 leerlingen. In het buitengewoon secundair zijn er dat 31 per honderd leerlingen. In het gewoon basisonderwijs zijn er 17 computers per honderd leerlingen, in het buitengewoon basisonderwijs zijn dat er 36.
Computers worden ouder
Meer dan de helft van de computers in het basis- en buitengewoon secundair onderwijs is meer dan vier jaar oud. Enkel in het gewoon secundair onderwijs zijn er meer recente computers in 2012 dan in 2008. Leraren basisonderwijs zijn ook minder tevreden met het aanbod en de kwaliteit van de ICT-infrastructuur dan vijf jaar geleden.
Tablets blijven een uitzondering
Slechts een op de tien secundaire scholen heeft meer dan tien tablets voor educatief gebruik. In het basisonderwijs is dat slechts 3,2 procent.
Niet alle leraren gebruiken regelmatig een computer
In het lager onderwijs gebruikt 4 procent van de leraren nooit een computer tijdens de les, in het secundair onderwijs is dat 13 procent. In het lager onderwijs gebruikt iets meer dan de helft van de leraren de computer geregeld tijdens de les. In het secundair is dat slechts een op de drie. De helft van de leraren secundair gebruikt ICT slechts een paar keer per jaar in de les.
Leraren kijken positief naar ICT
Leraren zien in dat een computer gebruiken nuttig, gemakkelijk en belangrijk is. Leraren van het gewoon lager en secundair onderwijs vinden zichzelf bekwaam genoeg om met ICT te werken, vooral als het gaat om lessen voorbereiden en communiceren. Hun pedagogisch-didactische competenties om ICT in te zetten voor klasmanagement en om te evalueren schatten ze het laagste in. Een Vlaamse leraar volgde de voorbije vijf jaar gemiddeld twee ICT-nascholingen in het gewoon lager onderwijs, drie in het secundair.
Thuis meer dan in de klas
Bijna alle Vlaamse leerlingen – 98,7 procent in het lager en 99,4 procent in het secundair onderwijs – hebben thuis een computer met internet. Maar ze gebruiken ICT voor hun vrije tijd en schoolwerk thuis veel meer dan in de klas.
Meer dan hard- en software
“Een goed uitgewerkt beleid gaat verder dan het aankopen van hard- en software”, reageert Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet. “Ik stel vast dat het schoentje vooral knelt bij de ICT-integratie in de klas. Met de digitalisering die over een paar jaar op volle toeren zal draaien, moeten we leraren en leerlingen klaarstomen voor digitale maatschappij van morgen.” Lees het volledige persbericht.
bron:
http://www.klasse.be/leraren/40547/...an-de-computer/
datum:29/11/2013
mening:
Ik begrijp ergens de angst voor ICT wel. Sommige leerkrachten staan al zoveel jaren voor de klas en hebben er gewoon nooit mee leren werken. Ze zijn nog niet vertrouwd met alle snufjes. Natuurlijk moeten ze hier wel iets aan doen. Lessen kunnen zoveel interessanter gemaakt worden als er ICT wordt geďntegreerd. Dit spreekt leerlingen ook meer aan. Als we ICT integreren, kunnen we op een gemakkelijke manier afwisseling brengen met filmpjes, afbeeldingen... Ik denk dat er zeker een meerwaarde schuilt in de integratie van ICT. Ik vind dan ook dat er meer bijscholingen moeten zijn, zodat leerkrachten zicht vertrouwd voelen met ICT. Het moet ook echt op de maat van de leerkracht zijn, daar bedoel ik mee dat het realistisch moet zijn. Leerkrachten hebben niet de tijd om 's avonds nog drie uur achter hun computer te zitten om een powerpoint te maken.
Ik denk dus zeker dat ICT meer aan bod mag komen tijdens de les, want het spreekt leerlingen aan en je kan lesinhouden concreter maken en meteen inspelen op de leefwereld van de jongeren. In het begin moeten leerkrachten er tijd in steken, maar eens ze een basis hebben en weten hoe ze zoiets kunnen maken, gaan ze het waarschijnlijk meer gebruiken. Leerkrachten kunnen per vak ook samenwerken. De leerinhouden kunnen worden opgesplitst, zo wint iedereen er bij.